Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee
Artikel 208 Verontreiniging door werkzaamheden op de zeebodem die zijn onderworpen aan de nationale rechtsmacht
Geldend
Geldend vanaf 16-11-1994
- Bronpublicatie:
10-12-1982, Trb. 1984, 55 (uitgifte: 22-06-1984, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
16-11-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-10-1996, Trb. 1996, 272 (uitgifte: 01-01-1996, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Kuststaten dienen wetten en voorschriften aan te nemen ter voorkoming, vermindering en bestrijding van verontreiniging van het mariene milieu, voortvloeiend uit of in verband met onder hun rechtsmacht vallende werkzaamheden op de zeebodem en door kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen onder hun rechtsmacht ingevolge de artikelen 60 en 80.
2.
De Staten nemen de andere maatregelen die nodig kunnen zijn ter voorkoming, vermindering en bestrijding van zodanige verontreiniging.
3.
Deze wetten, voorschriften en maatregelen dienen niet minder doeltreffend te zijn dan internationale regels, normen en aanbevolen praktijken en procedures.
4.
De Staten trachten te komen tot een harmonisatie van hun beleid in dit verband op het passende regionale niveau.
5.
De Staten, hierbij vooral optredend via bevoegde internationale organisaties of een diplomatieke conferentie, stellen mondiale en regionale regels, normen en aanbevolen praktijken en procedures vast ter voorkoming, vermindering en bestrijding van de in het eerste lid bedoelde verontreiniging van het mariene milieu. Deze regels, normen en aanbevolen praktijken en procedures worden van tijd tot tijd waar nodig opnieuw bezien.