Einde inhoudsopgave
Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds
Artikel 656 Doel en beginselen van samenwerking
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2021
- Bronpublicatie:
30-12-2020, PbEU 2021, L 149 (uitgifte: 30-04-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-04-2021, PbEU 2021, L 149 (uitgifte: 30-04-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Douane (V)
1.
Deze titel heeft tot doel te voorzien in een zo breed mogelijke samenwerking tussen het Verenigd Koninkrijk, enerzijds, en de lidstaten, anderzijds, met het oog op onderzoeken en procedures gericht op het bevriezen van goederen ten behoeve van latere confiscatie daarvan en op onderzoeken en procedures gericht op de confiscatie van goederen in het kader van strafprocedures. Dat sluit andere samenwerking op grond van artikel 665, leden 5 en 6, niet uit. Deze titel voorziet ook in samenwerking met voor de toepassing van dit hoofdstuk door de Unie aangewezen organen van de Unie.
2.
Elke staat geeft, onder de in deze titel bepaalde voorwaarden, gehoor aan het verzoek van een andere staat:
- a)
om de confiscatie van specifieke goederen, alsook om de confiscatie van opbrengsten in de vorm van de verplichting een bedrag te betalen dat overeenkomt met de waarde van de opbrengsten;
- b)
om bijstand bij onderzoeken en om voorlopige maatregelen met het oog op een van beide vormen van confiscatie bedoeld in punt a).
3.
De uit hoofde van lid 2, punt b), verlangde bijstand bij onderzoeken en voorlopige maatregelen worden uitgevoerd zoals toegestaan door en overeenkomstig het intern recht van de aangezochte staat. Wanneer in het verzoek betreffende een van die maatregelen formaliteiten of procedures worden vermeld die nodig zijn uit hoofde van het intern recht van de verzoekende staat, geeft de aangezochte staat, ook als die hiermee onbekend is, gehoor aan dergelijke verzoeken, mits het gevraagde optreden niet strijdig is met de grondbeginselen van zijn intern recht.
4.
De aangezochte staat zorgt ervoor dat de verzoeken van een andere staat om het identificeren, opsporen en bevriezen of in beslag nemen van opbrengsten en hulpmiddelen dezelfde prioriteit krijgen als verzoeken in het kader van interne procedures.
5.
Bij een verzoek om confiscatie, bijstand bij onderzoeken en voorlopige maatregelen met het oog op confiscatie zorgt de verzoekende staat ervoor dat de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid in acht worden genomen.
6.
De bepalingen van deze titel zijn van toepassing in plaats van de hoofdstukken over ‘internationale samenwerking’ van het op 16 mei 2005 in Warschau gesloten Verdrag van de Raad van Europa inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven en de financiering van terrorisme (het ‘verdrag van 2005’) en het op 8 november 1990 in Straatsburg gesloten Verdrag inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven (het ‘verdrag van 1990’). Artikel 657 van deze overeenkomst vervangt de overeenkomstige definities in artikel 1 van het verdrag van 2005 en artikel 1 van het verdrag van 1990. De bepalingen van deze titel hebben geen gevolgen voor de verplichtingen van de Staten uit hoofde van de andere bepalingen van het verdrag van 2005 en het verdrag van 1990.