Einde inhoudsopgave
Besluit geruisloze terugkeer (art. 14c Wet op de vennootschapsbelasting 1969)
3.5.4 Voortgezette onderneming meer dan onderneming vennootschap. Toepassing artikel 3.150, zevende lid, Wet IB 2001
Geldend
Geldend vanaf 10-11-2018. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 02-10-2018
- Bronpublicatie:
02-10-2018, Stcrt. 2018, 62988 (uitgifte: 09-11-2018, regelingnummer: 2018/99281)
- Inwerkingtreding
10-11-2018, terugwerkend tot: 02-10-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-10-2018, Stcrt. 2018, 62988 (uitgifte: 09-11-2018, regelingnummer: 2018/99281)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Geruisloze terugkeer
Inkomstenbelasting / Aanmerkelijk belang (box 2)
Inkomstenbelasting / Winst
In artikel 3.150, zevende lid, Wet IB 2001 is de verrekening van het verlies dat op grond van de geruisloze terugkeer bij de voortzettende aandeelhouder in aanmerking mag worden genomen, beperkt tot de winst uit de voortgezette onderneming. Als na de terugkeer de onderneming van de vennootschap en een reeds voor het overgangstijdstip door de voortzettende aandeelhouder gedreven onderneming tot dezelfde subjectieve onderneming gaan behoren, geldt voor de verliesverrekening het volgende. Ter illustratie wordt uitgegaan van een commanditaire vennootschap met de vennootschap als commandite en de aandeelhouder als beherend vennoot.
De door de aandeelhouder als beherend vennoot vóór het overgangstijdstip genoten winst is geen winst uit de voortgezette onderneming als bedoeld in artikel 3.150, zevende lid, Wet IB 2001, omdat deze winst voorafgaande aan de voortzetting is gerealiseerd. Hierdoor zijn de bij de voortzettende aandeelhouder in aanmerking te nemen verliezen van de vennootschap niet verrekenbaar met winsten uit jaren voorafgaande aan het overgangstijdstip.
Na de geruisloze terugkeer gaan de voortgezette commanditaire deelname van de vennootschap en de door de voortzettende aandeelhouder als beherende vennoot gedreven onderneming behoren tot dezelfde subjectieve onderneming van de voortzettende aandeelhouder. Het verlies dat op grond van de geruisloze terugkeer bij de voortzettende aandeelhouder in aanmerking mag worden genomen, is vanaf het overgangstijdstip verrekenbaar met de volledige winst van de subjectieve onderneming zoals deze door de geruisloze terugkeer is ontstaan.