RvdW 2016/802:1) Het Unierecht moet aldus worden uitgelegd dat: – de uitlegging van door de overgenomen vennootschap afgesloten leningsovereenkomsten als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, de nakoming van de uit die overeenkomsten voortvloeiende verplichtingen en de wijzen waarop deze kunnen tenietgaan, na een grensoverschrijdende fusie door overneming worden beheerst door het recht dat ook vóór deze fusie al op deze overeenkomsten van toepassing was; – in een geval als dat van het hoofdgeding, de bescherming van de schuldeisers van de overgenomen vennootschap wordt geregeld door het nationale recht dat op die vennootschap van toepassing was. 2) Art. 15 van de Derde richtlijn (78/855/EEG) van de Raad van 9 oktober 1978 op de grondslag van art. 54 lid 3, onder g), van het Verdrag betreffende fusies van naamloze vennootschappen, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009, moet aldus worden uitgelegd dat deze bepaling geen rechten verleent aan de emittent van effecten waaraan bijzondere rechten verbonden zijn maar die geen aandelen zijn, maar wel aan de houders ervan.