Einde inhoudsopgave
Besluit geruisloze terugkeer (art. 14c Wet op de vennootschapsbelasting 1969)
7 Beschikking vaststelling terugkeerreserve
Geldend
Geldend vanaf 10-11-2018. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 02-10-2018
- Bronpublicatie:
02-10-2018, Stcrt. 2018, 62988 (uitgifte: 09-11-2018, regelingnummer: 2018/99281)
- Inwerkingtreding
10-11-2018, terugwerkend tot: 02-10-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-10-2018, Stcrt. 2018, 62988 (uitgifte: 09-11-2018, regelingnummer: 2018/99281)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Geruisloze terugkeer
Inkomstenbelasting / Aanmerkelijk belang (box 2)
Inkomstenbelasting / Winst
Als artikel 14c Wet Vpb wordt toegepast, wordt op grond van artikel 3.54a, eerste lid, Wet IB 2001 een terugkeerreserve gevormd op de balans(en) van de voortzettende aandeelhouder(s). De inspecteur die is belast met de aanslagregeling van (de) voortzettende aandeelhouder(s) stelt het bedrag van de terugkeerreserve bij beschikking vast op grond van artikel 3.54a, vijfde lid, van de Wet IB 2001. Hij doet dit met inachtneming van de standaardvoorwaarden voor de toepassing van artikel 14c Wet Vpb. Hij neemt de beschikking niet eerder dan dat:
- –
de aanslag inkomstenbelasting van de desbetreffende aandeelhouder over het jaar waarin het overgangstijdstip onherroepelijk vaststaat;
- –
alle voortzettende aandeelhouders de voorwaarden hebben aanvaard die in de beschikking op grond van artikel 14c Wet Vpb zijn gesteld;
- –
alle aanslagen vennootschapsbelasting over de boekjaren voorafgaand aan het overgangstijdstip onherroepelijk vaststaan;
- –
de aanslag vennootschapsbelasting over het boekjaar waarin het overgangstijdstip ligt onherroepelijk vaststaat, als het overgangstijdstip niet is vastgesteld op de eerste dag van het boekjaar van de vennootschap.
Een modelbeschikking is bijgevoegd als bijlage 4.