Einde inhoudsopgave
Alle omstandigheden van het geval (O&R nr. 77) 2013/7.2.3
7.2.3 Verschil in de mogelijkheden tot belangenbehartiging
mr. P.T.J. Wolters, datum 01-03-2013
- Datum
01-03-2013
- Auteur
mr. P.T.J. Wolters
- JCDI
JCDI:ADS300958:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Parl. Gesch. Boek 6, p. 323 (T.M.), Hartkamp 2010a, p. 59 en Hartkamp 2012, p. 52. Dit artikel is, gelet op het woord ‘billijkheid’, een in § 1.2.3 beschreven precisering van de redelijkheid en billijkheid.
Hartkamp 2010a, p. 59, Hartkamp 2012, p. 52 en Asser/Hartkamp & Sieburgh 2013 (6-II*), nr. 181. Dit artikel is een in § 1.2.4 beschreven kristallisatie van de redelijkheid en billijkheid. Zie § 1.2.4.
Castermans 1992, p. 88, Barendrecht & Van den Akker 1999, p. 64, Smits 1999, p. 66-67 en Asser/Hartkamp & Sieburgh 2010 (6-III*), nr. 232. Dwaling is een in § 1.2.4 beschreven kristallisatie van de redelijkheid en billijkheid. Zie § 1.2.4.
Vranken 1989, p. 53-54, Tjittes 1994, p. 107, Van Dunné 2004, p. 593, Asser/ Hartkamp & Sieburgh 2010 (6-III*), nr. 262 en 264 en Swaenepoel 2011, p. 272-273. Vergelijk ook Tjittes 1994, p. 85 en Swaenepoel 2011, p. 31 over de invloed van een verschil in de mogelijkheden tot belangenbehartiging op andere wilsgebreken.
Houben 1999, p. 354 en Houben 2005, p. 328-331.
Zie bijvoorbeeld Van Esveld 1946, p. 145, Jansen 2003, p. 5 en Asser/Heerma van Voss 2008 (7-V*), nr. 3.
Vranken 1989, p. 54-58, Van den Brink 2002, p. 155, UP 2010, p. 109, Swaenepoel 2011, p. 31 en 244-246 en Chitty/Beale 2012, nr. 7-133.
HvJ EG 27 juni 2000, nr. C-240-244/98 (Océano), HvJ EG 26 oktober 2006, nr. C- 168/05 (Mostaza Claro), HvJ EG 6 oktober 2009, nr. C-40/08 (Asturcom Telecomunicaciones), HvJ EU 14 juni 2012, nr. C-618/10 (Banesto) en Zippro 2012b, p. 290.
§ 7.2.4.
§ 7.3.1.
Ik verwijs naar § 4.7 voor een uitgebreide beschrijving van de invloed van de mogelijkheden tot belangenbehartiging van één van de partijen op de werking van de redelijkheid en billijkheid.
De factor ‘verschil in de mogelijkheden tot belangenbehartiging’ beïnvloedt de werking van de redelijkheid en billijkheid. Ik geef enkele voorbeelden. Een verschil in de mogelijkheden tot belangenbehartiging kan leiden tot een onredelijke verdeling van de rechten en plichten. Deze ongelijkheid pleit daarom voor de matiging van contractuele boetes op grond van art. 6:94 lid 1 BW1 en voor de matiging van vorderingen tot schadevergoeding op grond van art. 6:109 lid 1 BW.2 De mogelijkheden tot het inwinnen van informatie beïnvloeden de mogelijkheden tot belangenbehartiging. Gemakkelijke en goedkope toegang tot informatie pleit voor het ontstaan van een mededelingsplicht op grond van art. 6:228 lid 1 sub b BW. Dit speelt vooral als de mogelijkheden van de andere partij zwakker zijn.3
De factor ‘verschil in de mogelijkheden tot belangenbehartiging’ speelt ook een rol buiten de redelijkheid en billijkheid. Misbruik van een ongelijke ‘economische positie’ kan bijvoorbeeld misbruik van omstandigheden opleveren.4 Het Nederlandse recht beperkt daarnaast de contractvrijheid van bepaalde aanbieders van belangrijke diensten. Zij zijn verplicht om onder bepaalde voorwaarden een overeenkomst te sluiten met een ieder die dat wenst. Art. 3 Zorgverzekeringswet verplicht bijvoorbeeld een zorgverzekeraar tot het sluiten van een zorgverzekering. Er is in dergelijke gevallen sprake van ‘contractdwang’. Contractdwang is een waarborg voor de beschikbaarheid van prestaties die het algemeen belang dienen. Hij beschermt de zwakke vraagzijde tegen misbruik door de aanbieder met een sterkere positie.5 Een werknemer staat in een zwakke, afhankelijke positie ten opzichte van zijn werkgever. Deze ongelijkheid pleit voor de wettelijke bescherming van de werknemer.6
De factor speelt ook een rol in andere rechtsstelsels. Misbruik van een ongelijke ‘economische positie’ kan ook in verschillende andere rechtsstelsels leiden tot de aantasting van een overeenkomst.7 Daarnaast berust het beschermingsstelsel van Richtlijn 93/13/EEG (oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten) op de gedachte dat de consument zich tegenover de handelaar in een zwakke onderhandelingspositie bevindt.8
De factor ‘verschil in de mogelijkheden tot belangenbehartiging’ vertoont een overlap met verschillende andere factoren. Ik heb de overlap met de factoren ‘mogelijkheden tot belangenbehartiging’, ‘afhankelijkheid’, ‘totstandkoming van de rechtsbetrekking’, ‘verschil in maatschappelijke positie of professionaliteit’ en ‘verschil in deskundigheid’ besproken in de §§ 4.7, 5.2.1, 5.3.1, 7.2.1 en 7.2.2.
De factor vertoont daarnaast een overlap met de factor ‘verschil in financiële positie’.9 Deze overlap is te vergelijken met de in § 4.7 besproken overlap tussen de factoren ‘mogelijkheden tot belangenbehartiging’ en ‘financiële positie’. Het verschil in de financiële positie beïnvloedt de werking van de redelijkheid en billijkheid in een dergelijk geval omdat het tot een verschil in de mogelijkheden tot belangenbehartiging leidt. Een beroep op de factor ‘verschil in financiële positie’ verduidelijkt niet. Een beroep op de factor ‘verschil in de mogelijkheden tot belangenbehartiging’ is duidelijker en directer. Het verdient daarom de voorkeur.
De factor vertoont ten slotte een overlap met de factor ‘verschil in de omvang van de belangen van de partijen bij de rechtsbetrekking’.10 Een ongelijke onderhandelingspositie kan leiden tot een onevenwichtige verdeling van de rechten en plichten. Deze overlap is te vergelijken met de in § 4.7 besproken overlap tussen de factoren ‘mogelijkheden tot belangenbehartiging’ en ‘omvang belang’. Een beroep op de factor ‘verschil in de mogelijkheden tot belangenbehartiging’ is duidelijker en verdient daarom de voorkeur. Het maakt duidelijk dat de onevenwichtige verdeling niet de ‘eigen schuld’ van de benadeelde partij is.