RvdW 2014/1264
Verdachte niet-ontvankelijkverklaring in hoger beroep. Dat brengt met zich dat de klacht dat in de cassatiefase de redelijke termijn is overschreden niet kan slagen (vgl. ECLI:NL:HR:2004:AO5711, NJ 2004/495).
HR 04-11-2014, ECLI:NL:HR:2014:3112
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
4 november 2014
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohmane, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
12/05726
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:3112, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑11‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:1946, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑09‑2014
Essentie
Verdachte niet-ontvankelijkverklaring in hoger beroep. Dat brengt met zich dat de klacht dat in de cassatiefase de redelijke termijn is overschreden niet kan slagen (vgl. ECLI:NL:HR:2004:AO5711, NJ 2004/495).
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 30 november 2012, nummer 20/001787-12, in de strafzaak tegen: [verdachte]. Adv. mr. C. Waling, te 's-Gravenhage.
Conclusie
Conclusie A-G mr. D.J.C. Aben:
1.
Het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch, heeft bij arrest van 30 november 2012 de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen een bij verstek gewezen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.