Bedrijfsopvolging bij natuurlijke personen
Einde inhoudsopgave
Bedrijfsopvolging bij natuurlijke personen (FM nr. 141) 2013/4.2.4.2.e:4.2.4.2.e Doelmatigheid
Bedrijfsopvolging bij natuurlijke personen (FM nr. 141) 2013/4.2.4.2.e
4.2.4.2.e Doelmatigheid
Documentgegevens:
Dr. Y.M Tigelaar-Klootwijk, datum 01-09-2013
- Datum
01-09-2013
- Auteur
Dr. Y.M Tigelaar-Klootwijk
- JCDI
JCDI:ADS349144:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Naar mijn mening is de toetsing van art. 4.17 Wet IB 2001 aan doelmatigheid van een andere orde dan die van art. 4.17a, 4.17b en 4.17c Wet IB 2001. Het is van oudsher niet de bedoeling tot heffing over te gaan als een huwelijksgemeenschap wordt ontbonden.1 Dit is met ingang van 1 januari 2010 anders als de huwelijksgemeenschap wordt ontbonden als gevolg van overlijden maar dan alleen voor zover de waarde van de aandelen ziet op beleggingsvermogen. Als uitgangspunt geldt derhalve dat de wetgever niet tot heffing wil overgaan als de huwelijksgemeenschap bij leven wordt ontbonden. In die zin kan worden gezegd dat art. 4.17 Wet IB 2001 doelmatig is. In paragraaf 4.2.4.2.c is evenwel aan de orde gekomen dat art. 4.17 Wet IB 2001 een verstorende werking kan hebben, omdat voor deze bepaling geen onderscheid wordt gemaakt tussen ondernemings- en beleggingsvermogen. Partijen zouden ervoor kunnen kiezen in het zicht van overlijden de huwelijksgemeenschap reeds bij leven te ontbinden. Naar mijn mening is dit vooral aan de orde voor zover de waarde van de aandelen betrekking heeft op beleggingsvermogen. Voor zover het ondernemingsvermogen betreft, kan de ab-houder ervoor kiezen de langstlevende als erfgenaam te benoemen. Er bestaat dan geen noodzaak al tijdens leven de huwelijksgemeenschap te ontbinden. Ten aanzien van het beleggingsvermogen ben ik van mening dat de verstorende werking van art. 4.17 Wet IB 2001 de doelmatigheid van de bepaling negatief beïnvloedt. Partijen moeten kosten maken om de faciliteit te kunnen benutten, terwijl de regering van mening is dat een overgang tussen echtgenoten niet moet worden gezien als een bedrijfsoverdracht.2 Dit zou bij overlijden van één van de echtgenoten niet anders moeten zijn. Door een onderscheid te maken tussen de ontbinding van een huwelijksgemeenschap bij leven en bij overlijden is de regeling nodeloos ingewikkeld. Dit beïnvloedt de doelmatigheid negatief.
Bij de toetsing aan doelmatigheid is verder relevant dat art. 4.17 Wet IB 2001 een automatische doorschuifbepaling is. Dit betekent dat geen kosten behoeven te worden gemaakt om een verzoek tot doorschuiving te doen. Overigens ben ik van mening dat een dergelijk verzoek qua kosten geen zware belemmering is en als zodanig aanvaardbaar zou zijn. Daarnaast kan op grond van art. 4.38 Wet IB 2001 nog worden verzocht om de fiscale claim te voldoen.