Art. 425 lid 3 onder c Sv jo art. 3 onder j Regeling aantekening mondeling vonnis door politierechter, kinderrechter, economische politierechter, de kantonrechter en de enkelvoudige kamer voor behandeling van strafzaken in hoger beroep d.d. 2 oktober 1996, bezien in het licht van HR 19 juni 2007, LJN BB0422, r.o.v. 3.4.
HR, 29-06-2010, nr. 08/01574
ECLI:NL:HR:2010:BL8747
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
29-06-2010
- Zaaknummer
08/01574
- Conclusie
Mr. Knigge
- LJN
BL8747
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BL8747, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 29‑06‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BL8747
ECLI:NL:PHR:2010:BL8747, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑03‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BL8747
- Vindplaatsen
Uitspraak 29‑06‑2010
Inhoudsindicatie
De strafmotivering voldoet niet aan de eisen van art. 359.6 Sv en t.a.v. de verbeurdverklaring is niet vastgesteld of aan de eisen daarvoor is voldaan.
29 juni 2010
Strafkamer
nr. 08/01574
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 27 september 2007, nummer 21/004586-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E. Maessen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de strafoplegging en de beslissing tot verbeurdverklaring en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt over de strafmotivering.
2.2. Het Hof heeft ten aanzien van de opgelegde straf het volgende overwogen:
"Opgelegde straf en vermelding van de bijzondere redenen die de straf hebben bepaald.
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
Veroordeelt verdachte tot hechtenis voor de duur van 3 (drie) weken.
Deze strafoplegging is in overeenstemming met de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken."
2.3. Die overwegingen bevatten, in strijd met het zesde lid van art. 359 Sv, geen opgave van de redenen die in het bijzonder hebben geleid tot de keuze van het opleggen van een vrijheidsbenemende straf.
2.4. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt over de motivering van de verbeurdverklaring.
3.2. Het Hof heeft ten aanzien van de verbeurdverklaring het volgende overwogen:
"Bijkomende beslissingen
(...)
Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een personenauto, gekentekend [AA-00-BB], merk Opel type Kadett."
3.3. Het Hof heeft in de bestreden uitspraak niet vastgesteld dat aan de voorwaarden voor verbeurdverklaring is voldaan. De verbeurdverklaring is daarom niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.4. Het middel slaagt.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging met inbegrip van de verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten "een personenauto, gekentekend [AA-00-BB], merk Opel type Kadett";
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 29 juni 2010.
Conclusie 16‑03‑2010
Mr. Knigge
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof te Arnhem, Enkelvoudige Kamer, heeft bij arrest van 27 september 2007 het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Almelo van 2 november 2006 vernietigd en verdachte bij verstek veroordeeld wegens ‘Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak’ tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken en wegens ‘Overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994’ tot hechtenis voor de duur van drie weken. Voorts heeft het Hof een inbeslaggenomen personenauto verbeurd verklaard, zoals nader in het arrest bepaald.
2.
Namens verdachte is cassatieberoep ingesteld. Mr. E. Maessen, advocaat te Maastricht, heeft namens verdachte bij schriftuur twee middelen van cassatie voorgesteld.
3.
Het eerste middel klaagt dat het Hof in strijd met art. 359 lid 6 Sv heeft verzuimd om in de Aantekening van het mondeling arrest in het bijzonder de redenen op te geven die hebben geleid tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en onvoorwaardelijke hechtenis.
4.
De Aantekening van het mondeling vonnis zoals opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 september 2007 luidt, onder het kopje ‘Opgelegde straf en vermelding van de bijzondere redenen die de straf hebben bepaald’:
‘ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
Veroordeelt verdachte tot hechtenis voor de duur van 3 (drie) weken.
Deze strafoplegging is in overeenstemming met de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.’
5.
Uit het bovenstaande blijkt dat het Hof een standaardmotivering heeft gehanteerd, waaruit niet blijkt op welke gronden het Hof van oordeel is dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Dit betekent dat het Hof aan de motiveringeis ex art. 359 lid 6 Sv, dat van toepassing moet worden geacht in geval van een Aantekening van het mondeling arrest,1. niet heeft voldaan.2. Dat het Hof acht heeft geslagen op de persoon van verdachte en ter terechtzitting de korte inhoud heeft meegedeeld van een de verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister maakt dit niet anders. Door het ontbreken van een toereikende strafmotivering lijdt de bestreden uitspraak aan nietigheid.
6.
Derhalve slaagt het middel.
7.
Het tweede middel klaagt dat het Hof de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen auto onvoldoende heeft gemotiveerd.
8.
Voor zover voor de beoordeling van dit middel van belang, houdt de Aantekening van het mondeling vonnis het volgende in:
‘Bijkomende beslissingen
…
Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een personenauto, gekentekend [AA-00-BB], merk Opel type Kadett.’
9.
Nu het Hof niet heeft aangegeven wat de relatie tussen de bedoelde auto en het bewezenverklaarde is en aan wie de auto toebehoort, heeft hij er geen blijk van gegeven te hebben vastgesteld dat aan de voorwaarden voor verbeurdverklaring ex art. 33a Sr. is voldaan.3. De verbeurdverklaring is mitsdien niet naar de eisen der wet met redenen omkleed.4. Derhalve slaagt het middel.
10.
Beide middelen slagen.
11.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
12.
Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad het bestreden arrest zal vernietigen voor zover het de strafoplegging en de beslissing tot verbeurdverklaring betreft en voorts tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 16‑03‑2010
Vgl. HR 9 december 2008, NJ 2009, 226 m.nt. Y. Buruma; HR 25 september 2007, LJN BA7665; HR 3 juli 2007, LJN BA3133.
Zie ook noot 2.
De onderhavige zaak verschilt hierin van de casus die ten grondslag ligt aan HR 16 oktober 2007, LJN BB2952, door de steller van het middel aangehaald, dat in casu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de beide bewezenverklaarde feiten met behulp van de inbeslaggenomen auto is begaan (een grond voor verbeurdverklaring ex art. 33a lid 1 sub c). Uit hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken volgt echter niet zonder meer dat die auto toebehoort aan verdachte of een derde als bedoeld in art. 33a lid 2 sub a Sr. Evenmin blijkt uit het onderzoek dat niet kan worden vastgesteld aan wie de auto toebehoort.