Einde inhoudsopgave
RvdW 2015/175
Toereikende motivering van diefstal in vereniging.
HR 06-01-2015, ECLI:NL:HR:2015:10
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
6 januari 2015
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, Y. Buruma, V. van den Brink
- Zaaknummer
14/01159
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht (V)
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:10, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑01‑2015
ECLI:NL:PHR:2014:2456, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑10‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑06‑2014
- Wetingang
Essentie
Vooropgesteld moet worden dat aan het enkel voorhanden hebben van door een vermogensdelict ontvreemde goederen niet zonder meer de conclusie kan worden verbonden dat de betrokkene die goederen ook door het plegen van dat vermogensdelict heeft verkregen. Voor de beoordeling van de betekenis die aan dat voorhanden hebben moet worden gehecht, zijn de feiten en omstandigheden van het geval van belang (vgl. HR 19 januari 2010, NJ 2010/475). Het oordeel van het hof dat de verdachte zo nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt dat sprake is van het in vereniging plegen van de bewezenverklaarde inbraken, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.