Einde inhoudsopgave
RvdW 2021/742
Met het vervallen van art. 37 Sr en de invoering van art. 2.3 Wfz jo. art. 6:5, aanhef en onder a, Wvggz is — in een zaak waarin een tenlastegelegd feit is bewezenverklaard — sprake van een verandering ten gunste van verdachte in de regels van sanctierecht, die onmiddellijk moet worden toegepast.
HR 29-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:845
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
29 juni 2021
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, M. Kuijer
- Zaaknummer
19/05483
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:845, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 29‑06‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:179, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑03‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 02‑11‑2020
- Wetingang
Essentie
Met het vervallen van art. 37 Sr en de invoering van art. 2.3 Wfz in verbinding met art. 6:5, aanhef en onder a, Wvggz is — in een zaak waarin een tenlastegelegd feit is bewezenverklaard — sprake van een verandering in de regels van sanctierecht. Deze verandering die ten gunste van de verdachte werkt moet met onmiddellijke ingang worden toegepast. De overgangsbepaling van art. 15:1 lid 1, aanhef en onder f, Wvggz moet in dit geval buiten toepassing worden gelaten.
Samenvatting
Art. 37 Sr is per 1 januari 2020 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.