Einde inhoudsopgave
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/6.2.1
6.2.1 Inleiding
Dr. J. van Strien, datum 20-10-2006
- Datum
20-10-2006
- Auteur
Dr. J. van Strien
- JCDI
JCDI:ADS590999:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Marres omschrijft winstdrainage als het op gekunstelde wijze creëren van schuldverhoudingen ter verijdeling van vennootschapsbelasting, Marres, O.C.R.; Winstdrainage door renteaftrek, Proefschrifteditie, Kluwer, Deventer, 2005, blz. 1.
Hierbij wijs ik in het bijzonder op HR 20 september 1995, BNB 1996/5.
Vergelijk Hoge Raad van 22 juli 1982, BNB 1982/242-246 HR 21 november 1984, BNB 1985/32 en HR 20 maart 1985, BNB 1985/171.Voor een nadere beschouwing van het begrip ‘fraus legis’ verwijs ik naar IJzerman, R.H.L.; Het leerstuk van de wetsontduiking in het belastingrecht, Fiscale monografieën nr. 54, Kluwer, Deventer, 1991. Vergelijk ook Haberham A.M.; Fiscale aspecten van vreemd vermogen versterkt door aandeelhouders, Fiscale Monografieën nr. 65, Kluwer, Deventer, 1993, blz. 75-128.
Vergelijk A-G Overgaauw in zijn conclusie bij HR 17 december 2004, onderdeel 4.1, BNB 2005/ 169.
Omdat in de navolgende jurisprudentie zowel richtige heffing als fraus legis aan de orde komt, zij dienaangaande nog het volgende opgemerkt. De toepassingsvoorwaarden van deze twee grootheden in het leerstuk van de wetsontduiking komen nagenoeg overeen. Een verschil is echter dat richtige heffing bepaalde rechtshandelingen negeert/elimineert, terwijl bij fraus legis een rechtshandeling kan worden vervangen door een zeer sterk vergelijkbare rechtshandeling (substitutie). Daarmee is fraus legis ‘ruimer’ dan richtige heffing.
Zowel art. 10a als art. 15ad vinden hun wortels in de rechtspraak. Deze bepalingen vormen deels een reactie op en deels een codificatie van de antiwinstdrainagejurisprudentie.1 Om de bepalingen te kunnen beoordelen, is het van belang eerst meer inzicht te krijgen in deze rechtspraak. Hierbij verdienen de arresten die in het nadeel van de fiscus werden beslecht en die thans door middel van wetgeving zijn ‘gerepareerd’, bijzondere aandacht.2 Deze arresten noem ik de ‘aanstichterarresten’, omdat (het verliezen van) deze zaken (door de fiscus) in wezen hebben geleid tot de invoering van de antimisbruikwetgeving, te weten art. 10a en art. 15, lid 4. In de (anti)winstdrainagearresten trachtte de fiscus de vermeende erosie van de Nederlandse heffingsgrondslag tegen te gaan. Hierbij vallen de volgende hoofdfiguren te onderscheiden:
het schuldig blijven van kapitaalstortingen, dividenduitkeringen etc.;
interne reorganisaties, gefinancierd met interne leningen of schuldigerkenningen al dan niet in combinatie met de figuur van de fiscale eenheid.
Tot de invoering van art. 10a en 15, lid 4 konden inspecteurs de in hun ogen ongeoorloofde renteaftrek in beginsel slechts bestrijden met richtige heffing (art. 31 AWR) en later fraus legis. Fraus legis kent twee cumulatieve toepassingscriteria: het motief-vereiste (subjectief) en het normvereiste (objectief).3 Nader beschouwd zijn twee aspecten relevant bij de beantwoording van de vraag of sprake is van fraus legis:
het bereiken van een aanzienlijke belastingbesparing dan wel de verijdeling van belastingheffing is voor de belastingplichtige het enige, althans het volstrekt overwegende motief (of de doorslaggevende beweegreden) geweest voor het sluiten van de transacties;
het met de transacties beoogde effect/resultaat komt in strijd met het doel en de strekking van de wettelijke bepalingen.4, 5
Deze aspecten komen nader aan de orde bij de hierna te behandelen jurisprudentie.