Einde inhoudsopgave
Wet inzake bloedvoorziening
Artikel 10
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
18-04-2018, Stb. 2018, 136 (uitgifte: 24-05-2018, kamerstukken: 34815)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-10-2018, Stb. 2018, 429 (uitgifte: 23-11-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Individuele gezondheidszorg
1.
Indien Onze Minister van oordeel is dat het bepaalde bij of krachtens de artikelen 5, 6, 8 of 9 niet of in onvoldoende mate of op onjuiste wijze wordt nageleefd, kan hij de Bloedvoorzieningsorganisatie een schriftelijke aanwijzing geven.
2.
In de aanwijzing geeft Onze Minister met redenen omkleed aan op welke punten het bepaalde bij of krachtens de artikelen 5, 6, 8 of 9 niet of in onvoldoende mate of op onjuiste wijze wordt nageleefd, de in verband daarmee te nemen maatregelen, alsmede de termijn waarbinnen de Bloedvoorzieningsorganisatie aan de aanwijzing moet voldoen.
3.
Indien het nemen van maatregelen in verband met gevaar voor de gezondheid redelijkerwijs geen uitstel kan leiden, kan de ingevolge artikel 20 met het toezicht belaste ambtenaar een schriftelijk bevel geven. Het bevel heeft een geldigheidsduur van zeven dagen, welke door Onze Minister telkens met eenzelfde periode kan worden verlengd zolang naar het oordeel van Onze Minister het gevaar voor de gezondheid niet is geweken.
4.
De Bloedvoorzieningsorganisatie is verplicht volledig en binnen de daarbij gestelde termijn aan de aanwijzing onderscheidenlijk onmiddellijk aan het bevel te voldoen.
5.
Indien de Bloedvoorzieningsorganisatie inzake het vierde lid in gebreke blijft, kan de Minister een bewindvoerder over de Bloedvoorzieningsorganisatie aanstellen.
6.
Het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een andere rechtspersoon als bedoeld in artikel 3a, eerste lid, voor zover het gevaar voor de gezondheid samenhangt met de werkzaamheden die essentieel zijn voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 3, eerste lid, en voor zover niet bij of krachtens een andere wet is voorzien in de bevoegdheid tot het opleggen van een bevel ten aanzien van die rechtspersoon.