Rb. Zutphen, 29-02-2012, nr. 121670 / HA ZA 11-431
ECLI:NL:RBZUT:2012:BW3693
- Instantie
Rechtbank Zutphen
- Datum
29-02-2012
- Zaaknummer
121670 / HA ZA 11-431
- LJN
BW3693
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZUT:2012:BW3693, Uitspraak, Rechtbank Zutphen, 29‑02‑2012; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 29‑02‑2012
Inhoudsindicatie
Partiële vernietiging arbitraal vonnis in verband met strijd met openbare orde en goede zeden. Geen herleving bevoegdheid rechtbank.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 121670 / HA ZA 11-431
Vonnis van 29 februari 2012
in de zaak van
[eiseres]
wonende te [plaats] (gemeente [X]),
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M. van Kan te Zutphen,
tegen
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDERLAND VAKANTIE BEHEER B.V.,
gevestigd te Halderberge,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. H.M.G. van Lotringen te Ede.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Nederland Vakantie Beheer genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 10 augustus 2011,
- -
het proces-verbaal van comparitie van 11 oktober 2011.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[eiseres] is eigenaresse van een recreatiebungalow met nummer [nummer] gelegen op het recreatiebungalowpark De Bronsbergen in Zutphen (hierna: de bungalow respectievelijk het bungalowpark). Nederland Vakantie Beheer voert beheerstaken uit op het bungalowpark.
2.2.
Tussen partijen geldt beheersovereenkomst I d.d. 10 juli 2000, waarin onder meer is bepaald wat [eiseres] aan Nederland Vakantie Beheer moet betalen voor de in die overeenkomst beschreven beheerstaken en het onderhoud aan de bungalow van [eiseres] (hierna: de beheersovereenkomst).
2.3.
Nederland Vakantie Beheer heeft [eiseres] op 14 mei 2009 voor de kantonrechter in Alkmaar gedagvaard tot betaling van achterstallige rekeningen ter zake het verschuldigde op grond van de beheersovereenkomst vermeerderd met rente en kosten, op dat moment tot een bedrag van € 3.910,45.
2.4.
[eiseres] heeft zich bij de kantonrechter beroepen op diens onbevoegdheid in verband met het in artikel 8 van de beheersovereenkomst opgenomen arbitragebeding. De kantonrechter heeft zich op deze grond bij vonnis van 5 augustus 2009 (hierna: het vonnis) onbevoegd verklaard.
2.5.
Bij brief van 7 oktober 2009 van deurwaarders Smit & Legebeke heeft Nederland Vakantie Beheer aan [eiseres] onder meer laten weten:
“Inzake NEDERLAND VAKANTIE BEHEER B.V. (…) heeft de kantonrechter te Alkmaar zich bij vonnis d.d. 5 augustus 2009 onbevoegd verklaard kennis te nemen van het onderhavige geschil.
Op grond van artikel 8 van de beheersovereenkomst zal de zaak worden voorgelegd aan een arbitrage-commissie, waarvan u te zijner tijd bericht ontvangt.
In voormeld artikel is voorts bepaald dat een geschil aan geen van partijen het recht geeft om haar verplichtingen voortvloeiende uit de beheersovereenkomst op te schorten, zolang het bindend advies niet is gegeven.
Kortom, u dient de verschuldigde vergoeding te voldoen, welke gerekend tot en met het eerste kwartaal 2009 een bedrag groot € 2.970,46 beloopt.
(…)
Voorts dient u zorg te dragen voor betaling van de ‘lopende’ vergoedingen vanaf het eerste kwartaal tot en met heden. ”
2.6.
Op 4 februari 2010 heeft[naam] (hierna: [naam]) [eiseres] een brief gestuurd als voorzitter van de in die brief bedoelde arbitragecommissie (hierna: de arbitragecommissie). Die brief heeft onder meer de volgende inhoud:
“Onderwerp: Arbitrage commissie.
(…)
naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank Alkmaar, d.d. 5 augustus 2009, waarin de rechter zich “onbevoegd” heeft verklaard- en uw zaak heeft verwezen naar een arbitrage commissie, deel ik u het volgende mede:
De arbitrage commissie, conform artikel 8 van de beheersovereenkomst 1, bestaat uit de volgende personen:
(…)
Ik verzoek u de commissie (…) schriftelijk kennis te geven of u hier mee instemt. (…)
[naam], voorzitter arbitrage commissie”
2.7.
[eiseres] heeft op 18 februari 2010 ingestemd met de samenstelling van de arbitragecommissie.
2.8.
Op 8 maart 2010 heeft de arbitragecommissie [eiseres] een brief gestuurd (hierna: de eerste uitnodiging) met onder meer de volgende inhoud:
“Onderwerp: uitnodiging voor gesprek.
(…) hierbij wil ik u op 8 april 2010, te 14.00 uur uitnodigen voor een gesprek met de arbitrage commissie. In de brief van 4 februari 2010 is u de samenstelling van de arbitrage commissie bekend gemaakt. Op 18 februari 2010 heeft u schriftelijk aangegeven met de samenstelling van deze commissie akkoord te gaan. (…)
Ik verzoek u de commissie binnen 2 weken, doch uiterlijk voor 19 maart 2010, kennis te geven of u hiermee instemt. Zonder tegen bericht gaan we uit van een akkoord. (…)”
2.9.
Op 10 april 2010 heeft de arbitragecommissie [eiseres] een brief gestuurd (hierna: de tweede uitnodiging) met onder meer de volgende inhoud:
“Onderwerp: arbitrage commissie.
(…) Over de uitnodiging van 8 april 2010, aanvang 14.00 uur (…) deel ik u (…) het volgende mede:
om niet te verschijnen voor deze arbitrage commissie (…) heeft u zichzelf in de problemen gebracht.
In het vonnis van de rechtbank Alkmaar, (…) uitpraak 5 agustus 2009, heeft de rechter zich onbevoegd verklaard. U heeft de rechter verzocht uw zaak voor te leggen aan een arbitrage commissie.
(…) In mijn schrijven aan u over de samenstelling van deze arbitrage commissie van 4 februari 2010 heeft u aangegeven deze commissie te accepteren. (…)
Op 9 april 2010, een dag na de uitnodiging te verschijnen voor de arbitrage commissie, kreeg ik een brief van u. In de brief geeft u aan zonder overleg geconfronteerd te zijn met genoemde arbitrage commissie. De arbitrage commissie is van mening dat u onjuist heeft gehandeld. U had uw bezwaar vooraf aan de geplande bijeenkomst ipv achteraf moeten laten weten. (…)
De commissie wil u nog een mogelijkheid bieden om voor de arbitrage commissie te verschijnen, te weten 12 mei 2010, aanvang 14.00 uur (…). In uw eigen belang wil ik u dringend adviseren van deze laatste uitnodiging gebruik te maken, teneinde uw standpunt inzake beheersovereenkomst I met de commissieleden te bespreken. Indien u niet verschijnt zal de commissie vonnis wijzen, (…)”.
2.10.
Op 6 augustus 2010 heeft de arbitragecommissie uitspraak gedaan in het geschil tussen [eiseres] en Nederland Vakantie Beheer (hierna: het arbitraal vonnis). Zij heeft onder meer overwogen:
“5. beoordeling geschil
(…)
Mevrouw [eiseres] is contractueel verplicht de beheersvergoeding tijdig te voldoen,zijnde dertig dagen na het opeisbaar worden van het betreffende bedrag.
[eiseres] is niet gerechtigd haar betalingsverplichtingen aangaande de beheersvergoeding uit beheersovereenkomst 1 op te schorten.
De arbitragecommissie acht de vordering van NVB gegrond. (…)”
De arbitragecommissie heeft [eiseres] veroordeeld tot betaling van:
“€ 8.224,82 (…) inclusief de wettelijke rente vanaf 29 maart 2007 tot op de dag van de algehele voldoening.
De kosten van de arbitrage commissie zijn voor rekening van de partij die in het ongelijk is gesteld.
Gemaakte kosten arbitragecommissie bedragen € 1.564,00. en zijn voor de eisende partij.”
2.11.
Op 17 januari 2011 heeft Nederland Vakantie Beheer het arbitraal vonnis en het verlof tot tenuitvoerlegging laten betekenen aan [eiseres].
2.12.
Op de comparitie van deze rechtbank van 11 oktober 2011 heeft [eiseres] onder meer verklaard:
“ (…) Nadat ik had gezegd dat ik de commissie accepteerde zijn mij zaken ter ore gekomen waardoor ik [naam] niet meer vertrouwde. Als ik dat van tevoren had geweten dan had ik deze commissie niet geaccepteerd.
Van te voren was al duidelijk dat ik door de arbitragecommissie in het ongelijk zou worden gesteld en dat was ook een reden om niet in te gaan op de uitnodiging.
Als ik was uitgenodigd op de voorgeschreven wijze dan zou ik natuurlijk zijn opgekomen in de arbitrage, maar dan had ik wel alle 80 andere mensen die ontevreden zijn over de kosten meegenomen.”
3. De vordering in conventie
3.1.
[eiseres] vordert – na vermeerdering van eis - dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
• de arbitrale uitspraak zal vernietigen,
• Nederland Vakantie Beheer zal veroordelen om het ten laste van [eiseres] gelegde conservatoire beslag op te heffen en door te halen binnen een week na de betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat Nederland Vakantie Beheer in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen en
• Nederland Vakantie Beheer zal veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de navolgende stellingen ten grondslag.
De arbitragecommissie heeft zich niet aan haar opdracht gehouden, het vonnis is niet behoorlijk met redenen omkleed en het vonnis en de wijze waarop het tot stand is gekomen is in strijd met de openbare orde en de goede zeden. Het beslag is gelegd zonder recht en belang.
4. Het verweer in conventie
4.1.
Nederland Vakantie Beheer voert verweer en concludeert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [eiseres] niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen, althans haar deze zal ontzeggen met haar uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling in de kosten van het geding, inclusief de kosten van beslaglegging.
5. De vordering in reconventie
5.1.
Nederland Vakantie Beheer vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis
• voor recht zal verklaren dat [eiseres] gehouden is op grond van artikel 2 van de akte houdende beheersovereenkomst I d.d. 10 juli 2000 een beheersvergoeding te voldoen zolang zij eigenaresse is van een recreatiebungalow op het recreatiebungalowpark De Bronsbergen in Zutphen en zolang Nederland Vakantie Beheer gerechtigd is tot deze vergoeding,
• [eiseres] zal veroordelen tot betaling aan Nederland Vakantie Beheer van € 10.497,55, te vermeerderen met € 833,00 (inclusief 19% b.t.w.) ter zake buitengerechtelijke incassokosten en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2011 over € 9.605,90 tot aan de dag van de algehele voldoening en
• [eiseres] zal veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen de kosten van het beslag.
5.2.
Nederland Vakantie Beheer legt aan haar vorderingen, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten en hetgeen zij in conventie heeft aangevoerd, de navolgende stellingen ten grondslag.
[eiseres] is beheerskosten verschuldigd op grond van de beheersovereenkomst. Vanaf 29 maart 2007 heeft zij geweigerd die te betalen. Het heeft er de schijn van dat [eiseres] de rechtsgeldigheid van de overeenkomst niet erkent zodat Nederland Vakantie Beheer er recht en belang bij heeft om een verklaring voor recht te vragen met betrekking tot de rechtsgeldigheid van de overeenkomst en de daaruit voortvloeiende vordering. [eiseres] is tot en met het derde kwartaal 2011 een hoofdsom verschuldigd van € 6.926,54 plus € 2.019,84 alsmede rente en deurwaarderskosten. In totaal € 10.497,55.
De bevoegdheid van de rechtbank herleeft op grond van artikel 1067 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna Rv) zodra het vonnis tot vernietiging van het arbitraal vonnis onherroepelijk is geworden. Nederland Vakantie Beheer zal niet in beroep komen van een vonnis waarin het arbitraal vonnis wordt vernietigd zodat de competentie van de rechtbank herleeft nadat het vonnis in conventie zal zijn gewezen. Partijen hebben geen afspraak gemaakt over het terzijde stellen van artikel 1067 Rv of een hernieuwde arbitrageprocedure.
6. Het verweer in reconventie
6.1.
[eiseres] voert verweer en concludeert dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren althans Nederland Vakantie Beheer haar vorderingen zal ontzeggen met haar uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling in de kosten van het geding.
7. De beoordeling
in conventie
7.1.
Het arbitraal vonnis is gewezen op 6 augustus 2010. Op 17 januari 2011 heeft Nederland Vakantie Beheer het arbitraal vonnis en het verlof tot tenuitvoerlegging laten betekenen aan [eiseres]. De onderhavige dagvaarding is op 14 april 2011 uitgebracht. De vordering is derhalve gezien het bepaalde in artikel 1064 lid 3 Rv tijdig ingesteld.
7.2.
Vooropgesteld wordt dat de rechtbank zich bij het onderzoek of een grond tot vernietiging van een arbitraal vonnis bestaat, zoals in dit geding aan de orde, terughoudend moet opstellen.
De opdracht
7.3.
[eiseres] stelt dat haar niets bekend is van de opdracht die de arbitragecommissie heeft gekregen. Het is haar onduidelijk hoe het kon gebeuren dat de arbitragecommissie een uitspraak deed over een hoofdsom die meer dan het dubbele was van de hoofdsom in het aan [eiseres] bekende geschil, € 3.910,45. Ook stelt zij dat in de onder 2.5. weergegeven brief een lager bedrag werd genoemd.
7.4.
Nederland Vakantie Beheer heeft in dit verband het navolgende aangevoerd. De opdracht van de arbitragecommissie hield in dat zij de vordering van Nederland Vakantie Beheer op [eiseres] ter zake de beheersvergoeding op grond van de beheersovereenkomst moest beoordelen.
[eiseres] kan zich op grond van artikel 1065 lid 4 Rv niet beroepen op het zich niet houden aan de opdracht omdat [eiseres] dat niet in de arbitrageprocedure heeft aangevoerd, terwijl zij ervan op de hoogte zou zijn geweest wat die opdracht was als zij aan de arbitrageprocedure had deelgenomen. Bovendien heeft de arbitragecommissie zich aan de opdracht gehouden. Nederland Vakantie Beheer heeft, nadat zij daartoe was opgeroepen, haar vordering aan de arbitragecommissie nader toegelicht en betaling gevorderd van alle op dat moment ter zake de beheerskosten verzonden facturen, vermeerderd met rente en kosten, in totaal € 8.224,82. [eiseres] kan er niet over klagen dat zij niet op de hoogte is gesteld van de opdracht nu zij ondanks de uitnodigingen van de arbitragecommissie verstek heeft laten gaan en aan een lid van de arbitragecommissie heeft laten weten geen gehoor te willen geven aan de opdracht en bovendien geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de facturen, aldus Nederland Vakantie Beheer.
7.5.
In de onderhavige zaak heeft [eiseres] gesteld dat zij niet op de hoogte is gesteld van de opdracht aan de arbitragecommissie. Dat is door Nederland Vakantie Beheer niet betwist en staat derhalve vast.
De vernietigingsgrond van artikel 1065 lid 1 sub c Rv betreft echter de situatie dat het scheidsgerecht zich niet houdt aan de opdracht. Om te kunnen beoordelen of die situatie zich voordoet is van belang wat de opdracht van de arbitragecommissie was. Nederland Vakantie Beheer heeft aangevoerd dat deze inhield dat de arbitragecommissie de vordering van Nederland Vakantie Beheer op [eiseres] ter zake de beheersvergoeding op grond van de beheersovereenkomst moest beoordelen. Waarop zij dit baseert heeft zij niet aangegeven. Daarmee heeft zij niet aan haar stelplicht voldaan zodat de rechtbank niet toekomt aan bewijslevering.
De rechtbank constateert dat ook in de brieven van de arbitragecommissie aan [eiseres] en in het arbitraal vonnis niet is omschreven welke opdracht de arbitragecommissie had.
7.6.
Nu niet blijkt wat de opdracht van de arbitragecommissie is, kan ook niet beoordeeld worden of de arbitragecommissie buiten haar opdracht is getreden. Het beroep op de vernietigingsgrond van artikel 1065 lid 1 sub c Rv gaat niet op.
Op de onbekendheid met de opdracht zal hierna worden teruggekomen bij de bespreking van de gestelde strijd met de openbare orde en goede zeden.
Met redenen omkleed
7.7.
[eiseres] stelt dat het vonnis niet met redenen is omkleed. Volgens haar blijkt de opdracht niet uit het arbitraal vonnis en staan er onjuistheden in over haar niet verschijnen en het kenbaar maken van haar mening. Ook staat er ten onrechte in dat de commissie op haar verzoek zou zijn samengesteld, aldus [eiseres]. Bovendien kan het arbitraal vonnis niet voldoende onderbouwd zijn omdat er geen behoorlijke behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden, [eiseres] het standpunt van Nederland Vakantie Beheer en de onderbouwing daarvan niet kende en zij daar niet op heeft kunnen reageren en zij ook niet in staat is gesteld een standpunt in te nemen, aldus [eiseres].
7.8.
Nederland Vakantie Beheer voert – samengevat – aan dat de arbitragecommissie het arbitraal vonnis wel voldoende met redenen omkleed heeft.
7.9.
Aan de rechter komt niet de bevoegdheid toe om op grond van de vernietigingsgrond van artikel 1065 lid 1 aanhef en onder d Rv (het niet met redenen omkleed zijn van het vonnis) een arbitraal vonnis naar zijn inhoud te toetsen (HR 25 februari 2000, NJ 2000, 508 Benetton International/ Eco Swiss China Time), tenzij een steekhoudende verklaring voor de beslissing niet te onderkennen valt in de motivering ervan (HR 9 januari 2004, NJ 2005, 190 Nannini/SFT Bank). Dit criterium moet door de rechter met terughoudendheid worden toegepast, in die zin dat hij slechts in sprekende gevallen dient in te grijpen in arbitrale beslissingen. Uitsluitend indien een motivering ontbreekt, of indien een arbitraal vonnis zo gebrekkig is gemotiveerd dat het met een geheel ongemotiveerd vonnis op één lijn moet worden gesteld, mag de rechter dit vonnis vernietigen op de in artikel 1065 lid 1 aanhef en onder d Rv vermelde grond dat het vonnis niet met redenen is omkleed (HR 22 december 2006, LJN AZ1593).
7.10.
Dat laatste is in de motivering in het onderhavige arbitrale vonnis niet het geval. Immers heeft de arbitragecommissie in haar vonnis onder meer geschetst wat het procesverloop is geweest, tegen welke data zij [eiseres] heeft uitgenodigd, hoe de commissie is samengesteld, wat het standpunt van Nederland Vakantie Beheer is, dat [eiseres] ondanks uitnodiging niet is verschenen en dat de arbitragecommissie ambtshalve is gebleken van onvrede bij bewoners over kosten en transparantie betreffende de beheersovereenkomst alsmede dat een onderzoekscommissie van bewoners, gesteund door de Vereniging van Eigenaren onderzoek doet. Vervolgens heeft zij overwogen: “Mevrouw [eiseres] is contractueel verplicht de beheersvergoeding tijdig te voldoen,zijnde dertig dagen na het opeisbaar worden van het betreffende bedrag.
[eiseres] is niet gerechtigd haar betalingsverplichtingen aangaande de beheersvergoeding uit beheersovereenkomst 1 op te schorten.
De arbitragecommissie acht de vordering van NVB gegrond. (…)” en heeft zij Nederland Vakantie Beheer een aanbeveling gedaan tot wijziging van een deel van de beheersovereenkomst.
Derhalve kan niet gezegd worden dat het onderhavige arbitrale vonnis niet met redenen omkleed is.
Strijd met de openbare orde en de goede zeden
7.11.
[eiseres] stelt dat sprake is van strijd met de openbare orde en de goede zeden omdat niet is voldaan aan het vereiste van hoor en wederhoor. Een uitnodiging voor een gesprek is volgens haar niet gelijk te stellen met de uitnodiging voor een behandeling van een geschil, zeker als de vordering en de onderbouwing daarvan onbekend zijn.
7.12.
Nederland Vakantie Beheer voert aan dat [eiseres] zich niet op deze vernietigingsgrond kan beroepen omdat zij geen prijs heeft gesteld op de haar geboden mogelijkheid van hoor en wederhoor.
7.13.
De rechtbank constateert dat [eiseres] had kunnen en moeten weten dat er sprake was van een procedure bij de arbitragecommissie en dat die arbitragecommissie het geschil tussen haar en Nederland Vakantie Beheer ging beoordelen. Enerzijds door de brief van 7 oktober 2009 (zie 2.5.) en anderzijds doordat zij heeft ingestemd met de samenstelling van de arbitragecommissie en door haar gesprekken daarover met [naam] met wie zij, volgens haar verklaring ter zitting, meermalen heeft gesproken over de arbitrage. Een en ander blijkt ook uit de door Nederland Vakantie Beheer in het geding gebrachte verklaring van [naam] van 6 oktober 2011, waarin onder meer staat:
“ (…) Vooraf- en na de eerste uitnodiging is mevrouw [eiseres] tweemaal bij ondergetekende aan de woning geweest. In deze ontmoetingen met ondergetekende verklaarde mevrouw [eiseres] dat zij geen gehoor zou geven aan de uitnodiging van de arbitrage commissie. Als reden gaf zij op alleen uitgenodigd te kunnen worden door de heer Evelein van Nederland Vakantie Beheer.
Ondergetekende heeft mevrouw [eiseres] medegedeeld dat de arbitrage commissie rechtmatig tot stand is gekomen en dat ondergetekende als lid van de commissie, maar ook als eigenaar van een woning op park Bronsbergen, ook haar belangen zou behartigen. (…) ”
7.14.
[eiseres] stelt dat zij wel een uitnodiging voor een gesprek heeft gehad maar dat dat niet gelijk te stellen is met de uitnodiging voor de behandeling van een geschil. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, blijkt niet waarom een uitnodiging door de arbitragecommissie voor een gesprek niet als uitnodiging voor een mondelinge behandeling mag worden beschouwd.
De stelling van [eiseres] dat zij de commissie heeft laten weten dat zij op beide data waarop de uitnodigingen zagen verhinderd was, heeft zij niet onderbouwd terwijl uit het arbitraal vonnis daarvan ook niet blijkt. Ter comparitie heeft [eiseres] aangegeven dat zij niet is ingegaan op de uitnodiging van de arbitragecommissie omdat ze van te voren wist dat ze in het ongelijk zou worden gesteld. Hieruit blijkt dat [eiseres] wist dat de uitnodiging van de arbitragecommissie zag op een behandeling van het geschil en dat zij ervoor gekozen heeft niet op de uitnodiging te reageren. Die beslissing komt voor haar risico. Nu zij de gelegenheid heeft gehad haar kant van het geschil toe te lichten, het standpunt van Nederland Vakantie Beheer te vernemen en daar op te reageren, van welke gelegenheid zij door haar eigen keuze heeft afgezien, kan niet gezegd worden dat er op dit punt sprake is van schending van het beginsel van hoor en wederhoor.
7.15.
Dat sprake was van een schijn van partijdigheid van de arbitragecommissie heeft [eiseres] verder niet toegelicht. Voor zover [eiseres] bedoeld heeft een beroep te doen op vernietiging van het arbitrale vonnis wegens het ontbreken van onpartijdigheid of onafhankelijkheid, staat [eiseres] zo’n beroep niet open nu zij op grond van artikel 1033 jo 1035 Rv de mogelijkheid had om de arbiters te wraken en zij daarvan in de arbitrageprocedure geen gebruik heeft gemaakt (HR 18 februari 1994, NJ 1994, 765 Nordstrïm/ Van Nievelt).
7.16.
Tenslotte legt [eiseres] aan haar beroep op strijd met de openbare orde en de goede zeden ten grondslag dat de vordering en de onderbouwing daarvan haar onbekend zijn. Wat betreft de onderbouwing geldt dat, zoals hiervoor onder 7.14. is overwogen, zij de gelegenheid heeft gehad te verschijnen bij de arbitragecommissie en de onderbouwing van de vordering van Nederland Vakantie Beheer te vernemen zodat niet gezegd kan worden dat er op dit punt sprake is van schending van het beginsel van hoor en wederhoor.
7.17.
Wat de onbekendheid met de vordering betreft, geldt hetgeen hiervoor onder het kopje opdracht is overwogen. Aan [eiseres] is niet bekend gemaakt wat de opdracht was. Na het vonnis is [eiseres] namens Nederland Vakantie Beheer bij brief van 7 oktober 2009 gemeld dat het geschil (dus) aan een arbitragecommissie zou worden voorgelegd. Vervolgens heeft [eiseres] 3 brieven van de arbitragecommissie ontvangen. In de brief over de samenstelling van de commissie heeft de arbitragecommissie verwezen naar het vonnis en ‘uw zaak’. In de eerste uitnodiging staat niets over de opdracht vermeld. In de tweede uitnodiging heeft de arbitragecommissie verwezen naar de beslissing van de kantonrechter en [eiseres] geadviseerd van de uitnodiging gebruik te maken om haar “standpunt inzake beheersovereenkomst I” met de commissieleden te bespreken.
Op grond van het vorenstaande kon en mocht [eiseres] begrijpen dat de arbitragecommissie opdracht had om te oordelen over hetgeen waarover de kantonrechter moest oordelen: de vordering tot betaling van achterstallige rekeningen van Nederland Vakantie Beheer op grond van de beheersovereenkomst, vermeerderd met rente en kosten tot een bedrag van € 3.910,45. Betaling van in de toekomst te vervallen termijnen was bij de kantonrechter niet gevorderd en maakte, zo kon en mocht [eiseres] begrijpen, gezien het vorenstaande geen deel uit van de opdracht van de arbitragecommissie.
7.18.
Artikel 1065 lid 1 sub e Rv maakt vernietiging van een arbitraal vonnis mogelijk wanneer het vonnis of de wijze waarop het tot stand kwam strijdt met de openbare orde of de goede zeden. Hoewel dit artikel wegens de aard ervan terughoudend moet worden toegepast is voor een terughoudende toepassing geen plaats als moet worden geoordeeld dat bij de totstandkoming van het arbitrale vonnis is gehandeld in strijd met het fundamentele recht van hoor en wederhoor, welk recht in een arbitraal geding niet van minder betekenis is dan in een geding voor de gewone rechter.
Het beginsel van hoor en wederhoor vloeit voor de arbitrageprocedure voort uit artikel 1039 Rv dat bepaalt dat partijen op voet van gelijkheid behandeld moeten worden en dat het scheidsgerecht iedere partij de gelegenheid geeft voor haar rechten op te komen alsmede uit artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Schending van artikel 1039 Rv kan leiden tot vernietiging.
In het reguliere civiele recht waarborgen de voorschriften voor het vastleggen van de eis in de dagvaarding en de wijziging van eis bij conclusie of akte ter rolle, welke in geval van verstek betekend moet worden, dat de omvang van het geschil voor betrokkenen duidelijk vast ligt. In het arbitragerecht bevat de mededeling op grond van artikel 1025 Rv waarmee een partij aan haar wederpartij bericht tot arbitrage over te gaan, een aanduiding van de vordering. Deze aanduiding dient duidelijk te zijn. De (uiteindelijke) eis blijkt echter uit de wisseling van standpunten. Het gevolg van deze lossere benadering kan zijn dat de uiteindelijke (strekking van de) eis minder duidelijk is. Die mogelijke onduidelijkheid dient voor de arbiters reden te zijn om de fundamentele rechtsbeginselen, zoals dat op hoor en wederhoor, extra zorgvuldig toe te passen zodat verweerder voldoende duidelijkheid heeft waartegen hij zich moet verweren. Van dat recht kan verweerder niet geacht worden afstand te doen door (weloverwogen) niet bij een mondelinge behandeling te verschijnen, omdat niet uitgesloten kan worden dat die keuze is ingegeven door een onjuist beeld van de eis.
7.19.
Gezien het feit dat aan [eiseres] de opdracht waarover de arbitragecommissie moest oordelen niet bekend is gemaakt en zij, zoals hiervoor is overwogen, ervan mocht uitgaan dat de opdracht zich slechts uitstrekte tot de vordering van € 3.910,45 die bij de kantonrechter aan de orde was geweest terwijl de arbitragecommissie over een hogere vordering heeft geoordeeld, is het vonnis van de arbitragecommissie in zoverre in strijd met de openbare orde en de goede zeden tot stand gekomen, zoals in artikel 1065 lid 1 sub e Rv bedoeld.
7.20.
Analoog aan artikel 1065 lid 5 Rv volstaat de rechtbank met een gedeeltelijke vernietiging van het arbitrale vonnis, namelijk voor het gedeelte dat uitgaat boven hetgeen waarvan [eiseres] wist of kon weten dat de arbitragecommissie er over zou oordelen. Wat de hoofdsom betreft vernietigt de rechtbank derhalve het oordeel dat [eiseres] meer dan € 3.910,45 verschuldigd was.
7.21.
Ook het oordeel van de arbitragecommissie over de rentevordering kan niet meer betreffen dan oorspronkelijk voor de kantonrechter gevorderd zodat het vonnis van de arbitragecommissie wat de rentevordering betreft wordt vernietigd voor zover de arbitragecommissie [eiseres] veroordeelt tot betaling van meer dan de overeengekomen rente ad 1% per maand over € 2.970,46 vanaf 23 april 2009.
7.22.
De rechtbank laat het arbitraal vonnis voor het overige in stand nu voor het overige niet (voldoende) is gesteld dat het in strijd met de openbare orde en goede zeden tot stand is gekomen.
Beslag
7.23.
Nederland Vakantie Beheer heeft van de rechtbank verlof gekregen tot tenuitvoerlegging van het arbitrale vonnis en dat verlof aan [eiseres] betekend. Later heeft Nederland Vakantie Beheer conservatoir beslag gelegd. [eiseres] vordert een veroordeling tot opheffing van dat beslag. Zij stelt dat Nederland Vakantie Beheer bij de aanvraag van het verlof tot het leggen van conservatoir beslag ten onrechte vrees voor verduistering heeft gesteld. Nederland Vakantie Beheer heeft ter zitting onbetwist aangevoerd dat zij [eiseres] heeft voorgesteld een bankgarantie te stellen maar dat [eiseres] daarop niet gereageerd heeft. Door Nederland Vakantie Beheer is tevens gesteld dat zij al sinds 2007 tevergeefs probeert betaling te krijgen van haar rekeningen en dat [eiseres] daartegen in alle gevoerde procedures nooit inhoudelijk verweer heeft gevoerd. [eiseres] heeft dit niet betwist.
7.24.
De rechtbank ziet geen aanleiding de gevorderde opheffing te bevelen nu niet is gebleken van ondeugdelijkheid van het door Nederland Vakantie Beheer ingeroepen recht. [eiseres] was immers veroordeeld tot betaling, welke veroordeling door de onderhavige procedure niet wordt opgeschort en in dit vonnis gedeeltelijk in stand blijft. Evenmin is gebleken dat het beslag onnodig of onrechtmatig was nu Nederland Vakantie Beheer al sinds 2007 betaling van haar rekeningen probeert te krijgen en zij [eiseres] meermalen tevergeefs tot betaling heeft aangesproken. [eiseres] is ondanks de veroordeling tot betaling in het arbitrale vonnis niet tot betaling overgegaan en heeft ook niet gereageerd op het voorstel om een bankgarantie te stellen.
7.25.
De overige stellingen en verweren behoeven geen beoordeling meer, nu ze niet kunnen leiden tot een ander oordeel.
in reconventie
7.26.
Nederland Vakantie Beheer heeft voor het geval dat het arbitrale vonnis vernietigd zal worden gevorderd een verklaring voor recht af te geven dat [eiseres] de overeengekomen beheersvergoeding moet voldoen alsmede veroordeling tot betaling van alle openstaande termijnen tot nu toe. Nu aan de voorwaarde gedeeltelijk wordt voldaan, ligt in zoverre beoordeling van de reconventionele eis voor.
7.27.
Voor zover Nederland Vakantie Beheer betaling vordert van hetgeen zij bij de kantonrechter reeds heeft gevorderd, is zij niet-ontvankelijk omdat het arbitraal vonnis in zoverre in conventie in stand is gebleven en er derhalve geen sprake is van het herleven van de bevoegdheid van de gewone rechter op grond van artikel 1067 Rv. In zoverre wordt de vordering dan ook afgewezen.
7.28.
Voor het overige geldt dat de rechtbank daarover op grond van de beheersovereenkomst niet mag oordelen. Deze schrijft immers voor dat geschillen dienen te worden voorgelegd aan de arbitragecommissie en [eiseres] heeft zich op de onbevoegdheid van de rechtbank die daar het gevolg van is beroepen.
Hetgeen door Nederland Vakantie Beheer wordt gevorderd uitgaande boven het in conventie in stand gelaten bedrag van € 3.910,45 is tot een bedrag van € 8.224,82 in strijd met de openbare orde en goede zeden onderdeel geweest van de arbitrageprocedure, zodat dat deel van het arbitragevonnis in conventie is vernietigd. De partiële vernietiging in conventie kan in dit geval niet leiden tot een herleven van de bevoegdheid van de rechtbank op grond van artikel 1067 Rv omdat partijen in de beheersovereenkomst zijn overeengekomen dat geschillen die daaruit voortvloeien moeten worden beslecht door middel van arbitrage en van het thans vernietigde deel van het arbitraal vonnis niet gezegd kan worden dat dit aan arbitrage is onderworpen. Daarbij komt dat het vonnis in conventie nog niet onherroepelijk is. Dat Nederland Vakantie Beheer zal berusten in het vonnis, zoals zij heeft gesteld, brengt nog niet met zich dat [eiseres] dat ook zal doen.
Voor zover de huidige reconventionele vordering boven het bedrag van € 8.224,82 uitgaat en voor zover een verklaring voor recht gevorderd wordt is de vordering geen onderdeel geweest van de arbitrageprocedure.
De rechtbank zal zich onbevoegd verklaren. Als Nederland Vakantie Beheer een beslissing hierover wil hebben dan kan zij deze vordering alsnog aan een arbitragecommissie voorleggen.
Beslag
7.29.
Nederland Vakantie Beheer vordert [eiseres] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is – onder verwijzing naar hetgeen daarover is overwogen in conventie en gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv - toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 270,52 voor verschotten en € 384,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 384,00).
voorts in conventie en in reconventie
7.30.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
7.31.
De rechter, ten overstaan van wie de comparitie na antwoord is gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen.
8. De beslissing
De rechtbank
in conventie
8.1.
vernietigt het vonnis van de arbitragecommissie De Bronsbergen gewezen tussen [eiseres] en Nederland Vakantie Beheer van 6 augustus 2010 voor zover de arbitragecommissie [eiseres] veroordeelt tot betaling van een bedrag dat in hoofdsom hoger is dan € 3.910,45 met de overeengekomen rente ad 1% per maand over € 2.970,46 vanaf 23 april 2009,
8.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
8.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
8.5.
veroordeelt [eiseres] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 654,52,
8.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
8.8.
verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de overigens onder 5.1, 1e en 2e opsommingsteken, weergegeven vordering, voor zover Nederland Vakantie Beheer aldaar een verklaring voor recht vordert en voor zover Nederland Vakantie Beheer daar veroordeling tot betaling vordert van hetgeen in conventie niet in stand is gebleven, dan wel van hetgeen uitgaat boven het niet vernietigde deel van de veroordeling door de arbitragecommissie,
8.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.I. Spoor en in het openbaar uitgesproken op 29 februari 2012.