Einde inhoudsopgave
Besluit geruisloze terugkeer (art. 14c Wet op de vennootschapsbelasting 1969)
3.5.2 Welke verliezen gaan mee naar de inkomstenbelasting
Geldend
Geldend vanaf 10-11-2018. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 02-10-2018
- Bronpublicatie:
02-10-2018, Stcrt. 2018, 62988 (uitgifte: 09-11-2018, regelingnummer: 2018/99281)
- Inwerkingtreding
10-11-2018, terugwerkend tot: 02-10-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-10-2018, Stcrt. 2018, 62988 (uitgifte: 09-11-2018, regelingnummer: 2018/99281)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Geruisloze terugkeer
Inkomstenbelasting / Aanmerkelijk belang (box 2)
Inkomstenbelasting / Winst
De wetgever wil voorkomen dat door de ontbinding van de vennootschap onverrekend gebleven verliezen verloren gaan.1. De onverrekend gebleven verliezen van de ontbonden vennootschap worden daarom aangemerkt als ondernemingsverliezen van de voortzettende aandeelhouders, voor zover geleden binnen de voortgezette onderneming en voor een bepaald wettelijk percentage.
Eerder beleid2. nam als uitgangspunt dat deze overgang van verliezen naar de inkomstenbelasting alleen zou gelden voor de verliezen die voorwaarts te verrekenen zijn voorafgaand aan het overgangstijdstip. Dit hield in dat bij een geruisloze terugkeer met ingang van bijvoorbeeld 1 juni 2018 alleen de per ultimo 2017 voorwaarts te verrekenen verliezen in aanmerking kwamen voor de overgang naar de inkomstenbelasting. Verliezen geleden in het boekjaar dat op het overgangstijdstip nog niet was geëindigd waren niet aan te merken als voorwaarts verrekenbare verliezen in de zin van artikel 14c Wet Vpb. In voorkomende gevallen werd beoordeeld in hoeverre zich hierdoor onbillijkheden van overwegende aard voordeden die aanleiding zouden geven tot toepassing van de hardheidsclausule. Het eventueel in het slotjaar 2018 geleden verlies kwam dan niet in aanmerking voor overgang naar de inkomstenbelasting, ook niet voor zover dat is ontstaan binnen de door de aandeelhouders voortgezette onderneming.
Zowel tekst van de wet als de bedoeling – het tegengaan van verliesverdamping – staan toe dat alle verliezen die door ontbinding van de vennootschap onverrekend blijven, worden aangemerkt als ondernemingsverliezen van de voortzettende aandeelhouders, voor zover de verliezen zijn geleden binnen de voortgezette onderneming en voor het wettelijk bepaalde percentage van art 14c, derde lid, Wet Vpb. In het voorbeeld van de vorige alinea komt dus ook het vennootschapsverlies 2018 dat is geleden na het overgangstijdstip in aanmerking voor overgang naar de inkomstenbelasting (voor zover geleden in de voortgezette onderneming en voor het wettelijke percentage).
Het voorgaande beleidsbesluit noemde als vergelijkbaar probleem de situatie waarin een stamrechtverplichting na het overgangstijdstip werd overgedragen aan een verzekeraar. Ook dan ontstaat een te verrekenen verlies (voor zover overig positief resultaat ontbreekt) dat niet vatbaar is voor overgang naar de inkomstenbelasting, als alleen verliezen van vóór het overgangstijdstip hiervoor in aanmerking komen. Voorgaande betekent dat ook het verlies uit overdracht van de stamrechtverplichting geleden na het overgangstijdstip in aanmerking komt voor overgang naar de inkomstenbelasting (voor het wettelijke percentage en voor zover overig positief resultaat ontbreekt).