Einde inhoudsopgave
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/6.4.3.2
6.4.3.2 De terugbetaalperiode
Mr. dr. J.M. Meindertsma, datum 01-06-2020
- Datum
01-06-2020
- Auteur
Mr. dr. J.M. Meindertsma
- JCDI
JCDI:ADS210051:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
Paragraaf 4.2.5.3 en 4.2.6.3.
Zie paragraaf 4.2.7 waaruit volgt dat er op dit punt nog andere verschillen zijn tussen consumptief en hypothecair krediet.
Bij doorlopende kredietvormen moet overigens worden gewaarborgd dat het krediet een looptijd heeft die niet langer is dan 180 maanden. Zie art. 11 VFN gedragscode. Dit artikel beoogt een bijdrage te leveren aan het streven om te voorkomen dat consumenten locked-up raken. Zie ook paragraaf 4.2.2.2.
Overigens gelden er bij een beperkt aantal kredieten LTI-grenzen. Deze grenzen zijn hoofdzakelijk gericht op de stabiliteit van de financiële markten. Zie FCA februari 2017.
Zie paragraaf 5.2.5.5 en 5.2.6.4.
Een voorstel om de terugbetaalperiode bij hypothecaire kredieten te fixeren op 25 jaar heeft het dan ook niet gehaald. Zie FSA 2011, p. 22.
De Europese richtlijnen stellen geen grenzen aan de terugbetaalperiode van het krediet. Zowel de Richtlijn consumentenkrediet als de Richtlijn woningkredietovereenkomsten zwijgen hierover. In Nederland en Engeland zijn er op dit punt verschillende keuzes gemaakt. Om te beginnen zijn er in het Nederlandse publiekrecht grenzen gesteld aan de terugbetaalperiodes.1 Kort gezegd, wordt het maximale kredietbedrag bepaald door de omvang van de periodieke betaalcapaciteit te vermenigvuldigen met een bepaald getal. Dat getal kan worden vertaald naar de periode waarbinnen het krediet moet kunnen zijn terugbetaald. Bij consumptieve kredieten wordt in beginsel uitgegaan van vijftig maanden, terwijl bij hypothecaire kredieten wordt gerekend met dertig jaar.2 Bedacht moet worden dat deze grenzen vooral zijn gesteld om het totale kredietbedrag te begrenzen. De kredietpartijen beschikken daarom over de vrijheid om te komen tot een eigen looptijd mits het totale kredietbedrag, qua omvang, binnen de daaraan gestelde grenzen blijft.3 Het is dus niet per definitie zo dat de consument het krediet binnen de voormelde periodes moet hebben terugbetaald. Niettemin laten de leennormen met het voorgaande zien dat de consument zijn maandelijkse betaalcapaciteit niet onbeperkt (maximaal) mag aanspreken voor de terugbetaling van het beoogde krediet. In het Engelse publiekrecht zijn echter geen algemene grenzen gesteld aan de terugbetaalperiodes van het krediet.4 Anders dan in het Nederlandse publiekrecht, wordt de kredietwaardigheid in het Engelse publiekrecht dus gekoppeld aan de omvang van de periodieke terugbetaalplichten.5 Dit betekent dat de consument in Engeland kredietwaardig is als hij naar verwachting verantwoord kan voldoen aan de individuele terugbetaalplichten. Zoals eerder al is opgemerkt, duidt dit verschil tussen Nederland en Engeland op een verschil van inzicht over de gewenste balans tussen het bieden van bescherming tegen overkreditering en het behouden van een goede krediettoegang. De Engelse regelgever schat de voordelen van dergelijke grenzen kennelijk niet hoog genoeg in om de nadelige effecten daarvan op de krediettoegang te kunnen rechtvaardigen.6