Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen heeft het hof kunnen oordelen dat soortgelijke artikelen als bij Gamma gekocht in de kelderbox zijn aangetroffen. Daaruit blijkt immers dat haakse slijpers en (nieuwe) slijpschijven zijn aangetroffen. Voorts blijkt daaruit dat koevoeten/breekijzers zijn aangetroffen, welke soortgelijk zijn aan sloopbeitels (zo leert een snelle zoektocht op Google).
HR, 06-01-2015, nr. 14/01159
ECLI:NL:HR:2015:10, Conclusie: Contrair, Conclusie: Contrair
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
06-01-2015
- Zaaknummer
14/01159
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:10, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑01‑2015; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:2456, Contrair
ECLI:NL:PHR:2014:2456, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑10‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:10, Contrair
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑06‑2014
- Vindplaatsen
NJ 2015/399 met annotatie van P. Mevis
SR-Updates.nl 2015-0004
Uitspraak 06‑01‑2015
Inhoudsindicatie
Falende bewijsklacht medeplegen.HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2010:BK2880 m.b.t. het feit dat aan het enkele voorhanden hebben van door een vermogensdelict ontvreemde goederen niet zonder meer de conclusie kan worden verbonden dat betrokkene die goederen ook door het plegen van dat vermogensdelict heeft verkregen en dat voor de beoordeling van de betekenis die aan dat voorhanden hebben moet worden gehecht de f&o van het geval van belang zijn. Gelet op de f&o heeft het hof kunnen oordelen dat de verdachte en een met name genoemde medeverdachte “als daders betrokken zijn geweest bij de […] bewezenverklaarde inbraken”, in welk oordeel besloten ligt dat verdachte met zijn mededaders de inbraken gezamenlijk heeft uitgevoerd. ’s Hofs kennelijke oordeel dat verdachte zo nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt dat sprake is van het in vereniging plegen van de bewezenverklaarde inbraken, is, gelet op die gezamenlijke uitvoering en op hetgeen het Hof overigens heeft vastgesteld over de bijdrage van de verdachte voorafgaand en direct na de bewezenverklaarde feiten, niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. HR verwijst naar ECLI:NL:HR:2014:3474. CAG: anders.
Partij(en)
6 januari 2015
Strafkamer
nr. 14/01159
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 29 mei 2013, nummer 22/003941-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. A.H. Tiemens en mr. M.G. Cantarella, beiden advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Hof, teneinde deze op het bestaande beroep opnieuw te berechten en af te doen.
2. Beoordeling van het eerste middel, het tweede middel en het derde middel
2.1.
De middelen, die zich lenen voor gezamenlijke bespreking, klagen dat de bewezenverklaarde diefstallen met braak in vereniging niet uit de bewijsvoering kunnen volgen.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"2:
hij op 3 augustus 2009 te Wateringen, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in winkelbedrijf Hornbach heeft weggenomen
- een kluis;
- een kentekenbewijs deel 1 en 2: [AA-00-BB];
- een kentekenbewijs deel 1 en 2: [CC-00-DD];
- een kentekenbewijs deel 1 en 2:
- 20 systeemdiskettes (Back-up tapes);
- Hornbach waardebonnen;
- de afroomkluis, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Hornbach, zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik te hebben gebracht door een deur te forceren en een ruit (tussen de kluisruimte en de gang) te verbreken;
4:
hij in de periode van 3 tot en met 4 augustus 2009 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit bedrijf [A] B.V. heeft weggenomen
- een grijze kluis (merk: Cisa) met inhoud (bankbescheiden op naam van [A] B.V.);
- twee slijpmachines van het merk Bosch, toebehorende aan bedrijf [A] B.V., zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door een raam te verbreken in het aanpalende pand van bedrijf [B] en de tussendeur tussen beide bedrijven te openen;
5:
hij in de periode van 3 tot en met 4 augustus 2009 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in bedrijf [B] B.V. heeft weggenomen
- een rabobankpas ([001]);
- tweeduizend euro;
- een blauwe kluis met contracten, toebehorende aan bedrijf [B] B.V., zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door een raam te verbreken."
2.2.2.
De bewijsvoering is weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5 en 6.
2.3.
Vooropgesteld moet worden dat aan het enkele voorhanden hebben van door een vermogensdelict ontvreemde goederen niet zonder meer de conclusie kan worden verbonden dat de betrokkene die goederen ook door het plegen van dat vermogensdelict heeft verkregen. Voor de beoordeling van de betekenis die aan dat voorhanden hebben moet worden gehecht, zijn de feiten en omstandigheden van het geval van belang (vgl. HR 19 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2880, NJ 2010/475).
2.4.
Blijkens de bewijsvoering heeft het Hof onder meer vastgesteld:
- dat in een kelderbox in Den Haag onder meer een aan de verdachte toebehorend zwart vest is aangetroffen met in de zak daarvan een door hem gedragen bivakmuts alsmede een RABO-bankpas die die nacht was gestolen bij de inbraak in Amsterdam bij [B] BV (feit 5), welke inbraak op dat moment nog niet was ontdekt,
- dat in die kelderbox ook aan een medeverdachte toebehorende voorwerpen zijn aangetroffen, waaronder een bivakmuts,
- dat met de genoemde RABO-bankpas geld was gepind door twee mannen die bivakmutsen droegen die identiek waren aan die welke in de kelderbox zijn aangetroffen,
- dat de verdachte geen verklaring heeft gegeven voor het feit dat die bivakmuts en dat RABO-bankpasje in zijn vest zijn aangetroffen,
- dat genoemd vest voorts was besmeurd met zwart metaalslijpsel (bewijsmiddel 28),
- dat verbalisanten kort daarvoor, afgaande op harde boor- en hamergeluiden, in een parkeergarage, welke garage een doorgang heeft naar de kelderbox, drie mannen bezig hebben gezien, na binnentreding aldaar een scherpe slijplucht hebben waargenomen en hebben geconstateerd dat met een slijptol twee kluizen, die gestolen bleken te zijn (feiten 2 en 4), werden bewerkt,
- dat de verdachte op 26 juli 2009 met twee medeverdachten bij de Gamma een slijper, doorslijpschijven en een sloopbeitel heeft gekocht, die gelijken op in de kelderbox aangetroffen gereedschappen,
- dat in de kelderbox andere voorwerpen zijn aangetroffen die zijn te herleiden tot de in de feiten 2, 4 en 5 genoemde gestolen voorwerpen,
- dat de onder 2 bewezenverklaarde diefstal blijkens camerabeelden door drie personen is begaan.
Voorts heeft het Hof de door de verdachte aangevoerde alternatieve scenario's - waaronder zijn stelling dat hij voor het laatst op 26 juli 2009 in de kelderbox zou zijn geweest - als ongeloofwaardig ter zijde gesteld.
2.5.
Gelet op dit een en ander heeft het Hof kunnen oordelen dat de verdachte en een met name genoemde medeverdachte "als daders betrokken zijn geweest bij de onder 2 primair, 4 primair en 5 primair bewezen verklaarde inbraken", in welk oordeel besloten ligt dat de verdachte met zijn mededaders de inbraken gezamenlijk heeft uitgevoerd. Het kennelijke oordeel van het Hof dat de verdachte zo nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt dat sprake is van het in vereniging plegen van de bewezenverklaarde inbraken, is, gelet op die gezamenlijke uitvoering en op hetgeen het Hof voor het overige heeft vastgesteld over de bijdrage van de verdachte voorafgaand en direct na de bewezenverklaarde feiten, niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd (vgl. HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, rov. 3.2.3).
2.6.
Het middel faalt.
3. Beoordeling van het vierde middel
3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Gelet op de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 januari 2015.
Conclusie 07‑10‑2014
Inhoudsindicatie
Falende bewijsklacht medeplegen.HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2010:BK2880 m.b.t. het feit dat aan het enkele voorhanden hebben van door een vermogensdelict ontvreemde goederen niet zonder meer de conclusie kan worden verbonden dat betrokkene die goederen ook door het plegen van dat vermogensdelict heeft verkregen en dat voor de beoordeling van de betekenis die aan dat voorhanden hebben moet worden gehecht de f&o van het geval van belang zijn. Gelet op de f&o heeft het hof kunnen oordelen dat de verdachte en een met name genoemde medeverdachte “als daders betrokken zijn geweest bij de […] bewezenverklaarde inbraken”, in welk oordeel besloten ligt dat verdachte met zijn mededaders de inbraken gezamenlijk heeft uitgevoerd. ’s Hofs kennelijke oordeel dat verdachte zo nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt dat sprake is van het in vereniging plegen van de bewezenverklaarde inbraken, is, gelet op die gezamenlijke uitvoering en op hetgeen het Hof overigens heeft vastgesteld over de bijdrage van de verdachte voorafgaand en direct na de bewezenverklaarde feiten, niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. HR verwijst naar ECLI:NL:HR:2014:3474. CAG: anders.
Nr. 14/01159 Zitting: 7 oktober 2014 | Mr. T.N.B.M. Spronken Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 29 mei 2013 door het Gerechtshof Den Haag wegens een drietal gekwalificeerde diefstallen veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts zijn beslissingen genomen omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen als nader in het arrest vermeld.
Deze zaak hangt samen met de zaak tegen [medeverdachte] (13/05479), waarin ik heden eveneens concludeer.
Mr. A.H. Tiemens en mr. M.G. Cantarella, beiden advocaat te ’s-Gravenhage, hebben namens verdachte vier middelen van cassatie voorgesteld. Voordat ik hierop inga, zal ik de bewezenverklaring en de bewijsoverwegingen van het hof weergeven. Deze zijn uitvoerig, maar lenen zich voor een goed begrip van de cassatieklachten niet voor een samenvatting.
Ten laste van de verachte is bewezenverklaard dat:
“2:
hij op 3 augustus 2009 te Wateringen, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in winkelbedrijf Hornbach heeft weggenomen
een kluis;
een kentekenbewijs deel 1 en 2: [AA-00-BB];
een kentekenbewijs deel 1 en 2: [CC-00-DD];
een kentekenbewijs deel 1 en 2:
20 systeemdiskettes (Back-up tapes);
Hornbach waardebonnen
de afroomkluis,
geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Hornbach, zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik te hebben gebracht door een deur te forceren en een ruit (tussen de kluisruimte en de gang) te verbreken;
4:
hij in de periode van 3 tot en met 4 augustus 2009 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit bedrijf [A] B.V. heeft weggenomen
een grijze kluis (merk: Cisa) met inhoud (bankbescheiden op naam van [A] B.V.);
twee slijpmachines van het merk Bosch,
toebehorende aan bedrijf [A] B.V., zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door een raam te verbreken in het aanpalende pand van bedrijf [B] en de tussendeur tussen beide bedrijven te openen;
5:
hij in de periode van 3 tot en met 4 augustus 2009 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in bedrijf [B] B.V. heeft weggenomen
een rabobankpas ([001]);
tweeduizend euro;
een blauwe kluis met contracten,
toebehorende aan bedrijf [B] B.V., zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door een raam te verbreken.”
5. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 5 augustus 2009, van de politie Haaglanden, Bureau Laak, met nr. PL1531/2009/241956-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 145-147):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op 4 augustus 2009 omstreeks 04.47 uur bevonden wij ons in uniform gekleed en met autosurveillance belast op de openbare weg de Beetsstraat te Den Haag.
Aldaar hoorden wij dat de noodhulpeenheid zijnde de 3101 gestuurd werd naar de [a-straat] 72 te Den Haag in verband met verdachte omstandigheden.
Onmiddellijk gingen wij derwaarts. Tijdens het aanrijden hoorden wij via het mobilofoonkanaal van de dienstdoende centralist van politiemeldkamer Haaglanden dat de melder harde boor en hamer geluiden hoorde.
Ter plaatse gekomen spraken wij de melder van perceel 72. Desgevraagd deelde hij ons mede dat de geluiden inmiddels gestopt waren. Hierop hebben wij in de omgeving een onderzoek ingesteld.
Wij zagen dat op een afstand van ongeveer 20 meter links naast de voordeur van perceel 72 zich een ingang naar een ondergrondse parkeergarage bevond. Wij zagen dat een aluminium roldeur deze garage afsloot van de openbare weg. Wij zagen dat de garage zich onder de aldaar gelegen woningen bevond. Gekomen bij de garage hoorden wij stemmen afkomstig van vermoedelijk mannelijke personen.
Hierop ben ik, eerste verbalisant, op een aldaar gelegen verhoging gaan staan om zo uit het zicht dichter bij de roldeur mijn waarnemingen te kunnen doen. Toen ik mij op de verhoging bevond rook ik een sterke lucht welke ik herkende als zijnde de lucht welke afkomstig is van het slijpen van staal. Ik rook dat deze “slijp” lucht sterker werd naarmate ik dichterbij de roldeur kwam. Tevens hoorde ik mannenstemmen uit de garage komen. Ik kon niet verstaan wat er gezegd werd en of het de Nederlandse taal betrof.
Ik, tweede verbalisant, bevond mij voor de ingang van de garage. Om zicht te kunnen krijgen in de garage besloot ik om laag op de grond te gaan liggen. Vanaf deze positie kon ik door de gaten in de roldeur in de garage kijken. Ik had vanaf hier goed zicht de garage in.
Over het signalement van de drie mannen kan ik het volgende verklaren:
Alle mannen waren licht getint van huidskleur en hadden donker haar. Ik zag dat één van de mannen een donkere jas aan had. De andere man had witte bovenkleding met daaronder een spijkerbroek.
Tevens zag ik dat de man met de witte bovenkleding zwarte handschoenen droeg.
Na veel moeite lukte het ons om de deur welke gelegen is in de roldeur te openen. Nadat wij via het naar beneden hellende gedeelte van de oprit ons in de garage bevonden waren de drie personen verdwenen. Wij zagen en hoorden in de garage geen personen meer.
In de garage viel ons oog op een deur welke op een kier stond. Deze deur bevond zich na het hellende gedeelte direct rechts. Achter deze deur zagen wij een grote witte kluis staan. Wij zagen tevens dat hier een ruimte gevestigd was met daarin meerdere technische apparatuur, kennelijk bevonden wij ons in de technische ruimte van de flat. Wij zagen dat deze kluis ongeveer een meter hoog, zestig centimeter breed en vijftig centimeter diep was. Wij zagen dat er een gat gemaakt was aan de achterzijde van deze kluis. Wij zagen dat dit gat ongeveer zestig centimeter hoog en veertig centimeter breed was. Wij zagen dat deze kluis geheel leeg was.
Tevens zagen wij achter deze witte kluis nog een andere kleinere donkergrijze kluis liggen. Wij zagen dat in de wand van deze kluis zich slijpsleuven bevonden. Tevens roken wij een sterke ons bekende slijplucht.
In de technische ruimte troffen wij ook geen personen aan, waarop wij richting de kelderbox liepen.
Gekomen bij de hal welke toegang geeft tot de kelderboxen zag ik, eerste verbalisant, dat de eerder genoemde kelderbox deur gesloten was.
Nadat de slotenmaker de kelderbox deur geopend had zagen wij een groot aantal gereedschappen liggen. Wij zagen dat alles open en bloot op de grond lag. Wij zagen genoemd van links naar rechts de volgende goederen:
een motorrunner zonder kentekenplaat met daaronder een grote tas ook wel “bigshopper” genoemd, een donkere overall welke over het voetenplaat gedeelte van de motor lag, materialen van vermoedelijk een hennepkwekerij, op één van de filters voor een hennepkwekerij lag een paar zwarte handschoenen, daarnaast op de grond een paarskleurige kluis met daarop een veiligheidsbril en een mondkapje, voor deze kluis een donkere overall met zwarte schoenen, rechts naast de kluis een koffer bestemd voor makita gereedschap met daarvoor een verlenghaspel.
Rechts helemaal achterin de hoek zagen wij een rood gekleurde steekkar staan waaraan een donkergekleurde jas hing. Op de grond voor de steekkar lag een haakse slijper van het merk Makita, brandblusser rood van kleur, betonschaar, meerdere koevoeten, klein model haakse slijper, machine om papiergeld te tellen, meerdere schroevendraaiers, verstelbare sleutel “baco”, voorhamer, zwart stootijzer van ongeveer een meter hoog en helemaal in de hoek een kennelijk zelf gemaakt projectiel ook wel genaamd IED.
2. Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 januari 2010, van de politie Haaglanden, District Den Haag/Loosduinen-Laak-Escamp, met nr. PL1531/2009/241956.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 197A-197B):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
In opdracht van de wachtcommandant van bovenstaand bureau stelde ik op 4 augustus 2009 omstreeks 06.00 uur een onderzoek in in de (ondergrondse) parkeergarage, gelegen [a-straat] 70-72 te ’s-Gravenhage. Aldaar zouden namelijk in de zogeheten verwarmingskamer, toebehorende aan Eneco B.V., door algemene opsporingsambtenaren onder andere kluizen zijn aangetroffen, die vermoedelijk van diefstal afkomstig waren.
Ter plaatse rook ik een sterke naar verbrand metaalslijpsel ruikende lucht en werd ik aangesproken door deze ambtenaren, die mij attendeerden op laatstgenoemde ruimte die ik vervolgens betrad. Zoals ik zag waren op de vloer diverse schoenprofielsporen aanwezig en lag er een grote hoeveelheid metaalslijpsel en isolatiegrind, afkomstig van vermoedelijk kluizen. Ook constateerde ik dat op de aanwezige apparatuur hierin een (dikke) laag metaalslijpsel lag.
De ambtenaren deelden mij verder mede zojuist hierin te hebben aangetroffen en in beslag genomen
- twee met behulp van vermoedelijk een slijpmachine opengesneden kluizen
- twee grijze kennelijk van de dubbele wand van een van deze kluizen uitgesneden metalen platen
- een blauwe boodschappentas van supermarkt Albert Heijn met hierin diverse goederen
- een donkergrijze ordner met hierin diverse geschriften
- een doorzichtige plastic diskettenbak.
Zoals ik zag was de buitendeur van de verwarmingskamer, die overigens een afmeting had van circa tien bij vier meter, incluis -slot en -kozijn beschadigd. Ik zag dat zich in deze ruimte diverse (vermoedelijk) gasapparaten bevonden, die zoals reeds vermeld, vervuild waren met metaalslijpsel.
Zoals ik zag was een van de kluizen grijs, van het merk Stacke en voorzien van een geldstortsluis, die circa 100 centimeter lang was en een doorsnede had van ongeveer 10 centimeter. Deze kluis had een afmeting van circa 140 bij 70 b i j 60 centimeter. Ik zag dat de dubbele achterwand ervan was uitgesneden, en wel in de grootten van circa 120 bij 60 en 100 b i j 40 centimeter.
Ik constateerde verder dat deze grijze kluis geheel leeg was en dat een der zijwanden ervan was besmeurd met een op bloed gelijkende substantie.
Zoals ik zag waren de metalen platen eveneens grijs en hadden deze afmetingen van circa 120 bij 60 en 100 bij 40 centimeter. Ik constateerde dat deze gelet de identieke kleur en de exact daarop passend (uit)sneden kennelijk waren uitgesneden van de dubbele achterwand van de grijze kluis.
Zoals ik zag was de andere kluis donkergrijs en niet voorzien van een merk(naam). Deze kluis had een afmeting van circa 60 bij 40 bij 40 centimeter. Ik zag dat de enkele achterwand ervan gedeeltelijk was uitgesneden.
Ik constateerde verder dat deze donkergrijze kluis een grote hoeveelheid bankbescheiden bevatte, die op naam waren gesteld van [A] B.V., gevestigd [b-straat 1] te Amsterdam. Kennelijk was deze kluis van dit bedrijf weggenomen en had(den) de dader(s) de inhoud ervan nog door de onverwachte komst van de ambtenaren onaangeroerd gelaten.
Zoals ik zag bevatte de blauwe boodschappentas van supermarkt Albert Heijn onder andere de volgende goederen:
- een grote hoeveelheid Hornbach kadobonnen
- diverse kentekenbewijzen ten name van Hornbach B.V., gevestigd 's-Gravenzandseweg 71 te Wateringen.
- een grote hoeveelheid isolatiegrind, vermoedelijk afkomstig van de opengesneden kluis 1.
Zoals ik zag bevatte de donkergrijze ordner diverse motorvoertuigenverzekeringsbescheiden ten name van (hoofdkantoor) bouw- en tuinmarkt Hornbach B.V., gevestigd Ravenswade 56 te Nieuwegein. Gelet de tenaamstelling waren deze goederen vermoedelijk weggenomen van laatstgenoemd bedrijf.
Zoals ik zag was de discettenbak beschadigd en bevatte deze een aantal (vermoedelijk zogeheten backup) discetten, voorzien van het opschrift “Hornbach”. Gelet het opschrift waren deze goederen vermoedelijk eveneens weggenomen van laatstgenoemd bedrijf.
3. Een proces-verbaal Forensisch Technisch Onderzoek, d.d. 25 maart 2010, van de politie Haaglanden, Bureau Recherche Expertis, met nr. PL1531/2009/41956-116.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (Forensisch Dossier, blz. 0001 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Technische ruimte
In de technische ruimte zag ik dat:
- de toegang van de technische ruimte bestond uit een dubbele deur;
- de linkerdeur van deze ruimte openstond;
- er aan de linker - en rechterdeur en de deurposten geen braakschade aanwezig was;
- er op de vloer een grijze poedervormige substantie lag. Tevens rook ik de geur die vermoedelijk afkomstig was van het slijpen met een slijptol;
- aan de linkerzijde, gezien vanuit de deuropening, tegen de kasten twee metalen platen stonden, die mogelijk afkomstig waren vanuit een kluis.
Ik heb:
- vanaf de vloer een monster genomen van de grijze poederachtige substantie.
Kelderbox
Ik zag dat:
- er een zwarte scooter van het merk Gilera zonder kentekenplaten stond;
- op het zadel van deze scooter een zwarte jas lag. Op deze jas lagen twee handschoenen, kleur wit met blauw van het merk Oomsport. Ik rook bij deze goederen een geur die vermoedelijk afkomstig was van het slijpen met een slijptol;
- er op de vloer een blauwe kluis (serienummer 1- max S NTPJ4, pol 7375, 2006, klasse 53) lag;
- op deze kluis een veiligheidsbril en een mondkap lagen;
- naast deze kluis op de vloer een haspel en een haakseslijper van het merk Makita lagen. Bij de haakseslijper rook ik de geur van het slijpen met een slijptol. Ik zag dat de slijpschijf grotendeels versleten was;
- er achter de kluis op de vloer, onder andere, een plastic tas met daarin nieuwe slijpschijven op de vloer lag;
- op de vloer naast de kluis een aankoop bon van de slijpschijven gekocht bij het bedrijf Gamma Dekkershoek te Den Haag lag;
- er voor de kluis op de vloer een blauwe overall lag met daaronder twee zwarte sportschoenen van het merk Adidas;
- er naast de scooter op de vloer twee zwarte sportschoenen van het merk Nike stonden;
- op een stapel dozen twee ventilatoren lagen;
- op de vloer, onder andere, breekijzers, afgebroken schroevendraaiers, een voorhamer met barcode, een metalen stormram, haakseslijpers, slijpschijven, verlengsnoeren, twee paar handschoenen lagen. Tevens lag op de vloer een groene sporttas met daarin, onder andere, gereedschap en een goudkleurige armband;
- op een afzuigunit meerdere sleutelbossen en één paar zwarte handschoenen lagen. Op de vloer lag een rol grijze tape;
- er over een rode steekwagen een zwarte jas en een zwart vest hingen.
Ik heb:
- de voor DNA in aanmerking komende goederen verpakt en veilig gesteld;
- de voor dactyloscopisch onderzoek in aanmerking komende goederen verpakt en veilig gesteld;
- de kluis geopend. In de kluis zag ik diverse papieren bescheiden liggen. Deze papieren stonden op naam van [B] bv te Amsterdam. Van rechercheur [verbalisant 1] hoorde ik dat in de nacht van 4 augustus was ingebroken in het [B] bv, gevestigd te Amsterdam, en dat hierbij een kluis was ontvreemd. Uit het tactisch onderzoek bleek dat het deze aangetroffen kluis betrof;
- tussen de papieren in de kluis zag ik meerdere opengescheurde enveloppen liggen waarop een geldbedrag was genoteerd. Tevens zag ik de afdrukken van een blokvormig schoenzoolprofiel op de enveloppen en op een rode insteekmap staan. De enveloppen en de rode insteekmap
heb ik verpakt en veilig gesteld voor een nader uit te voeren dactyloscopisch en een vergelijkend schoensporen onderzoek;
- de zakken van de zwarte jas en het zwarte vest onderzocht. Ik heb in de linkerjaszak een zwarte bivakmuts en in de linkerzak van het vest een zwarte bivakmuts en een bankpas van de Rabobank op naam van [B] bv aangetroffen.
Alle overige goederen werden door de tactische recherche vervoerd naar bureau Laak.
4. Een aanvullend proces-verbaal van bevindingen, d.d. 7 september 2011, van de politie Haaglanden, Bureau Forensische Opsporing, met nr. PL 1531/2009/41956. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - :
Als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 4 augustus 2009 omstreeks 9.30 uur heb ik een forensisch onderzoek verricht in een kelderbox gelegen aan de [a-straat] te Den Haag Er lagen, onder andere, een overall en schoenen.
Op 5 september 2011 kreeg ik van de plaatsvervangend advocaat-generaal het verzoek een aanvullend proces-verbaal op te maken met betrekking tot de bevindingen van dinsdag 4 augustus 2009 en deze te plaatsen naast het volgende scenario: Kan de overall op de schoenen gegooid zijn?
Toen ik de kelderbox betrad zag ik, met betrekking tot de overall en de schoenen, dat:
• op de vloer naast een scooter een blauwe overall lag;
• onder deze overall twee zwarte schoenen zichtbaar waren;
• de linkerschoenneus over de rechterschoenneus lag;
• De overall, met name de broekspijpen, in elkaar gevouwen (zoals bijvoorbeeld een harmonica) op de schoenen lag;
• de overall niet gesloten was, en ik hierdoor zich had op de binnenzijde van de overall en de opening van de linkerbroekspijp. Tevens had ik zicht door de linkerbroekspijp op de opening van de schoen (het gedeelte dat zich onder de enkel, na het dichttrekken van de veters, sluit);
• de rand van de linkerbroekspijp van de overall over de opening van de schoen zat;
• de rand van de rechterbroekspijp van de overall over de rechterschoen zat;
• de geopende sluitzijde van de overall deels over beide schoenen lag en het rugpand contact maakte met de vloer.
Uit het door mij verrichte forensisch onderzoek ten aanzien van de overall en de schoenen en het scenario “kan de overall op de schoenen gegooid zijn?” stel ik de volgende analyse samen:
• gezien de wijze waarop de overall is aangetroffen, met name de harmonica-achtige vorm van de broekspijpen, de positie van de broekspijpen ten aanzien van de schoenen en het feit dat de randen van de broekspijpen over de schoenen zaten is het niet aannemelijk dat dit veroorzaakt was door het gooien van de overall op de schoenen;
• Het is waarschijnlijk dat de overall en de schoenen vanuit één (staande) positie zijn uitgetrokken.
5. Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 januari 2010, van de politie Haaglanden, District Den Haag/Loosduinen-Laak-Escamp, met nr. PL1531/2009/41956. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (Algemeen dossier 0/opv, bijlage ambtshandelingen, blz. 0004 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Aantreffen goederen
Op 4 augustus 2009 omstreeks 06.00 uur stelden wij een onderzoek in in de kelderbox, gelegen 68-A te ’s-Gravenhage.
Wij zagen dat hierin onder andere de volgende goederen zichtbaar lagen dan wel stonden:
Linkerhelft van de kelderbox, gezien vanaf het gangpad
- een met metaalslijpsel besmeurde veiligheidsbril;
- een paar met metaalslijpsel besmeurde zwarte schoenen van het merk Adidas, voorzien van veters;
- een paar met metaalslijpsel besmeurde zwarte schoenen van het merk Nike, voorzien van veters;
- een met metaalslijpsel besmeurde zwarte jas ;
- vier met metaalslijpsel besmeurde slijpschijven;
- drie paar met metaalslijpsel besmeurde handschoenen;
- een zwarte met metaalslijpsel besmeurde overall;
- twee zwarte bivakmutsen;
- een met metaalslijpsel besmeurd mondkapje;
- een zwart met metaalslijpsel besmeurd vest.
In een open kartonnen doos de volgende bescheiden:
- diverse rechterlijke verhoren uit het jaar 2004 van de rechtbank te ’s-Gravenhage van de verdachte, genaamd [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984;
- een (opleidings)certificaat ten name van [verdachte], geboren te ’s-Gravenhage op [geboortedatum] 1984,
- diverse enveloppen, voorzien van poststempels uit de jaren 2004 en 2005, geadresseerd aan [verdachte],
- diverse enveloppen, voorzien van poststempels uit de jaren 2004 en 2005, geadresseerd aan [verdachte].
6. Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 januari 2010, van de politie Haaglanden, District Den Haag/Loosduinen-Laak-Escamp, met nr. PL1531/2009/41956. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven - (Algemeen Dossier 1/OPV, bijlage ambtshandeling(en), pag. 0015):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 4 augustus 2009 omstreeks 06.00 uur trof ik in de kelderbox, gelegen [a-straat] 68-A te ’s-Gravenhage, een Gamma kassabon aan.
Zoals ik zag was deze gedateerd 26 juli 2009 om 16.41 uur en stonden hierop de aanschafartikelen :
- slijper
- doorslijpschijven
- sloopbeitel vermeld.
7. Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 27 augustus 2009, van de politie Haaglanden, Bureau Laak, met nr. PL1531/2009/41956-47. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (Algemeen Dossier 0/opv, bijlage ambtshandeling(en), blz. 0017):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 27 augustus 2009 bevond ik mij in politiebureau Laak te Den Haag. Aldaar werden mij beelden getoond welke gemaakt zijn met beveiligings-camera’s van bouwmarkt de Gamma welke gevestigd is Dekkershoek te Den Haag.
Ik zag dat deze beelden voorzien waren van een tijdsaanduiding. Ik zag dat op de tijdsaanduiding 26-07-2009 16:31:49 twee mannen in het beeld verschenen.
Ik zag dat de man aan de linkerzijde een zwart met blauw shirt droeg. Ik herken deze man voor 100% als de mij ambtshalve [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats].
Ik zag dat de man aan de rechterzijde een zwarte pet op had. Ik herken deze man voor 100% als de mij ambtshalve [medeverdachte], geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats].
Op tijdsaanduiding 26-07-2009 16:37:43 zag ik één man in het beeld verschijnen met een wit shirt aan.
Ik herken deze man voor 100% als de mij ambtshalve bekende [betrokkene 1], geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats].
8. Een proces-verbaal van verhoor aangever, d.d. 21 augustus 2009, van de politie Haaglanden, Bureau Laak, met nr. P11531/2009/41956-38. Dit proces houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 137 e.v.):
als de op 21 augustus 2009 afgelegde verklaring van [betrokkene 2]:
Ik ben als beheerder en onderhoudsman werkzaam bij Eneco BV. en ben bevoegd tot het doen van deze aangifte.
In de [a-straat] 70 te ’s-Gravenhage is een (groot) appartementencomplex gevestigd, waaronder een parkeergarage is gelegen. Deze garage is voorzien is van een roldeur die slechts te openen is met behulp van een zogeheten afstandssleutel, waarvan exemplaren uitsluitend verstrekt zijn aan de bewoners en ons eigen personeel.
In de garage bevindt zich een zogeheten verwarmingsruimte van ons bedrijf, die niet toegankelijk is voor onbevoegden. Deze ruimte, die overigens een afmeting heeft van circa tien bij vier meter, is voorzien van twee deuren die slechts te openen zijn met behulp van sleutels, waar slechts mijn collega’s en ik over beschikken. Eén van de deuren bevindt zich in de garage, terwijl de andere buiten aan de openbare weg is gelegen.
Op 31 juli 2009 omstreeks 11.00 uur bevond ik mij in deze ruimte en constateerde dat deze schoon en geheel in goede orde verkeerde. Het apparatuur was beslist niet vervuild.
Op 4 augustus 2009 werd ik door politiepersoneel in kennis gesteld dat er in deze verwarmingsruimte was ingebroken en dat al ons apparatuur hierin was vervuild door middel van metaalslijpsel. Ik begaf mij er onmiddellijk heen en constateerde dat de buitendeur oftewel de deur die aan de openbare weg grenst was beschadigd incluis het slot en kozijn ervan. Ook zag ik dat er op de vloer, al het apparatuur en de leidingen ervan een dikke laag metaalslijpsel lag.
9. Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 14 september 2009, van de politie Haaglanden, Bureau Westland, met nr. PL1563/2009/17203-17. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (Zakendossier “Hornbach”, bijlage A aangifte, blz. 10-13):
als de op 3 augustus 2009 afgelegde verklaring van [betrokkene 3] :
Ik doe aangifte van diefstal uit een bedrijf. Ik ben als vestigingsmanager werkzaam bij de Hornbach Bouwmarkt & Tuincentrum Wateringen, gevestigd ’s-Gravenzandseweg 71-72 te Wateringen, gemeente Westland.
Op 1 augustus 2009, omstreeks 20:00 uur, werd de Hornbach rondom afgesloten, alles in goede orde en staat achtergelaten en werd het alarm ingeschakeld.
Op 3 augustus 2009, omstreeks 4:00 uur, werd ik gebeld door de alarmcentrale dat er was ingebroken bij de Hornbach. Ik ben vervolgens ter plaatse gegaan.
Ik zag dat men 2 deuren, beide personeelsingangen aan de achterzijde, had geforceerd. Ik zag dat men de deuren had geforceerd door middel van het zogenaamde slotentrekken.
Ik zag dat de ruit tussen de kluisruimte en de gang van de personeelsingang, verbroken was.
Ik ben vervolgens naar het marktburo gelopen, dit is het kantoor naast de kluisruimte. Ik zag dat de deur van het marktburo geforceerd was, vermoedelijk heeft men deze deur opengetrapt.
Ik zag dat men vanuit de kast een kluisje had weggenomen, met daarin 20 back-up tapes voor onze server.
Ik ben vervolgens naar de kluisruimte gelopen. Ik zag dat deze deur geforceerd was en vermoedelijk opengetrapt was.
Ik zag dat men vanuit de kluisruimte de afroomkluis had weggenomen. In deze kluis zaten 600 blanco niet geregistreerde waardebonnen (serienummer 670101 t/m 670600). Deze waardebonnen zijn nog niet geactiveerd, dus kunnen deze niet gebruikt worden.
Ook lag er een aantal ingeleverde Mac Allister bonnen in, dit voor de administratie.
Ook zaten er 20 systeemdiskettes in en 3 kentekenbewijzen.
De kentekenbewijzen betreffen de [AA-00-BB] een Mercedes 308D, Ford Transit [CC-00-DD] en een Volkswagen Craftet Bestel [EE-00-DD].
Ik zag dat de grote kluis op de grond lag. Ik zag dat het sabotage alarm was afgebroken van de grote kluis.
Ik hoorde later van de beveiliging dat deze ook af was gegaan.
Ik zag dat er op de camerabeelden 3 personen te zien waren, die opvallend rustig deden ten tijde van de inbraak.
Ik zag dat er een auto aan kwam rijden en stopte ter hoogte van de personeelsingang, welke het dichts bij de kluisruimte zit.
Ik werd ongeveer 2 dagen na de inbraak gebeld door de politie, zij vertelden mij dat zij de goederen die waren weggenomen hadden aangetroffen.
10. Een geschrift, te weten: bijlage gestolen goederen, behorende bij het onder 8 vermelde proces-verbaal van aangifte. Dit geschrift houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 14-15):
Dokument: Kentekenbewijs deel 1
Dokumentnummer : [AA-00-BB]
Eigenaar: Hornbach Bouw- en Tuincentrum
Dokument: Kentekenbewijs deel 2
Dokumentnummer : [AA-00-BB]
Eigenaar : Hornbach Bouw- en Tuincentrum
Dokument: Kentekenbewijs deel 1
Dokumentnummer: [CC-00-DD]
Eigenaar: Hornbach Bouw- en Tuincentrum
Dokument: Kentekenbewijs deel 2
Dokumentnummer: [CC-00-DD]
Eigenaar: Hornbach Bouw- en Tuincentrum
Dokument: Kentekenbewijs deel 1
Dokumentnummer: [EE-00-DD]
Eigenaar: Hornbach Bouw- en Tuincentrum
Dokument: Kentekenbewijs deel 2
Dokumentnummer: [EE-00-DD]
Eigenaar: Hornbach Bouw- en Tuincentrum
11. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 15 mei 2013 verklaard - zakelijk weergegeven-:
Het kan best zijn dat het vest uit de kelderbox van mij is omdat ik drie jaar bij mijn broer gewoond heb. Op 26 juli 2009 zijn we naar de Gamma geweest en hebben daar spullen gekocht.
12. Een proces-verbaal, d.d. 16 juni 2010, van de politie Haaglanden, Regiopolitie Haaglanden, met n r. PL1509/2009/2180. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (Zakendossier “Hornbach”, blz. 5) :
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Aantreffen schoenspoor
Op 3 augustus 2009 werd door de forensische technische opsporing een technisch sporenonderzoek ingesteld.
Door personeel van de Hornbach [is] een afdruk van een schoenprofiel op een A4, vel papier, aangetroffen, deze is voor verder onderzoek via sporencoördinatie forensische opsporing aangeboden aan de materiedeskundige schoensporen en bandensporen. Dit spoor is veiliggesteld
en als volgt gewaarmerkt: SVO 5, Sin-nummer AABM9345NL.
Resumé schoenspoor, merk Adidas SIN-nummer AABN3344NL
In het genoemde onderzoek is een schoenspoor aangetroffen welke gerelateerd kan worden aan genoemde Adidas sportschoenen.
• Schoenspoor SIN-nummer AABM9345NL
Kwalificatie spoor: is veroorzaakt door linkerschoen, merk Adidas
Opmerking verbalisant:
Op schoenveters, SIN-nummer AAAZ5682NL, afkomstig uit sportschoenen, merk Adidas, is DNA aangetroffen van [medeverdachte].
13. Een proces-verbaal Forensisch-Technisch Onderzoek d.d. 25 maart 2010, nr. PL1531/2009/41956-116. Dit proces-verbaal houdt in - zakelijk weergegeven - (Forensisch Dossier, Onderzoek 15B1409110 “Poker”, pag. 12-13):
Op 6 augustus 2009 werd een schoenspoor op een vel papier (SVO AABM9345NL) aan mij overgedragen. De afdruk van een schoenzoolprofiel werd aangetroffen op een vel papier ter grootte van formaat A4 in de kluisruimte bij Hornbach te Wateringen naar aanleiding van een inbraak aldaar (3 augustus 2009).
14. Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, van de politie Haaglanden, Bureau Recherche Expertise, met nr. PL1531/2009/41956-83. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (Zakendossier Hornbach, bijlage D, schoenspoor onderzoek, blz. 154 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Ontvangen materiaal
Op 24 augustus 2009 ontving ik, verbalisant [verbalisant 2], als gecertificeerd onderzoeker schoen- en bandsporen uit handen van J.G. Ellioitt, forensisch deskundige werkzaam bij de regiopolitie Haaglanden, voor onderzoek:
• ’s-Gravenzandseweg 71 te Wateringen (pv 1563-2009- 17203)
Schoensporen.
Onderzoek schoenen
• [a-straat] 72 te Den Haag (pv 1531-2009-41956)
Schoenen Sinnummer AABN3344NL
Het betrof een paar sportschoenen, merk Adidas, kleur zwart, maat 44 2/3. De zolen hadden een profiel bestaande uit grote meervormige blokken.
Onderzoek schoensporen
• ’s-Gravenzandseweg 71 te Wateringen (pv 1563-2009- 17203)
Schoenspoor Sinnummer AABM9345NL
Het schoenspoor op het vel papier werd door mij met gelfolie veiliggesteld. Het spoor toonde meerdere fragmenten van schoensporen bestaande uit meervormige blokken, cirkels en golvende lijnen.
Resultaat onderzoek en conclusie
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds de aangeboden schoenen, merk Adidas, en anderzijds de aangeboden schoensporen is mij gebleken dat:
• ’s-Gravenzandseweg 71 te Wateringen (pv 1563-2009-17203)
Schoenspoor Sinnummer AABM9345NL
Eén van de schoensporen op het vel papier is veroorzaakt door de linkerschoen, merk Adidas.
15. Een proces-verbaal Aanvraag DNA-onderzoek, d.d. 21 september 2009, van de politie Haaglanden, Forensische Opsporing, met nr. PL1503-2009-41956. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (Forensisch Dossier blz. 166-167):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Aanleiding
Op 4 augustus 2009 omstreeks 5:00 uur werden in een ondergrondse parkeergarage, gelegen aan de [a-straat] ter hoogte van perceel 72 te Den Haag, naar aanleiding van geluidsoverlast, twee opengeslepen kluizen aangetroffen. In één van de kelderboxen in de ondergrondse parkeergarage werd nog een derde kluis aangetroffen en, onder andere, haakse slijpers, slijpschijven, breekijzers, handschoenen, schoenen en bivakmutsen. Tevens werden hierbij meerdere goederen en papieren bescheiden aangetroffen die verband hielden met eerder gepleegde inbraken/overvallen.
BRR Pokerteam
Deze inbraken en diefstallen zijn op grond van de modus operandi inmiddels in verband gebracht met meerdere vergelijkbare misdrijven en maken in dat kader deel uit van het ‘pokerteam’, dat zich richt op het clusteren van deze zaken. In overleg met de teamleiding is besloten de aangetroffen goederen in de kelderbox zowel op vingersporen als op biologische sporen te onderzoeken en ten behoeve van DNA-onderzoek aan de veiliggestelde sporen deze aanvraag op te stellen.
Van in de sporen aangetroffen celmateriaal dient een DNA-profiel te worden vastgesteld, waarna vergelijking van dit profiel dient plaats te vinden met alle andere in de DNA-databank opgeslagen DNA-profielen.
Datum | Omschrijving | Herkomst | Spoor identificatienummer (tevens DNA-zegelnummer) |
4-08-09 | Bivakmuts | Vanuit linker jaszak zwarte jas vanaf scooter kelderbox | AAAZ5656NL |
4-08-09 | 1 paar handschoenen, wit/blauw merk “Oomsport” | Vanaf scooter kelderbox | AABN3342NL |
4-08-09 | Bivakmuts | Vanuit linkervoorzak zwart vest vanaf rode steekwagen in kelderbox | AAAZ5657NL |
4-08-09 | Schoenveters | Vanuit sportschoenen Adidas in kelderbox voor de kluis | AAAZ5682NL |
4-08-09 | Mondkapje | Op blauwe kluis in kelderbox | AAAZ5659NL |
16. Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, nr. 2009.09.24.102, aanvraagnummer 002, d.d. 4 november 2009, opgemaakt en ondertekend door de deskundige ir. H.J.T. Janssen, vast gerechtelijk deskundige. Dit rapport houdt onder meer in - zakelijk weergegeven- (resultaten DNA-onderzoek p.116 e.v.):
Als relaas van deze deskundige:
DNA-onderzoek naar aanleiding van een diefstal gepleegd in ’s-Gravenhage op 4 augustus 2009
Te onderzoeken materiaal
Aanvraagnummer 002
Ontvangen van Forensische Opsporing IJsselland
Via KLPD
Datum ontvangst 13 oktober 2009
Identiteitszegel | Omschrijving | Afgesplitst van |
AABP0199NL#01 | Een bemonstering van de binnenzijde van een bivakmuts, ter hoogte van waar vermoedelijk de mond heeft gezeten | AAAZ5656NL |
AABP0200NL#01 | Een bemonstering van de binnenzijde van een linkerhandschoen | AABN3342NL |
AABP0201NL#01 | Een bemonstering van de binnenzijde van een rechterhandschoen | AABN3342NL |
AABP0202NL#01 | Een bemonstering van de binnenzijde van een bivakmuts, ter hoogte van waar vermoedelijk de mond heeft gezeten | AAAZ5657NL |
AABP0203NL#01 | Een bemonstering van de binnenzijde van een mondkapje, ter hoogte van waar vermoedelijk de mond heeft gezeten | AAAZ5659NL |
AABP0205NL#01 | Een bemonstering van de uiteinden van schoenveters (vanaf schoenen Adidas) | AAAZ5682NL |
Interpretatie en conclusie
In tabel 4 staat vermeld van wie het celmateriaal in het onderzochte sporenmateriaal op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek afkomstig kan zijn. Dit betekent tevens dat in het desbetreffende sporenmateriaal (op basis van het vergelijkend DNA-onderzoek) geen aanwijzingen zijn verkregen voor de aanwezigheid van celmateriaal van één van de andere personen van wie in deze zaak een DNA-profiel is vergeleken. In de voorlaatste kolom staat vermeld wat de berekende frequentie is van het DNA-profiel van het celmateriaal in het desbetreffende sporenmateriaal.
Tabel 4
Identiteitszegel | Celmateriaal kan afkomstig zijn van | Berekende frequentie DNA-profiel | Toelichting |
Bemonstering AABP0199NL#01 van een bivakmuts | Onbekende man A, verdachte [medeverdachte] en nog minimaal één onbekende persoon | Niet berekend | 1 |
Bemonstering AABP0200NL#01 van een linkerhandschoen | Onbekende man A, verdachte [medeverdachte] en nog minimaal één onbekende persoon | Niet berekend | 1 |
Bemonstering AABP0201NL#01 van een rechterhandschoen | Onbekende man A, verdachte [medeverdachte] en nog minimaal één onbekende persoon | Niet berekend | 1 |
Bemonstering AABP0202NL#01 van een bivakmuts | [verdachte] | Kleiner dan één op één miljard | 2 |
Bemonstering AABP0203NL#01 van een mondkapje | [medeverdachte] | Kleiner dan één op één miljard | |
Bemonstering AABP0205NL#01 van schoenveters (Adidas) | DNA-hoofdprofiel: [medeverdachte] DNA-neven-kenmerken: minimaal twee onbekende personen | Kleiner dan één op één miljard |
17. Een proces-verbaal Aanvraag DNA-onderzoek, d.d. 2 december 2009, van de politie Haaglanden, Forensische Opsporing, met nr. 1503-2009-41956. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (Forensisch Dossier blz. 168-169):
Op 4 augustus 2009 omstreeks 5:00 uur werden in een ondergrondse parkeergarage, gelegen aan de [a-straat] ter hoogte van perceel 72 te Den Haag, naar aanleiding van geluidsoverlast, twee opengeslepen kluizen aangetroffen.
Tijdens het forensisch onderzoek zijn diverse stukken van overtuiging inbeslaggenomen.
In overleg met de teamleiding is besloten de aangetroffen goederen in de kelderbox zowel op vingersporen als op biologische sporen te onderzoeken en ten behoeve van DNA-onderzoek aan de veiliggestelde sporen deze aanvraag op te stellen.
Van in de sporen aangetroffen celmateriaal dient een DNA-profiel te worden vastgesteld, waarna vergelijking van dit profel dient plaats te vinden met alle andere in de DNA-databank opgeslagen DNA-profielen.
Datum | Omschrijving | Herkomst | Spoor identificatienummer (tevens DNA-zegelnummer |
4-08-2009 | Zwart vest | Vanaf rode steekwagen in kelderbox | AAAZ5674NL |
4-08-2009 | overall | Vanaf vloer naast kuis kelderbox | AAAZ5675NL |
18. Een proces-verbaal Vooronderzoek Forensisch Technisch Onderzoek, d.d. 24 december 2009, van de Politie IJsselland, FO-zaaknummer 1531/2009/41956-107. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (Forensisch dossier blz. 0189 e.v.):
Als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 22 december 2009 ontving ik van de TR Haaglanden via het KLPD een zwarte jas, voorzien van SIN-nummer [AAAZ5672NL].
In de rechter jaszak zit een paar zwart gekleurde handschoenen, merk “PU-Flex”.
Ik heb de handschoenen bemonsterd.
Bemonsteringen
[AAB09935NL] | Plaats: binnenzijde linker handschoen: aanzet vingers en muis |
19. Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, nr. 2009.09.24.102, aanvraagnummer 003, d.d. 10 februari 2010, opgemaakt en ondertekend door de deskundige ir. H.J.T. Janssen, NFI-deskundige. Dit rapport houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (resultaten DNA-onderzoek blz. 0124 e.v.):
als relaas van deze deskundige:
Te onderzoeken materiaal
Aanvraagnummer 003
Ontvangen van Forensische Opsporing IJsselland
Via KLPD
Datum ontvangst 29 december 2009
Identiteitszegel | Omschrijving | Afgesplitst van |
AAB0935NL#01 | Een bemonstering van de binnenzijde van een linkerhandschoen, ter hoogte van de aanzet van de vingers en de muis | AAAZ5672NL |
AAB09937NL#01 | Een bemonstering met bloed van het rechtervoorpand van een vest, circa 4 centimeter links en 2 centimeter boven de jaszak | AAAZ5674NL |
AAB09938NL#01 | Een bemonstering van de binnenzijde van de kraag van een vest | AAAZ5674NL |
AAB09939NL#01 | Een bemonstering met bloed van een overall (buitenzijde voorkant, op rechter broekzak) | AAAZ5675NL |
AAB09940NL#01 | Een bemonstering met bloed van een overall (buitenzijde voorkant, op rechter borstzak) | AAAZ5675NL |
AAB09941NL#01 | Een bemonstering met bloed van een overall (voorkant op onderzijde rechter mouw) | AAAZ5675NL |
Interpretatie en conclusie
In tabel 4 staat vermeld van wie het celmateriaal in het onderzochte sporenmateriaal op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek afkomstig kan zijn. Dit betekent tevens dat in het desbetreffende sporenmateriaal (op basis van het vergelijkend DNA-onderzoek) geen aanwijzingen zijn verkregen voor de aanwezigheid van celmateriaal van één van de andere personen van wie i n deze zaak een DNA-profiel is vergeleken. In de voorlaatste kolom staat vermeld wat de berekende frequentie is van het DNA-profiel van het celmateriaal in het desbetreffende sporenmateriaal.
Identiteitszegel | Celmateriaal kan afkomstig zijn van | Berekende frequentie DNA-profiel | Toelichting |
[AAB0935NL]#01 bemonstering van binnenzijde van een linker handschoen | Onbekende man A en verdachte [medeverdachte] | Niet berekend | 1 |
[AAB09937NL]#01 bemonstering met bloed van vest | [verdachte] | Kleiner dan één op één miljard | 3 |
[AAB09938NL]#01 bemonstering van de binnenzijde van de kraag van een vest | Onvolledig hoofd-DNA-profiel: obekende vrouw 1 [verdachte] | Kleiner dan één op één miljard | - 1,5 |
[AAB09939NL]#01 bemonstering met bloed van overall | [medeverdachte] | Kleiner dan één op één miljard | - |
[AAB09940NL]#01 bemonstering met bloed van overall | [medeverdachte] | Kleiner dan één op één miljard | - |
[AAB09941NL]#01 bemonstering met bloed van overall | [medeverdachte] | Kleiner dan één op één miljard | 3 |
Toelichtng:
1. Vanwege de complexiteit en/of onvolledigheid van het DNA-mengprofiel van het celmateriaal in deze bemonstering is een statistische berekening voor het vaststellen van de wetenschappelijke bewijswaarde van de gevonden match(es) met het/de DNA-profiel(en) van de verdachte(n) en/of onbekende man A niet uitgevoerd.
3. In dit DNA-profiel zijn enkele zwak aanwezige (DNA)- kenmerken zichtbaar die kunnen duiden op de aanwezigheid van een relatief geringe hoeveelheid celmateriaal van minimaal één andere persoon. Deze
zwak aanwezige (DNA)-kenmerken zijn te gering in aantal en intensiteit
om te betrekken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
5. Van het celmateriaal in deze bemonstering is een onvolledig DNA-mengprofiel verkregen. Uit dit onvolledige DNA-mengprofiel is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een vrouw (onbekende vrouw). Het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] matcht met het onvolledige DNA-mengprofiel. Dit betekent dat niet uitgesloten kan worden dat de verdachte [verdachte] één van de donoren kan zijn van het celmateriaal i n deze bemonstering.
20. Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, nr. 2009.09.24.102, aanvraag 004, d.d. 29 november 2011, opgemaakt en ondertekend door de deskundige ir. H.J.T. Janssen, NFI-deskundige. Dit rapport houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van deze deskundige:
In de benoemingen verzoekt u mij onderzoek te verrichten ter beantwoording van de vragen zoals opgenomen in de brief van de Plv-Advocaat Generaal mr. B.M.M. Zonneveld d.d. 29 augustus 2011. Bovendien is verzocht om de vraag van de verdediging van de verdachte [medeverdachte] te beantwoorden.
1. Brief Plv-Advocaat Generaal d.d. 29 augustus 2011
In haar brief verzoekt de Plv-Advocaat Generaal ‘te worden voorgelicht omtrent de mate van waarschijnlijkheid van het alternatieve scenario van de verdachte [medeverdachte], te weten dat de Adidas schoenen niet van hem zijn en dat zijn DNA op de Adidas schoenen terecht gekomen is omdat de overall met zijn DNA op de schoen is terecht gekomen’.
Om dit scenario te toetsen aan de resultaten van het DNA-onderzoek,
heeft de Plv-Advocaat Generaal twee hypothesen opgesteld :
Hypothese 1:
Het celmateriaal is op de veters (SIN AABP0205NL#01) gekomen doordat de schoenveters contact hebben gemaakt met de overall (SIN AAAZ5675NL) die de verdachte heeft gedragen.
Hypothese 2:
Het celmateriaal is op de veters (SIN MBPO2O5NL#01) gekomen doordat verdachte de veters (meerdere malen) heeft gestrikt.
Vraagstelling:
Welke hypothese wordt het meest ondersteund door de resultaten van het DNA-onderzoek? En i n welke mate?
Antwoord op de vraagstelling
De bemonstering AABPO2O5NL#01 betreft een bemonstering van uiteinden van de veters van een paar Adidas schoenen.
Bij bemonsteringen van gebruiksvoorwerpen (kleding, pet, bril en schoeisel) spreken we van zogenaamde gebruikssporen. Het DNA in gebruikssporen is daar terecht gekomen door rechtstreeks (frequent) contact van een persoon met een persoonsgebonden object. Gebruikssporen behoren tot de categorie van de zogenaamde biologische contactsporen. Tot de categorie van biologische contactsporen behoren, al naar gelang hun wijze van ontstaan, de eerder genoemde gebruikssporen en de zogenaamde greepsporen en aanraaksporen.
Greepsporen ontstaan door eenmalig intensief meestal kortdurend contact van een persoon met een (ruw) object.
Aanraaksporen ontstaan door eenmalig, niet intensief, kortdurend contact met een object.
In zijn algemeenheid geldt dat hoe meer celmateriaal de donor ‘verliest’, hoe vaker, steviger en langduriger het contact en hoe ruwer het object, des te meer cellen zullen worden overgedragen en des te groter de kans op het verkrijgen van een voor vergelijkend DNA-onderzoek geschikt DNA-profiel.
De verwachting is dat bij het veronderstelde eenmalige contact tussen de schoenen en de overall (geformuleerd onder hypothese 1) slechts een zeer geringe hoeveelheid DNA wordt overgedragen. Hierbij is verder van belang dat hier sprake is van indirecte overdracht (van het ene object: overall naar een ander object: een veter).
Bij indirecte overdracht wordt minder celmateriaal overgedragen dan bij directe overdracht via contact met de huid.
Bij het (veelvuldig) strikken van veters door de gebruiker van de schoenen (geformuleerd onder hypothese 2) is de verwachting dat een relatief grote hoeveelheid celmateriaal (DNA) op de veters wordt overgedragen.
Deze verwachting wordt door eigen, nog niet gepubliceerd, onderzoek van de afdeling Humane Biologische Sporen van het NFI ondersteund. Uit dit onderzoek, waarbij een groot aantal gebruikssporen aan een standaard DNA-onderzoek is onderworpen, is namelijk gebleken dat dergelijke sporen in meer dan 70% van de gevallen een DNA-profiel opleveren.
Onder standaard onderzoeksomstandigheden leveren aanraaksporen daarentegen in minder dan 10% van de bemonsteringen een DNA-profiel op.
De resultaten van het DNA-onderzoek, waarover gerapporteerd is op 4 november 2009, geven aan dat in de bemonstering van de veters van de Adidas schoen een relatieve grote hoeveelheid DNA is gemeten. Van dit DNA is onder standaard onderzoeksomstandigheden een informatief DNA-(meng)profiel verkregen waaruit een DNA-hoofdprofiel is afgeleid dat matcht met het DNA-profiel van de verdachte [medeverdachte].
Op grond hiervan wordt geconcludeerd dat de verkregen DNA onderzoeksresultaten waarschijnlijker zijn wanneer hypothese 2 waar i s dan wanneer hypothese 1 waar is.
2. Vraag van de verdediging uit proces-verbaal van de terechtzitting van 7 september 2011
Alternatief scenario verdediging
Als (tweede) alternatief scenario (alternatief voor hypothese 1) heeft de verdediging van de verdachte [medeverdachte] genoemd dat het DNA op de Adidas schoenen kan zijn gekomen doordat de verdachte [medeverdachte] de schoenen heeft vastgepakt en verplaatst.
Om dit scenario te toetsen aan de eerder verkregen resultaten van het DNA-onderzoek, worden de volgende hypothesen bezien in het licht van de resultaten van het DNA-onderzoek. Hierbij is ervan uitgegaan dat met het vastpakken en verplaatsen van de schoenen een eenmalig kortdurend contact wordt bedoeld.
Aleternatieve hypothese 1 :
Het celmateriaal is op de veters (SIN AABPO2O5NL#01) gekomen doordat de verdachte de schoenen heeft vastgepakt en verplaatst.
Hypothese 2 :
Het celmateriaal is op de veters (SIN AABPO2O5NL#01) gekomen doordat verdachte de veters (meerdere malen) heeft gestrikt.
Met betrekking tot de alternatieve hypothese 1 kan het volgende worden opgemerkt: bij het vastpakken van de schoenen en het verplaatsen daarvan is er sprake van overdracht van celmateriaal door middel van een eenmalig contact dat valt in de categorie ‘aanraaksporen’.
Op basis van het bovenstaande is de verwachting dat door het vastpakken en verplaatsen van de schoenen geen tot zeer weinig celmateriaal op de veters van de schoenen zal worden overgedragen. De kans dat van een dergelijk aanraakspoor onder standaard onderzoeksomstandigheden een DNA-profiel wordt verkregen is klein.
De verkregen resultaten van het DNA-onderzoek zijn daarom waarschijnlijker wanneer hypothese 2 waar is dan wanneer de alternatieve hypothese 1 waar is.
21. De verklaring ter terechtzitting van de deskundige H.J.T. Janssen.
Deze deskundige heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 15 mei 2013 verklaard – zakelijk weergegeven-:
Bij een aanraakspoor is er sprake van een kortdurend contact en is er minder overdracht van DNA dan bij het strikken van de veters.
Wanneer je de schoenen beetpakt om die te verplaatsen blijft er minder DNA achter dan wanneer je de veters van die schoenen strikt.
De verkregen resultaten van het DNA-onderzoek zijn daarom waarschijnlijker wanneer hypothese 2 waar is dan wanneer de alternatieve hypothese 1, het vastpakken en verplaatsen van de schoenen door de verdachte, waar is.
Als de veters later opnieuw gestrikt worden komt er weer celmateriaal op de veter en ontstaat er een mengprofiel, een mengprofiel waarin waarschijnlijk het profiel van de laatste persoon prominenter aanwezig is dan het profiel van degene die de veters oorspronkelijk gestrikt heeft.
De conclusie “waarschijnlijker” in het rapport is een relatief voorzichtige uitspraak.
Bij vochtige handen gaat de overdracht van celmateriaal gemakkelijker, maar dan moet je het voorwerp wel beetpakken. Zweet is een mengsel van water met zouten waardoor cellen gemakkelijker meegevoerd worden.
Ook het huidtype is een factor. Als er sprake is van een sterke shedder, dat betekent dat iemand makkelijker huidcellen achterlaat, is de kans op een compleet DNA-profiel groter dan bij een zwakke shedder, iemand die minder makkelijk huidcellen achterlaat.
Wanneer één iemand de schoen heeft gedragen is er sprake van een prominent DNA-profiel. Minder duidelijke profielen kunnen het gevolg zijn van secundair contact, van dwarrelend stof, dat overigens weinig effect zal hebben, of bij eenmalig contact.
Bij secundair contact is er sprake van een zwakker profiel door neerdaling van celmateriaal. Dat geldt ook voor een eenmalig contact van iemand die de schoenen heeft aangeraakt. De drager levert altijd een prominente bijdrage aan het DNA-profiel.
22. De waarneming van het hof.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 15 mei 2013 gedemonstreerd hoe hij een schoen zou vastpakken. Het hof neemt waar dat de verdachte daarbij een grijpgebaar rond de bovenkant van de schoen maakt.
23. Nadere bewijsoverweging.
Het hof stelt vast dat het hof in zijn arrest ten onrechte heeft overwogen dat er (ook) op de veiligheidsbril in de kelderbox DNA van de mede-verdachte [medeverdachte] is aangetroffen. Dit is niet in enig bewijsmiddel terug te vinden. Uit het dossier (Forensisch Dossier pag. 152) kan worden afgeleid dat kennelijk een keuze is gemaakt om de veiligheidsbril op dactyloscopische sporen te onderzoeken en niet op DNA.
Het hof is evenwel van oordeel dat de conclusie van het hof over de betrokkenheid van de mede-verdachte [medeverdachte] bij de inbraak bij Hornbach onverminderd van kracht blijft nu het bewijs daarvoor in afdoende mate blijkt uit de gehanteerde bewijsmiddelen en het feit dat geen DNA van
de mede-verdachte is aangetroffen op de veiligheidsbril niet als een de mede-verdachte ontlastende omstandigheid kan worden aangemerkt.
24. Een proces-verbaal Aangifte tegen onbekende dader(s) ter zake inbraak bedrijf/kantoor, d.d. 4 augustus 2009, van de politie Amsterdam-Amstelland, District 5, met nr. 2009211938-3, met bijlage. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (Zakendossier “[A]” blz. 104 e.v.):
als de op 4 augustus 2009 afgelegde verklaring van D.D. Wijnberg:
Ik ben namens de benadeelde [A] B.V. gerechtigd tot het doen van aangifte.
Tussen 28 juli 2009 te 12.30 uur en 4 augustus 2009 te 13.15 uur, werd in perceel [b-straat 1] Amsterdam het feit gepleegd.
Tussen bovengenoemde tijdstippen is er ingebroken in mijn bedrijf.
Ik zag dat de deur tussen het bedrijf [B] en mijn bedrijf open stond. Het betreft hier een nooddeur, die niet afgesloten kan worden.
Ik weet dat er bij het bedrijf [B] eveneens is ingebroken.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Hierbij werden de goederen, genoemd op de bijlage goederen, weggenomen.
25. Een geschrift, te weten: bijlage gestolen goederen, behorende bij het onder bewijsmiddel 24 vermelde proces-verbaal:
Gestolen goed
Object : kluis
Merk/type : Cisa 82750
Kleur : Grijs
Inhoud : Ja
Gestolen goed
Object : Slijpmachine
Aantal : 2
Merk/type : Bosch Gwslo-125
26. Een proces-verbaal Aangifte tegen onbekende dader(s) ter zake inbraak bedrijf/kantoor, d.d. 4 augustus 2009, van de politie Amsterdam-Amstelland, Distruict 5, met nr. 2009211938-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (Zakendossier “[B]”, bijlage aangifte, blz. 0001 e.v.):
als de op 4 augustus 2009 afgelegde verklaring van [betrokkene 4]:
Ik ben namens de benadeelde, [B] B.V., gerechtigd tot het doen van aangifte.
Tussen 3 augustus 2009 te 18.00 uur en 4 augustus 2009 te 06.46 uur, werd in/bij het bedrijfspand, [b-straat 1] Amsterdam het feit gepleegd.
Het bedrijf was deugdelijk afgesloten.
Op laatst genoemde dag, datum en tijdstip ontdekte werknemer de inbraak. Er was een raam kapot. Genoemd raam was afgesloten.
Uit het bedrijf is het volgende weggenomen:
- bankpas-waardepapieren, Rabobank (1 stuks)
- ongeveer 2000,- euro en een kluis met daarin belangrijke contracten.
Met de weggenomen bankpas is door een voor mij onbekend gebleven persoon gepind. De persoon heeft van de rekening met het rekeningnummer [001] 1000,- euro weggenomen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
27. Een proces-verbaal van Bevindingen, d.d. 4 januari 2010, van de politie Haaglanden, District Den Haag/Loosduinen-Laak-Escamp, met nr. PL1531/2009/41956. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (Zakendossier “[B]” bijlage ambtshandelingen blz. 0001):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 4 augustus 2009 omstreeks 06.00 uur trof ik in de kelderbox, gelegen [a-straat] 68-A te ’s-Gravenhage, een kluis aan.
Zoals ik zag was deze kluis blauw, van het merk Werstschutzschrank, en was het (cijfer)slot ervan beschadigd.
Ik zag dat deze open stond en een afmeting had van circa 60 bij 40 bij 40 centimeter.
Ik constateerde verder dat deze kluis onder andere een hoeveelheid bescheiden bevatte, waaronder brieven en enveloppen die alle op naam waren gesteld van [B] B.V., gevestigd [b-straat 1] te Amsterdam. Kennelijk was deze kluis weggenomen uit dit bedrijf.
28. Een proces-verbaal van Bevindingen, d.d. 4 januari 2010, van de politie Haaglanden, District Den Haag/Loosduinen- Laak-Escamp, met nr. PL1531/2009/41956. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven - (Zakendossier “[B]” bijlage ambtshandelingen blz. 0003):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 4 augustus 2009 trof ik in de kelderbox, gelegen [a-straat] 68-A te ’s-Gravenhage, onder andere aan:
- een zwart met metaalslijpsel besmeurd vest.
Na inbeslagneming en veiligstelling ervan trof ik in de linkerzak van laatstgenoemd vest aan:
- een bankpas van rekeningnummer [001] van de Rabobank ten name van [B] BV;
- een notitieblad, voorzien van een vermoedelijk daarbij behorende pincode.
Deze bleken te hebben gelegen in een kluis die op 4 augustus 2009 was weggenomen uit laatstgenoemd bedrijf in Amsterdam. Zoals mij verder uit navraag bij dit bedrijf bleek was met deze weggenomen bankpas de volgende geldtransactie gepleegd:
- op 4 augustus 2009 om 04.22 uur een geldopname ad € 1.000,00 uit de geldautomaat van de Rabobank, gevestigd Kerklaan 83 te Rijswijk.
Met betrekking hiertoe merk ik op dat deze geldautomaat voorzien is van een registrerende bewakingscamera.
Uit navraag bij de Rabobank bleek dat deze geldtransactie inderdaad door deze bewakingscamera was opgenomen.
Op vordering van de officier van justitie zijn deze geregistreerde beelden veiliggesteld en door mij op 18 augustus 2009 bezichtigd, teneinde de identiteit van de dader(s) van deze onrechtmatige geldtransactie vast te stellen.
Ik zag dat deze geldtransactie werd gepleegd door twee met bivakmutsen gemaskerde personen.
Zoals ik zag waren deze bivakmutsen identiek aan die in dezelfde kelderbox waren aangetroffen en in beslag genomen op -eveneens- dinsdag 4 augustus 2009.
29. Een proces-verbaal van Bevindingen, d.d. 10 september 2009, van de politie Haaglanden, Bureau Laak, met nr. PL1531/2009/41956-64. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (Zakendossier “[B]”, bijlage ambtshandelingen, blz. 0013):
als de op 10 september 2009 afgelegde verklaring van [betrokkene 4]:
U toont mij
- een kluis
- een hoeveelheid bescheiden, op naam gesteld van [B] B.V., gevestigd [b-straat 1] te Amsterdam
- een bankpas van de Rabobank incluis pincode ten name van [B] B.V.
Ik herken deze goederen met zekerheid als eigendom van ons bedrijf.”
6. Het bestreden arrest houdt als nadere bewijsoverwegingen het volgende in:
“De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep - verkort en zakelijk weergegeven, op gronden zoals nader opgenomen in de door hem overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnota - op het standpunt gesteld dat zijn cliënt wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs ten aanzien van de onder 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten (opnieuw) vrijgesproken dient te worden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof het volgende vast.
Op 4 augustus 2009, om 04.00 uur ’s nachts, komt bij de politie een melding binnen van een persoon die vanuit een (parkeer)garage aan de [a-straat] te Den Haag harde boor- en hamergeluiden hoort. De politie stelt een onderzoek in en dit leidt ertoe dat agenten door gaten in de roldeur in de garage drie personen zien, na veel moeite de garage betreden en daarna de technische ruimte (deur stond op een kier) en -na het laten openbreken van het deurslot- een kelderbox, behorend bij de [a-straat] 68A.
In de technische ruimte (verwarmingsruimte) die afgesloten had moeten zijn en die, blijkens de aangifte van de medewerker van Eneco, op 31 juli 2009 ook nog afgesloten was maar waarvan de deur nu op een kier staat, worden twee kluizen aangetroffen, één met een gat erin en één met slijp-sleuven. Ook hangt er een sterke slijplucht. Goederen die bij de inbraak bij Hornbach zijn weggenomen, zijn aangetroffen in deze technische ruimte, evenals goederen weggenomen bij [A] BV.
In de kelderbox wordt vervolgens een grote hoeveelheid spullen aangetroffen, waaronder een kluis, een Rabobankpas ten name van [B] B.V. en een bivakmuts (beide aangetroffen in een zwart vest aldaar), een bivakmuts (uit linkerjaszak zwarte jas op zadel scooter in kelderbox), diverse papieren ten name van [verdachte], twee haakse slijpers, koevoeten, een betonschaar, en allerlei goederen waar metaalslijpsel op zit.
Uit onderzoek is gebleken dat een in de kelderbox aangetroffen kassabon van de Gamma d.d. 26 juli 2009 betrekking heeft op de aanschaf van een slijper, slijpschijven en een sloopbeitel door de verdachten [medeverdachte], [verdachte] en [betrokkene 1]. Zij zijn te zien op camerabeelden, gemaakt in de Gamma op het moment waarop deze artikelen door hen worden aangeschaft. Deze artikelen zijn soortgelijk aan de artikelen die in die kelderbox zijn gevonden.
Uit onderzoek (waaronder de camerabeelden van de betreffende geldautomaat) is voorts gebleken dat met de Rabo-bankpas ten name van [B] B.V. op 4 augustus 2009 om 04.22 uur geld is gepind door twee met bivakmutsen gemaskerde mannen. De bivakmutsen waren identiek aan die welke in voornoemde kelderbox zijn aangetroffen en in beslag genomen.
Inbraak bij Hornbach (feit 2)
In de hiervoor genoemde kelderbox worden DNA-sporen aangetroffen van de verdachten [medeverdachte], [verdachte] en een derde man (in het dossier NN man A genoemd). Het DNA van [medeverdachte] wordt onder meer aangetroffen op een veiligheidsbril en mondkapje die bovenop een kluis liggen die in de nacht van 3 op 4 augustus 2009 is buitgemaakt.
In de kelderbox zijn meerdere paren handschoenen aangetroffen met daarop DNA van [medeverdachte] en van NN-man A.
Bij de inbraak is bovendien een schoenspoor aangetroffen op een stuk papier in de kluisruimte. Dit schoenspoor blijkt afkomstig te zijn van een paar in de kelderbox aangetroffen Adidas-schoenen. Op de veters van die schoenen is het DNA van [medeverdachte] aangetroffen (Hornbach, relaas pag 5, jo forensisch dossier).
Bij de inbraak op 3 augustus 2009 zijn twee kluizen weggenomen, alsmede kentekenbewijzen, systeemdiskettes en Hornbach cadeaubonnen (Hornbach, aangifte). Deze goederen zijn op 4 augustus 2009 aangetroffen in de kelderbox (Algemeen dossier, pag. 4; herkenning Hornbach, pag. 5).
Volgens de verdachte [verdachte] is hij op 26 juli 2009 voor het laatst (het hof begrijpt: met de medeverdachte [medeverdachte]) in de kelderbox geweest om het slot van een scooter door te slijpen. In deze kelderbox is op de bedoelde Adidas-schoenen een overall aangetroffen die [medeverdachte] toen mogelijk heeft gedragen. Het is het hof ambtshalve bekend dat in de gelijktijdig met de onderhavige zaak behandelde zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] door de verdediging de vraag is opgeworpen of het DNA van [medeverdachte] op de dag van het slijpen van het slot van de scooter op de veters van de schoenen terecht is gekomen door het contact van de schoenen met de overall of doordat [medeverdachte] de schoenen toen mogelijk heeft verplaatst.
Om de opgeworpen mogelijkheden te toetsen aan de resultaten van het DNA-onderzoek, heeft het openbaar ministerie, ten behoeve van het onderzoek in zowel de zaak tegen de verdachte [medeverdachte] als in de onderhavige zaak, twee hypothesen opgesteld:
Hypothese 1:
Het celmateriaal is op de veters (SIN AABPO205NL#01) gekomen doordat de schoenveters contact hebben gemaakt met de overall (SIN AAAZ5675NL) die de verdachte heeft gedragen.
Hypothese 2:
Het celmateriaal is op de veters (SIN AABP0205NL#01) gekomen doordat de verdachte de veters (meerdere malen) heeft gestrikt.
Als alternatief scenario (alternatief voor hypothese 1) heeft de verdediging van de verdachte opgeworpen dat het DNA op de Adidas-schoenen kan zijn gekomen doordat de verdachte de schoenen heeft vastgepakt en verplaatst.
Door de deskundige ir. H.J.T. Janssen, verbonden aan het NFI, is een rapport opgesteld d.d. 29 november 2011.
Voorts is hij als deskundige gehoord ter terechtzitting in hoger beroep van 15 mei 2013.
In het rapport wordt beschreven dat het de verwachting is dat bij het in de hypothese 1 veronderstelde eenmalige contact tussen de schoenen en de overall slechts een zeer geringe hoeveelheid DNA wordt overgedragen. Er is dan sprake van indirecte overdracht, waarbij minder celmateriaal wordt overgedragen dan bij directe overdracht via contact met de huid. Bij het (veelvuldig) strikken van de veters door de gebruiker van de schoenen (hypothese 2) is de verwachting dat een relatief grote hoeveelheid celmateriaal (DNA) op de veters wordt overgedragen. In de bemonstering van de veters is een relatieve grote hoeveelheid DNA gemeten. Hiervan is een DNA-(meng)profiel verkregen waaruit een hoofdprofiel is afgeleid dat matcht met het DNA-profiel van de verdachte
[medeverdachte]. Geconcludeerd wordt dat de verkregen DNA-onderzoeksresultaten waarschijnlijker zijn wanneer hypothese 2 waar is dan wanneer hypothese 1 waar is.
Ten aanzien van het door de verdediging opgeworpen alternatief voor scenario 1 wordt in het rapport beschreven dat er van wordt uitgegaan dat met het vastpakken en verplaatsen van de schoenen een eenmalig kortdurend contact wordt bedoeld. Eenmalig contact valt in de categorie “aanraaksporen”. De verwachting is dat door het vastpakken en verplaatsen van de schoenen geen tot zeer weinig celmateriaal op de veters van de schoenen zal worden overgedragen. De kans dat van een dergelijk aanraakspoor onder standaardomstandigheden een DNA-profiel wordt verkregen is klein. De verkregen resultaten van het DNA-onderzoek zijn daarom waarschijnlijker wanneer hypothese 2 waar is dan wanneer de alternatieve hypothese 1 waar is.
Ter terechtzitting heeft de deskundige bevestigd hetgeen in genoemd rapport is beschreven. Hij heeft eraan toegevoegd dat de in het rapport weergegeven conclusie “waarschijnlijker” een relatief voorzichtige uitspraak is, aan de veilige kant dus.
Als één persoon de schoenen draagt is er sprake van een prominent profiel. Minder duidelijke profielen kunnen het gevolg zijn van secundair contact, dwarrelend stof (waarschijnlijk weinig effect) of bij eenmalig contact.
De drager levert altijd een prominente bijdrage.
Diverse factoren kunnen volgens de deskundige overigens nog een rol spelen, zoals de vraag of er sprake was van bezwete handen (gemakkelijker overdracht van celmateriaal) en het huidtype (een bepaald huidtype kan soms gemakkelijker celmateriaal achterlaten).
Op de vraag hoe groot de kans is op het verkrijgen van een volledig profiel wanneer iemand in de schuur zou hebben gewerkt, bezweet was en vervolgens de schoen bij de veter zou hebben vastgepakt, heeft de deskundige meegedeeld dat die kans niet in een percentage is uit te drukken, omdat dat met name afhangt van de vraag hoe stevig de veter is vastgepakt.
Op grond van het vorenstaande moet er van worden uitgegaan dat [medeverdachte] die schoenveters meermalen heeft gestrikt. Het meermalen strikken van de veters van schoenen past bij het als eigenaar meermalen dragen van de schoenen. Een en ander betekent naar het oordeel van het hof ook, dat het in de kluisruimte bij Hornbach aangetroffen schoenspoor daar door [medeverdachte] is veroorzaakt.
Daarmee is niet te verenigen de stelling van de verdachte [verdachte] dat hij na het slijpen van het slot van de scooter op 26 juli 2009 niet meer (naar het hof begrijpt: met [medeverdachte]) in die kelderbox is geweest.
Inbraak bij [A] (feit 4)
Bij [A] is onder meer een grijze kluis weggenomen.
Deze grijze kluis is op 4 augustus 2009 aangetroffen in de hiervoor aangeduide kelderbox.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachten [medeverdachte] en [verdachte] op 4 augustus 2009, rond 04.47 uur in die kelderbox bezig waren de buitgemaakte kluis open te slijpen. Er kan dus hooguit zo’n tien uur verstreken zijn sinds de inbraak. De inbraken bij [A] en [B] (feit 5), beide te Amsterdam, waren nog niet eens ontdekt toen de weggenomen goederen in de kelderbox te Den Haag werden aangetroffen. In de kelderbox zijn ook diverse inbrekerswerktuigen en bivakmutsen gevonden. Uit het bezit van gestolen goederen kort na het moment van de diefstal zonder aannemelijke verklaring daarvoor, kan het bewijs van betrokkenheid van de verdachte en van [medeverdachte] bij die diefstal worden afgeleid.
Inbraak bij [B] B.V. (feit 5)
De inbraak bij [B] BV viel nagenoeg samen met de inbraak bij [A]. Ook deze inbraak is in de nacht van 3 op 4 augustus 2009 gepleegd. Hierbij zijn onder meer een kluis en een bankpas weggenomen.
Het DNA van [verdachte] is onder meer aangetroffen op een zwart vest in de kelderbox. In de zak van dat zwarte vest is een bivakmuts aangetroffen met daarin het DNA van de verdachte [verdachte], alsmede een Rabo-bankpas die is buitgemaakt bij de onderhavige inbraak bij [B] BV in Amsterdam in de nacht van 3 op 4 augustus 2009, dus pas nadat [verdachte] volgens zijn verklaring voor het laatst in de betreffende kelderbox is geweest. Voorts geldt, zoals hierboven is overwogen, dat uit onderzoek is gebleken (waaronder de camerabeelden van de geldautomaat) dat met de Rabo-bankpas ten name van [B] B.V. op 4 augustus 2009 om 04.22 uur geld is gepind door twee met bivakmutsen gemaskerde mannen en dat de bivakmutsen identiek waren aan die welke in voornoemde kelderbox zijn aangetroffen en in beslag genomen.
Door de verdachte [verdachte] is betoogd dat het vest wellicht door een derde gebruikt is, nu ook het (onvolledige) DNA-profiel van een vrouw is aangetroffen.
Het hof stelt vast dat dat profiel in de kraag is, aangetroffen, waar bovendien celmateriaal is gevonden dat afkomstig kan zijn van [verdachte]. Op het rechtervoorpand van datzelfde vest zat een bloedvlek.
Daarin is enkel het DNA van [verdachte] aangetroffen (berekende frequentie DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard). In de zak van het vest zat een bivakmuts met daarin - wederom - enkel het DNA van [verdachte] (berekende frequentie DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard).
[verdachte] verklaart het gebruik van een bivakmuts aldus dat hij gewoon is die onder een helm te dragen.
Die zou hij dan dus uiterlijk de 26e juli 2009 in de kelderbox moeten hebben achtergelaten wanneer wordt uitgegaan van zijn verklaring dat hij en [medeverdachte] toen voor het laatst in de kelderbox zijn geweest. Het hof acht zijn verklaring over het doel van de bivakmuts niet bijzonder aannemelijk nu hij niet op zijn motor kon rijden (hij was immers de sleutel kwijt). Voorts heeft [verdachte] geen verklaring, laat staan een aannemelijke, voor het feit dat die bivakmuts tezamen met een in de nacht van 3 op 4 augustus 2009 gestolen bankpas in de zak van voormeld vest zijn aangetroffen.
Het hof is dan ook van oordeel dat de door verdachte geschetste scenario’s voor het aantreffen van zijn DNA, bezien in het licht van de aard van de sporen, de hoeveelheid en de locatie van aantreffen, onaannemelijk zijn.
Het aantreffen van [medeverdachte]’s DNA op het mondkapje en de veiligheidsbril (onder het metaalslijpsel) en op de kluis in de kelderbox terwijl de opengeslepen kluis juist buiten die kelderbox staat, past naar het oordeel van het hof geheel en al in het scenario waarin [medeverdachte], gekleed in overall en met veiligheidsbril en mondkapje op, de kluis heeft staan openslijpen, waarna hij - toen duidelijk werd dat de politie gealarmeerd was - zich naar de kelderbox heeft begeven, daar de overall, bril en kapje heeft achtergelaten (de overall direct op de Adidas-schoenen en de bril en het mondkapje op de die nacht gestolen kluis) en zich vervolgens uit de voeten heeft gemaakt. Immers, de politie heeft ter plekke geconstateerd dat toen zij aankwamen en de aldaar aanwezige personen hoorden, de kelderbox geopend was, terwijl die even later, toen die personen verdwenen bleken, gesloten was. Deze personen hebben dus op/tijdens hun vlucht de deur van de kelderbox gesloten.
Anders dan de raadsman (in de zaken van [B] BV en [A]) acht het hof de telefoongegevens (van twee nummers van [medeverdachte]) niet ontlastend. Niet vastgesteld kan worden dat het [medeverdachte] en/of [verdachte] zijn geweest die de telefoons van [medeverdachte] in die nacht (4 augustus 2009 vanaf 03.06,13 dan wel 03.08,18) hebben gebruikt en deze gegevens leiden derhalve niet tot een hen bevrijdend alibi.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte [medeverdachte] en [verdachte] als daders betrokken zijn geweest bij de onder 2 primair, 4 primair en 5 primair bewezen verklaarde inbraken.”
7. Het eerste middel klaagt dat uit de bewijsvoering van het hof niet zonder meer kan worden afgeleid dat er ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde sprake is van medeplegen.
8. Het hof heeft blijkens de hiervoor onder 6 weergegeven bewijsoverweging het oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 tenlastegelegde diefstal in vereniging onder andere gebaseerd op het feit dat uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de medeverdachte [medeverdachte] als uitvoerder betrokken is geweest bij de inbraak bij Hornbach en zich daarna nog in de kelderbox behorende bij de [a-straat] 68a te ’s-Gravenhage heeft bevonden. Volgens het hof is dit niet te verenigen met de stelling van de verdachte dat hij na het slijpen van het slot van de scooter op 26 juli 2009 (naar het hof begrijpt: met [medeverdachte]) niet meer in die kelderbox is geweest. Waarom dat onverenigbaar is, kan ik niet inzien. Het feit dat uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de medeverdachte [medeverdachte] na de onder 2 tenlastegelegde diefstal nog in bedoelde kelderbox is geweest, zegt immers niets over de aanwezigheid van de verdachte daar op dat moment. Daardoor wordt de mogelijkheid opengelaten dat slechts de medeverdachte [medeverdachte] al dan niet met een ander of anderen na de diefstal nog in de kelderbox is geweest en dat de verdachte daadwerkelijk – zoals door hem verklaard – voor het laatst op 26 juli 2009 in de kelderbox is geweest. In zoverre is het oordeel van het hof dan ook niet (zonder meer) begrijpelijk.
9. Ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde diefstal in vereniging heeft het hof nog voor het bewijs gebezigd:
- -
dat de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte] en een zekere [betrokkene 1] op 26 juli 2009 bij een Gamma een slijper, doorslijpschijven en een sloopbeitel heeft gekocht;
- -
dat soortgelijke voorwerpen1.in de kelderbox behorende bij de [a-straat] 68a te ’s-Gravenhage2.zijn aangetroffen, in welke kelderbox ook het DNA van de verdachte en enkele van zijn persoonlijke spullen worden aangetroffen;
- dat in de verwarmingsruimte, die zich net als de kelderbox in/bij de ondergrondse parkeergarage gelegen aan de [a-straat] te ’s-Gravenhage bevindt de bij de diefstal bij Hornbach ontvreemde goederen zijn aangetroffen.
10. Hieruit kan niet worden afgeleid dat de verdachte enige uitvoeringshandeling van de onder 2 ten laste gelegde diefstal heeft verricht, terwijl daar evenmin uit kan volgen dat de verdachte ter uitvoering van een gezamenlijk plan zo nauw en bewust met een ander of anderen heeft samengewerkt dat op grond daarvan kan worden aangenomen dat hij het ten laste gelegde tezamen en in vereniging met anderen heeft begaan. Het enkele gegeven dat de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte] en [betrokkene 1] de hiervoor vermelde goederen bij een Gamma heeft gekocht, welke soortgelijke goederen in de kelderbox zijn aangetroffen waarin eveneens de bij de onder 2 ten laste gelegde diefstal buitgemaakte voorwerpen zijn aangetroffen – maar ook nog vele andere goederen – is daarvoor bepaald onvoldoende. Daarbij speelt mee dat het hof de verklaring van de verdachte dat hij bedoelde voorwerpen op 26 juli 2009 heeft gebruikt om een slot van een scooter open te slijpen3.niet heeft weerlegd. Het oordeel van het hof dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 ten laste gelegde diefstal in vereniging is dan ook niet zonder meer begrijpelijk, zodat het middel slaagt.
11. Het tweede middel klaagt dat uit de bewijsvoering van het hof niet zonder meer kan worden afgeleid dat ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde sprake is van medeplegen. Daartoe wordt aangevoerd dat de overweging van het Hof dat de verdachte met de medeverdachte [medeverdachte] op 4 augustus 2009 rond 04.47 uur in de kelderbox bezig was de buitgemaakte kluis open te slijpen niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.
12. Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat indien het gaat om feiten en omstandigheden die door de rechter redengevend voor het bewijs worden geacht en die niet in de gebezigde bewijsmiddelen zijn vervat, de rechter met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn overweging (a) die feiten of omstandigheden dient aan te duiden, en (b) het wettige bewijsmiddel dient aan te geven waaraan die feiten en omstandigheden zijn ontleend.4.
13. In het onderhavige geval heeft het hof in de hiervoor onder 6 weergegeven nadere bewijsoverweging overwogen dat “uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachten [medeverdachte] en [verdachte] op 4 augustus 2009, rond 04.47 uur in die kelderbox bezig waren de buitgemaakte kluis open te slijpen”. Zoals de steller van het middel terecht opmerkt blijkt dit niet uit de gebezigde bewijsmiddelen. Ook hierbij moet worden opgemerkt, net als bij de bespreking van het eerste middel, dat de overweging van het hof dat de stelling van de verdachte dat hij na het slijpen van het slot van de scooter op 26 juli 2009 niet meer in de kelderbox is geweest niet te verenigen is met hetgeen uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt - waaruit kennelijk moet worden afgeleid dat de verdachte in de nacht van 3 op 4 augustus 2009 in bedoelde kelderbox aanwezig is geweest - geen stand houdt. Het hof heeft evenmin met voldoende mate van nauwkeurigheid aangegeven aan elk wettig bewijsmiddel het heeft ontleend dat de verdachte op 4 augustus 2009 rond 04.47 uur in de kelderbox aanwezig is geweest, terwijl ook niet zonder meer duidelijk is op welk wettig bewijsmiddel het hof het oog heeft gehad. In zoverre is de bewijsmotivering dan ook niet toereikend gemotiveerd.
14. Voor het overige geldt ook hier dat uit de bewijsvoering van het hof verder niet kan worden afgeleid dat de verdachte enige uitvoeringshandeling van de onder 4 ten laste gelegde diefstal heeft verricht, terwijl daar evenmin uit kan volgen dat de verdachte ter uitvoering van een gezamenlijk plan zo nauw en bewust met een ander of anderen heeft samengewerkt dat op grond daarvan kan worden aangenomen dat hij het ten laste gelegde tezamen en in vereniging met anderen heeft begaan.
15. Het tweede middel slaagt.
16. Het derde middel klaagt dat uit de bewijsvoering van het hof niet zonder meer kan worden afgeleid dat ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde sprake is van medeplegen.
17. Ook ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde geldt, dat uit de bewijsvoering van het hof kan worden afgeleid
- -
dat de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte] en een zekere [betrokkene 1] op 26 juli 2009 bij een Gamma een slijper, doorslijpschijven en een sloopbeitel heeft gekocht
- -
en dat soortgelijke voorwerpen in de kelderbox behorende bij de [a-straat] 68a te ’s-Gravenhage zijn aangetroffen,
- -
dat in de kelderbox ook de bij de diefstal bij [B] B.V. ontvreemde goederen worden aangetroffen, alsmede het DNA van de verdachte en enkele van zijn persoonlijke spullen.
18. Verder blijkt uit de bewijsvoering van het hof dat in de kelderbox een zwart vest is aangetroffen met daarop het DNA van de verdachte. In een zak van dit vest zat een bivakmuts, waarop eveneens het DNA van de verdachte is aangetroffen en een pinpas die bij de diefstal bij [B] B.V. is buitgemaakt en waarmee in de nacht van 4 augustus 2009 om 04.22 is gepind door gemaskerde mannen met bivakmutsen, welke bivakmutsen identiek zijn aan de in de zak van het vest aangetroffen bivakmuts.
19. Ook hier kan echter uit de bewijsvoering van het hof niet worden afgeleid dat verdachte enige uitvoeringshandeling van de onder 5 ten laste gelegde diefstal heeft verricht. Evenmin kan daaruit volgen dat de verdachte ter uitvoering van een gezamenlijk plan zo nauw en bewust met een ander of anderen heeft samengewerkt dat op grond daarvan kan worden aangenomen dat hij het ten laste gelegde tezamen en in vereniging met anderen heeft begaan. Het enkele gegeven dat de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte] en [betrokkene 1] goederen bij een Gamma heeft gekocht welke soortgelijke goederen in de kelderbox zijn aangetroffen waarin eveneens de bij de ten laste gelegde diefstal buitgemaakte voorwerpen worden aangetroffen, is daarvoor onvoldoende. Zeker nu het hof de verklaring van de verdachte dat hij bedoelde voorwerpen op 26 juli 2009 heeft gebruikt om een slot van een scooter open te slijpen niet heeft weerlegd. Uiteraard geeft het te denken dat in de zak van het vest waarop het DNA van de verdachte is aangetroffen een bivakmuts zat met daarop eveneens het DNA van de verdachte en een pinpas die bij de inbraak bij [B] B.V. is buitgemaakt. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat met die pinpas dezelfde nacht gepind is door gemaskerde mannen met bivakmutsen identiek aan die welke in de zak van het vest is aangetroffen. Deze door het hof vastgestelde feiten kunnen echter op zichzelf, ook in combinatie met het kopen van de goederen bij de Gamma, het bewijs van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking niet dragen.
20. Ook het derde middel slaagt.
21. Het vierde middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
22. Het cassatieberoep is ingesteld op 10 juni 2013. De stukken van het geding zijn blijkens een daarop gezet stempel op 28 februari 2014 bij de Hoge Raad binnengekomen. Dat brengt met zich dat de inzendtermijn van 8 maanden is overschreden. Het middel is dan ook terecht voorgesteld.
23. Het middel kan echter onbesproken blijven indien de Hoge Raad met mij van oordeel is dat het bestreden arrest om de hiervoor genoemde redenen niet in stand kan blijven en dient te worden teruggewezen.
24. Het eerste, tweede en derde middel slagen. Het vierde middel kan onbesproken blijven. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
25. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Hof, teneinde deze op het bestaande beroep opnieuw te berechten en af te doen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 07‑10‑2014
De kelderbox behoort bij de woning van de broer van de verdachte, bij welke broer de verdachte drie jaar in huis heeft gewoond. Zie o.a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 15 mei 2013.
Zie de verklaring van de verdachte zoals hij die ter terechtzitting in eerste aanleg van 2 juli 2010 heeft afgelegd. Zie tevens de verklaring van de verdachte zoals hij die ter terechtzitting in hoger beroep van 15 mei 2013 heeft afgelegd.
HR 23 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA5858, NJ 2008/70 m.nt. Borgers.
Beroepschrift 04‑06‑2014
Aan: de Hoge Raad der Nederlanden
Datum betekening: 7 april 2014
SCHRIFTUUR IN CASSATIE
van: mw. mr. A.H. Tiemens en mr. M.G. Cantarella, die in deze zaak bepaaldelijk zijn gevolmachtigd door verzoeker in cassatie.
In de zaak [verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats], verzoeker tot cassatie van het te zijnen laste door het gerechtshof te Den Haag op 29 mei 2013 onder rolnummer 22/003941-10 gewezen arrest.
Het beroep in cassatie tegen bovenvermeld arrest is namens verzoeker door mr. M.G. Cantarella, advocaat te Den Haag, tijdig ingesteld, te weten op 10 juni 2013.
Belang
Verzoeker is in eerste aanleg vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Hij is een ontkennende verdachte.
Verzoeker voert de navolgende middelen van cassatie aan:
I. Schending van de artt. 310 jo. 311 Sr, 350, 358, 359 en/of 415 Sv, althans schending van het recht en/of verzuim van vormen.
In het bijzonder doordat de onder 2 primair bewezenverklaarde diefstal met braak door twee of meer verenigde personen niet uit gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid. Daaruit kan in samenhang bezien met de door het Hof in het arrest opgenomen bewijsoverweging niet zonder meer worden afgeleid dat ten aanzien van feit 2 primair sprake is geweest van medeplegen. De bewezenverklaring is daarom niet naar de eisen der wet met redenen omkleed, althans onbegrijpelijk. Het arrest kan dan ook niet in stand blijven.
Toelichting
1.
Ten laste van verzoeker is onder 2 primair bewezenverklaard dat:
‘hij op 3 augustus 2009 te Wateringen, gemeente Westland, tezamen in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in winkelbedrijf Hornbach heeft weggenomen
- —
een kluis;
- —
een kentekenbewijs deel 1 en 2: [AA-00-BB];
- —
een kentekenbewijs deel 1 en 2: [CC-00-DD];
- —
een kentekenbewijs deel 1 en 2:
- —
20 systeemdiskettes (Back-up tapes);
Hornbach waardebonnen;
- —
de afroomkluis, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Hornbach, zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en weg te nemen goederen onder zijn bereik te hebben gebracht door een deur te forceren en een ruit (tussen de kluisruimte en de gang) te verbreken;’
2.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsoverweging — voor zover van belang — het volgende overwogen:
‘Inbraak bij de Hornbach (feit 2)
(…)
Volgens de verdachte [verzoeker] is hij op 26 juli 2009 voor het laatst (het hof begrijpt: met de medeverdachte [medeverdachte]) in de kelderbox geweest om het slot van een scooter door te slijpen. (…)
Op grond van het vorenstaande moet er van worden uitgegaan dat [medeverdachte] die schoenveters meermalen heeft gestrikt. Het meermalen strikken van de veters van schoenen past bij het als eigenaar meermalen dragen van de schoenen. Een en ander betekent naar het oordeel van het hof ook, dat het in de kluisruimte bij Hornbach aangetroffen schoenspoor door [medeverdachte] is veroorzaakt. Daarmee is niet te verenigen de stelling van de verdachte [verzoeker] dat hij na het slijpen van het slot van de scooter op 26 juli 2009 niet meer (naar het hof begrijpt: met [medeverdachte]) in die kelderbox is geweest.’
3.
Voor medeplegen is noodzakelijk dat er sprake is van een gezamenlijke uitvoering en/of dat nauw en bewust is samengewerkt.1. Dat kan uit de gebezigde bewijsmiddelen en de daaraan toegevoegde bewijsoverweging niet zonder meer volgen.
4.
Uit de bewijsvoering van het Hof kan worden afgeleid dat op 3 augustus 2014 een diefstal heeft plaatsgevonden bij de Hornbach. In de kelderbox behorende bij het perceel [a-straat] [01] te [a-plaats], waar de broer van verzoeker woont, worden op 4 augustus 2014 drie personen gezien. Goederen weggenomen bij de Hornbach worden in de kelderbox aangetroffen. Daarnaast ruikt de politie een slijplucht en wordt er een vest en een bivakmuts aangetroffen die worden gelinkt aan verzoeker middels een DNA-match. Ook treft de politie een open kartonnen doos aan met papieren ten name van verzoeker. Verzoeker is op 26 juli 2009 bij de Gamma geweest en heeft daar een slijper, slijpschijven en een sloopbeitel gekocht. In de kelderbox worden voorts onder meer haakseslijpers aangetroffen, meerdere slijpschijven en inbrekerswerktuig.
5.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan allereerst niet volgen dat verzoeker betrokken is geweest bij de uitvoering van de diefstal. Dat verzoeker nauw en bewust heeft samengewerkt bij het plegen van de diefstal kan ook niet uit de gebezigde bewijsmiddelen volgen. Zonder nadere motivering hieromtrent — die ontbreekt — is het oordeel dat verzoeker in vereniging de diefstal zou hebben begaan onbegrijpelijk, nu het Hof — ten aanzien van de betrokkenheid van verzoeker — niet meer heeft vastgesteld dan dat er DNA-sporen van verzoeker zijn aangetroffen in de kelderbox (op een vest en een bivakmuts gelet op de gebezigde bewijsmiddelen) en verzoeker op 26 juli 2009 bij de Gamma is geweest en daar een slijper, slijpschijven en een sloopbeitel heeft gekocht. Dat verzoeker ‘een zodanig significante bijdrage’ heeft geleverd aan de diefstal dat van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verzoeker en de mededader(s) kan worden gesproken, kan dus niet uit de gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid.2. Of verzoeker enige uitvoeringshandeling heeft verricht of op andere wijze nauw bij de uitvoering van de diefstal was betrokken, kan daar immers niet uit worden afgeleid. Uit die bewijsvoering kan evenmin volgen dat verzoeker in de planningsfase een belangrijke (initiërende) rol heeft gespeeld, zodat ook niet op grond daarvan kan worden geoordeeld dat hij ter uitvoering van een gezamenlijk plan zo nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt dat hij het ten laste gelegde tezamen en in vereniging met die anderen heeft begaan. Ook kan uit de gebezigde bewijsmiddelen niet volgen of hij enige rol heeft vervuld na voltooiing van de diefstal. De bewezenverklaring is niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
6.
Het Hof heeft weliswaar overwogen dat de artikelen die bij de Gamma zijn gekocht soortgelijk zijn aan de artikelen die zijn gevonden in de kelderbox, maar of die artikelen daadwerkelijk overeenkomen en zijn gebruikt in het kader van de tenlastegelegde diefstal, kan niet uit de gebezigde bewijsmiddelen volgen. Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt enkel dat in de kelderbox een haakseslijper van het merk Makita is aangetroffen, een klein model haakse slijper en meerdere slijpschijven. Het aantal slijpers die in de klederbox zijn aangetroffen is onbekend nu uit bewijsmiddel 3 volgt dat er ‘haakseslijpers’ zijn aangetroffen. Merk, type en kleur zijn onbekend van de goederen die bij de Gamma zijn aangeschaft. Dat een sloopbeitel bovendien in de kelderbox is aangetroffen, kan niet uit de gebezigde bewijsmiddelen volgen.
7.
Ten overvloede zij opgemerkt dat het hof ten aanzien van feit 4 heeft overwogen dat verzoeker op 4 augustus 2009, rond 04.47 uur in de kelderbox was. Voor zover het hof die vaststelling tevens voor de bewezenverklaring voor feit 2 primair heeft meegenomen, is van belang dat die feiten niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kunnen volgen. De in de overweging van het Hof vermelde feiten moeten dan worden aangemerkt als redengevende feiten. Het Hof heeft echter niet met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn overweging het wettige bewijsmiddel aangegeven waaraan deze feiten of omstandigheden zijn ontleend.3. Nu het verzuim van het hof in het licht van de hele bewijsvoering niet van ondergeschikte aard is, is de bewijsvoering ook om die reden niet toereikend gemotiveerd.
8.
Bovendien is de verwerping van het verweer van verzoeker dat hij op 26 juli 2009 voor het laatst in de kelderbox is geweest onvoldoende gemotiveerd, althans niet begrijpelijk. Het Hof heeft vastgesteld dat in de kelderbox een schoenspoor is aangetroffen op een stuk papier in de kluisruimte. Dat spoor is naar het oordeel van het Hof door verdachte [medeverdachte] veroorzaakt. Volgens het Hof is daarmee niet te verenigen de stelling van verzoeker dat hij na het slijpen van het slot van de scooter op 26 juli 2009 niet meer (naar het hof begrijpt: met [medeverdachte]) in die kelderbox is geweest. De redenering van het Hof dat medeverdachte [medeverdachte] wel daarna in de kelderbox is geweest, zegt natuurlijk niets over de aanwezigheid van verzoeker in die kelderbox. Zoals gezegd, uit de gebezigde bewijsmiddelen kan ook niet volgen dat hij op 4 augustus 2009 in de kelderbox is geweest.
9.
De bewezenverklaring is niet naar de eis der wet met redenen is omkleed. Het arrest kan daarom niet in stand blijven.
II. Schending van de artt. 310 jo. 311 Sr, 350, 358, 359 en/of 415 Sv, althans schending van het recht en/of verzuim van vormen.
In het bijzonder doordat het onder 4 primair bewezenverklaarde diefstal met braak door twee of meer verenigde personen niet uit gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid. Daaruit kan in samenhang bezien met de door het Hof in het arrest opgenomen bewijsoverweging niet zonder meer worden afgeleid dat ten aanzien van feit 4 primair sprake is geweest van medeplegen. De bewezenverklaring is daarom niet naar de eisen der wet met redenen omkleed, althans onbegrijpelijk. Het arrest kan dan ook niet in stand blijven.
Toelichting
10.
Ten laste van verzoeker is onder 4 primair bewezenverklaard dat:
‘hij in de periode van 3 tot en met 4 augustus 2009 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit bedrijf [A] B.V. heeft weggenomen
- —
een grijze kluis (merk: Cisa) met inhoud
(bankbescheiden op naam van [A] B.V.);
- —
twee slijpmachines van het merk Bosch, toebehorende aan bedrijf [A] B.V., zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door een raam te verbreken in het aanpalende pand van bedrijf [B] en de tussendeur tussen beide bedrijven te openen;’
11.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsoverweging — voor zover van belang — het volgende overwogen:
‘Inbraak bij [A] (feit 4)
Bij [A] is onder meer een grijze kluis weggenomen. Deze grijze kluis is op 4 augustus 2009 aangetroffen in de hiervoor aangeduide kelderbox.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachten [medeverdachte] en [verzoeker] op 4 augustus 2009, rond 04.47 uur in die kelderbox bezig waren de buitgemaakte kluis open te slijpen. Er kan dus hooguit zo'n tien uur verstreken zijn sinds de inbraak. De inbraken bij [A] en [B] (feit 5), beide te Amsterdam, waren nog niet eens ontdekt toen de weggenomen goederen in de kelderbox te [a-plaats] werden aangetroffen. In de kelderbox zijn ook diverse inbrekerswerktuigen en bivakmutsen gevonden. Uit het bezit van gestolen goederen kort na het moment van de diefstal, zonder aannemelijke verklaring daarvoor, kan het bewijs van betrokkenheid van de verdachte én van [medeverdachte] bij die diefstal worden afgeleid’.
12.
De overweging van het Hof dat verzoeker met verdachte [medeverdachte] op 4 augustus 2009 rond 04.47 uur in de kelderbox bezig was de buitgemaakte kluis open te slijpen, kan niet uit de gebezigde bewijsmiddelen volgen. De in die overweging vermelde feiten moeten worden aangemerkt als redengevende feiten. Het Hof heeft immers aan deze feiten de slotsom verbonden dat het bewezen acht dat verzoeker betrokken is geweest bij de diefstal. Het Hof heeft echter niet met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn overweging het wettige bewijsmiddel aangegeven waaraan deze feiten of omstandigheden zijn ontleend.4. Nu het verzuim van het hof in het licht van de hele bewijsvoering niet van ondergeschikte aard is, is de bewijsvoering niet toereikend gemotiveerd.
13.
Los van deze deelklacht geldt dat, zoals gezegd, uit de gebezigde bewijsmiddelen in samenhang bezien met de door het Hof in het arrest opgenomen bewijsoverweging niet kan volgen dat verzoeker telkens zo bewust en nauw met een ander heeft samengewerkt dat sprake is van medeplegen. Voor medeplegen is noodzakelijk dat er sprake is van een gezamenlijke uitvoering en/of dat nauw en bewust is samengewerkt.5.
14.
Uit de bewijsvoering van het Hof kan worden afgeleid dat in de periode van 3 augustus tot en met 4 augustus 2014 een diefstal heeft plaatsgevonden bij de [A] B.V. In de kelderbox behorende bij het perceel [a-straat] [01] te [a-plaats], waar de broer van verzoeker woont, worden op 4 augustus 2014 drie personen gezien. Goederen weggenomen bij de [A] B.V. worden in de kelderbox aangetroffen. Daarnaast ruikt de politie een slijplucht en wordt er een vest en een bivakmuts aangetroffen die worden gelinkt aan verzoeker middels een DNA-match. Ook treft de politie een open kartonnen doos aan met papieren ten name van verzoeker. Verzoeker is op 26 juli 2009 bij de Gamma geweest en heeft daar een slijper, slijpschijven en een sloopbeitel gekocht. In de kelderbox worden voorts onder meer haakseslijpers aangetroffen, meerdere slijpschijven en inbrekerswerktuig.
15.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan allereerst niet volgen dat verzoeker betrokken is geweest bij de uitvoering van de diefstal. Dat verzoeker nauw en bewust heeft samengewerkt bij het plegen van de diefstal kan ook niet uit de gebezigde bewijsmiddelen volgen. Zonder nadere motivering hieromtrent — die ontbreekt — is het oordeel dat verzoeker in vereniging de diefstal zou hebben begaan onbegrijpelijk, nu het Hof — ten aanzien van de betrokkenheid van verzoeker — niet meer heeft vastgesteld dan dat er DNA-sporen van verzoeker zijn aangetroffen in de kelderbox (op een vest en een bivakmuts gelet op de gebezigde bewijsmiddelen) en verzoeker op 26 juli 2009 bij de Gamma is geweest en daar een slijper, slijpschijven en een sloopbeitel heeft gekocht. Dat verzoeker ‘een zodanig significante bijdrage’ heeft geleverd aan de diefstal dat van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verzoeker en de mededader(s) kan worden gesproken, kan dus niet uit de gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid.6. Of verzoeker enige uitvoeringshandeling heeft verricht of op andere wijze nauw bij de uitvoering van de diefstal was betrokken, kan daar immers niet uit worden afgeleid. Uit die bewijsvoering kan evenmin volgen dat verzoeker in de planningsfase een belangrijke (initiërende) rol heeft gespeeld, zodat ook niet op grond daarvan kan worden geoordeeld dat hij ter uitvoering van een gezamenlijk plan zo nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt dat hij het ten laste gelegde tezamen en in vereniging met die anderen heeft begaan. Ook kan uit de gebezigde bewijsmiddelen niet volgen of hij enige rol heeft vervuld na voltooiing van de diefstal. De bewezenverklaring is niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
16.
Het Hof heeft weliswaar overwogen dat de artikelen die bij de Gamma zijn gekocht soortgelijk zijn aan de artikelen die zijn gevonden in de kelderbox, maar of die artikelen daadwerkelijk overeenkomen en zijn gebruikt in het kader van de tenlastegelegde diefstal, kan niet uit de gebezigde bewijsmiddelen volgen. Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt enkel dat in de kelderbox een haakseslijper van het merk Makita is aangetroffen, een klein model haakse slijper en meerdere slijpschijven. Het aantal slijpers die in de klederbox zijn aangetroffen is onbekend nu uit bewijsmiddel 3 volgt dat er ‘haakseslijpers’ zijn aangetroffen. Merk, type en kleur zijn onbekend van de goederen die bij de Gamma zijn aangeschaft. Dat een sloopbeitel bovendien in de kelderbox is aangetroffen, kan niet uit de gebezigde bewijsmiddelen volgen.
17.
Ten overvloede zij opgemerkt dat het oordeel van het Hof dat uit het bezit van gestolen goederen kort na het moment van de diefstal — in de onderhavige zaak zijn volgens het Hof hooguit zo'n tien uren verstreken sinds de diefstal — zonder aannemelijke verklaring daarvoor, het bewijs van betrokkenheid van de verzoeker kan worden afgeleid. Los van de hiervoor genoemde deelklacht dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan volgen dat verzoeker in de kelderbox is geweest op 4 augustus 2009 (en dus ook uit de gezegde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat hij de gestolen goederen in zijn bezit had), is dit oordeel niet voldoende gemotiveerd, althans onbegrijpelijk. Voorop dient immers te worden gesteld dat uit aan het enkele voorhanden hebben van gestolen goederen niet zonder meer de conclusie kan worden verbonden dat de betrokkene de goederen ook heeft gestolen.7. Voor de beoordeling van de betekenis die aan dat voorhanden hebben moet worden gehecht, zijn de feiten en omstandigheden van het geval van belang. Tien uren is in dit verband bezwaarlijk kort te noemen. Tien uren is niet zó kort dat alternatieve scenario's in redelijkheid zijn uitgesloten. Bovendien heeft de politie drie mannen in de kelderbox gezien, Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet volgen door hoeveel personen de diefstal is gepleegd en of de diefstal überhaupt door die drie mannen is gepleegd.
18.
De bewezenverklaring is niet naar de eis der wet met redenen is omkleed. Het arrest kan daarom niet in stand blijven.
III. Schending van de artt. 310 jo. 311 Sr, 350, 358, 359 en/of 415 Sv, althans schending van het recht en/of verzuim van vormen.
In het bijzonder doordat de onder 5 primair bewezenverklaarde diefstal met braak door twee of meer verenigde personen niet uit gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid. Daaruit kan in samenhang bezien met de door het Hof in het arrest opgenomen bewijsoverweging niet zonder meer worden afgeleid dat ten aanzien van feit 5 primair sprake is geweest van medeplegen. De bewezenverklaring is daarom niet naar de eisen der wet met redenen omkleed, althans onbegrijpelijk. Het arrest kan dan ook niet in stand blijven.
Toelichting
19.
Ten laste van verzoeker is onder 5 primair bewezenverklaard dat:
‘hij in de periode van 3 tot en met 4 augustus 2009 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in bedrijf [B] B.V. heeft weggenomen
- —
een rabobankpas ([001]);
- —
tweeduizend euro;
- —
een blauwe kluis met contracten, toebehorende aan bedrijf [B] B.V., zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf t hebben verschaft door een raam te verbreken.’
20.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsoverweging — voor zover van belang — het volgende overwogen:
‘Inbraak bij [B] BV (feit 5)
(…)
Het DNA van [verzoeker] is onder meer aangetroffen op een zwart verst in de kelderbox. In de zak van dat zwarte vest is een bivakmuts aangetroffen met daarin het DNA van de verdachte [verzoeker], alsmede een Rabo-bankpas die is buitgemaakt bij de onderhavige inbraak bij [B] BV in Amsterdam in de nacht van 3 op 4 augustus 2009, dus pas nadat [verzoeker] volgens zijn verklaring voor het laatst in de betreffende kelderbox is geweest. Voorts geldt, zoals hierboven is overwogen, dat uit onderzoek is gebleken (waaronder de camerabeelden van de geldautomaat) dat met de Rabo-bankpas ten name van [B] B.V. op 4 augustus 2009 om 04.22 uur geld is gepind door twee met bivakmutsen gemaskerde mannen en dat de bivakmutsen identiek waren aan die welke in voornoemde kelderbox zijn aangetroffen en in beslag genomen.
Door de verdachte [verzoeker] is betoogd dat het vest wellicht door een derde gebruikt is, nu ook het (onvolledige) DNA-profiel van een vrouw is aangetroffen. Het hof stelt vast dat dat profiel in de kraag is aangetroffen, waar bovendien celmateriaal is gevonden dat afkomstig kan zijn van [verzoeker]. Op het rechtervoorpand van datzelfde vest zat een bloedvlek. Daarin is enkel het DNA van [verzoeker] aangetroffen (berekende frequentie DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard). In de zak van het vest zat een bivakmuts met daarin — wederom — enkel het DNA van [verzoeker] (berekende frequentie DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard). [verzoeker] verklaart het gebruik van een bivakmuts aldus dat hij gewoon is die onder een helm te dragen. Die zou hij dan dus uiterlijk 26e juli 2009 in de kelderbox moeten hebben achtergelaten wanneer wordt uitgegaan van zijn vekrlaring dat hij en [medeverdachte] toen voor het laatst in de kelderbox zijn geweest. Het hof achter zijn verklaring over het doel van de bivakmuts niet bijzonder aannemelijk nu hij niet op zijn motor kon rijden (hij was immers de sleutel kwijt). Voorts heeft [verzoeker] geen verklaring, laat staan een aannemelijke, voor het feit dat die bivakmuts tezamen met een in de nacht van 3 op 4 augustus 2009 gestolen bankpas in de zak van voormeld vest zijn aangetroffen.
Het hof is dan ook van oordeel dat de door verdachte geschetste scenario 's voor het aantreffen van zijn DNA, bezien in het licht van de aard van de sporen, de hoeveelheid en de locatie van aantreffen, onaannemelijk zijn.
(…)’
21.
Voor medeplegen is noodzakelijk dat er sprake is van een gezamenlijke uitvoering en/of dat nauw en bewust is samengewerkt.8. Dat kan uit de gebezigde bewijsmiddelen en de daaraan toegevoegde bewijsoverweging niet zonder meer volgen.
22.
Uit de bewijsvoering van het Hof kan worden afgeleid dat in de periode van 3 augustus tot en met 4 augustus 2014 een diefstal heeft plaatsgevonden bij [B] B.V. In de kelderbox behorende bij het perceel [a-straat] [01] te [a-plaats], waar de broer van verzoeker woont, worden op 4 augustus 2014 drie personen gezien. Goederen weggenomen bij de [B] B.V. worden in de kelderbox aangetroffen. Daarnaast ruikt de politie een slijplucht en wordt er een vest met daarin een bivakmuts aangetroffen die worden gelinkt aan verzoeker middels een DNA-match. In het vest wordt een Rabobankpas aangetroffen die van [B] B.V. is. Ook treft de politie in de kelderbox een open kartonnen doos aan met papieren ten name van verzoeker. Verzoeker is op 26 juli 2009 bij de Gamma geweest en heeft daar een slijper, slijpschijven en een sloopbeitel gekocht. In de kelderbox worden voorts onder meer haakseslijpers aangetroffen, meerdere slijpschijven en inbrekerswerktuig. Ten slotte hadden degenen die geld hadden gepind met de pinpas identieke bivakmutsen op aan de bivakmutsen die in de kelderbox zijn aangetroffen en in beslag zijn genomen.
23.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan allereerst niet volgen dat verzoeker betrokken is geweest bij de uitvoering van de diefstal. Dat verzoeker nauw en bewust heeft samengewerkt bij het plegen van de diefstal kan ook niet uit de gebezigde bewijsmiddelen volgen. Zonder nadere motivering hieromtrent — die ontbreekt — is het oordeel dat verzoeker in vereniging de diefstal zou hebben begaan onbegrijpelijk, nu het Hof — ten aanzien van de betrokkenheid van verzoeker — niet meer heeft vastgesteld dan dat er DNA-sporen van verzoeker zijn aangetroffen in de kelderbox op een vest, waar een Rabobankpas van aangever in zat, en een bivakmuts en verzoeker op 26 juli 2009 bij de Gamma is geweest en daar een slijper, slijpschijven en een sloopbeitel heeft gekocht. Dat verzoeker ‘een zodanig significante bijdrage’ heeft geleverd aan de diefstal dat van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verzoeker en de mededader(s) kan worden gesproken, kan dus niet uit de gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid.9. Of verzoeker enige uitvoeringshandeling heeft verricht of op andere wijze nauw bij de uitvoering van de diefstal was betrokken, kan daar immers niet uit worden afgeleid. Uit die bewijsvoering kan evenmin volgen dat verzoeker in de planningsfase een belangrijke (initiërende) rol heeft gespeeld, zodat ook niet op grond daarvan kan worden geoordeeld dat hij ter uitvoering van een gezamenlijk plan zo nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt dat hij het ten laste gelegde tezamen en in vereniging met die anderen heeft begaan. Ook kan uit de gebezigde bewijsmiddelen niet volgen of hij enige rol heeft vervuld na voltooiing van de diefstal. De bewezenverklaring is niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
24.
Het Hof heeft weliswaar overwogen dat de artikelen die bij de Gamma zijn gekocht soortgelijk zijn aan de artikelen die zijn gevonden in de kelderbox, maar of die artikelen daadwerkelijk overeenkomen en zijn gebruikt in het kader van de tenlastegelegde diefstal, kan niet uit de gebezigde bewijsmiddelen volgen. Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt enkel dat in de kelderbox een haakseslijper van het merk Makita is aangetroffen, een klein model haakse slijper en meerdere slijpschijven. Het aantal slijpers die in de klederbox zijn aangetroffen is onbekend nu uit bewijsmiddel 3 volgt dat er ‘haakseslijpers’ zijn aangetroffen. Merk, type en kleur zijn onbekend van de goederen die bij de Gamma zijn aangeschaft. Dat een sloopbeitel bovendien in de kelderbox is aangetroffen, kan niet uit de gebezigde bewijsmiddelen volgen,
25.
Ten overvloede zij opgemerkt dat het hof ten aanzien van feit 4 heeft overwogen dat verzoeker op 4 augustus 2009, rond 04.47 uur in de kelderbox was. Voor zover het hof die vaststelling tevens in de bewezenverklaring voor feit 5 primair heeft meegenomen, is van belang dat die feiten niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kunnen volgen. De in de overweging van het Hof vermelde feiten moeten dan worden aangemerkt als redengevende feiten. Het Hof heeft echter niet met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn overweging het wettige bewijsmiddel aangegeven waaraan deze feiten of omstandigheden zijn ontleend.10. Nu het verzuim van het hof in het licht van de hele bewijsvoering niet van ondergeschikte aard is, is de bewijsvoering ook om die reden niet toereikend gemotiveerd.
26.
Daarnaast zij opgemerkt dat het hof ten aanzien van feit 4 primair heeft geoordeeld dat uit het bezit van gestolen goederen kort na het moment van die diefstal — volgens het Hof zijn hooguit zo'n tien uren verstreken sinds die diefstal — zonder aannemelijke verklaring daarvoor, het bewijs van betrokkenheid van de verzoeker kan worden afgeleid. Voor zover het Hof dit oordeel mede van toepassing heeft geacht voor feit 5, geldt dat los van de hiervoor genoemde deelklacht, uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan volgen dat verzoeker in de kelderbox is geweest op 4 augustus 2009 (en dus ook uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat hij de gestolen goederen in zijn bezit had), is het oordeel niet voldoende gemotiveerd, althans onbegrijpelijk. Voorop dient immers te worden gesteld dat uit aan het enkele voorhanden hebben van gestolen goederen niet zonder meer de conclusie kan worden verbonden dat de betrokkene de goederen ook heeft gestolen.11. Voor de beoordeling van de betekenis die aan dat voorhanden hebben moet worden gehecht, zijn de feiten en omstandigheden van het geval van belang. Tien uren is in dit verband bezwaarlijk kort te noemen. Tien uren is niet zó kort dat alternatieve scenario's in redelijkheid zijn uitgesloten. Bovendien heeft de politie drie mannen in de kelderbox gezien. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet volgen door hoeveel personen de diefstal is gepleegd en of de diefstal überhaupt door die drie mannen is gepleegd.
27.
De bewezenverklaring is niet naar de eis der wet met redenen is omkleed. Het arrest kan daarom niet in stand blijven.
IV. Schending van art. 6 EVRM en/of art. 14 IVBPR, althans en in elk geval schending en/of onjuiste toepassing van het recht en/of verzuim van vormen.
In het bijzonder is de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM geschonden, doordat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
Toelichting
28.
Het Hof te Den Haag heeft op 29 mei 2013 arrest gewezen. Namens verzoeker is daartegen op 10 juni 2013 beroep in cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn op 28 februari 2014 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen. Dat brengt met zich dat de hier geldende inzendtermijn van acht maanden is overschreden. Dat moet leiden tot strafvermindering.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mw. mr. A.H. Tiemens en mr. M.G. Cantarella, advocaten te Den Haag, die verklaren daartoe bepaaldelijk door verzoeker te zijn gevolmachtigd.
Den Haag, 4 juni 2014
A.H. Tiemens
M.G. Cantarella
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 04‑06‑2014
Vgl. HR 19 oktober 1994, NJ 1994, 50 m.nt. ThWvV. Zie ook HR 9 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ6505, HR 5 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ2942 (rov. 4.2.2.) en HR 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1964.
Zie ook HR 3 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1307; HR 11 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:293; HR 14 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9945; HR 22 december 2009, ECLI BK3356,NJ 2010, 193 m. nt. P.A.M.Mevis.
HR 23 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA5858, m. nt. M.J. Borgers.
HR 23 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA5858, m. nt. M.J. Borgers.
Vgl. HR 19 oktober 1994, NJ 1994, 50 m.nt. ThWvV. Zie ook HR 9 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ6505, HR 5 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ2942 (rov. 4.2.2.) en HR 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1964.
Zie ook HR 3 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1307; HR 11 februari 2014, ECLI:HL:HR:2014:293; HR 14 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9945; HR 22 december 2009, ECLI BK3356, NJ 2010, 193 m. nt. P.A.M.Mevis.
Vgl. HR 19 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2880.
Vgl. HR 19 oktober 1994, NJ 1994, 50 m.nt. ThWvV. Zie ook HR 9 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ6505, HR 5 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ2942 (rov. 4.2.2.) en HR 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1964.
Zie ook HR 3 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1307; HR 11 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:293; HR mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9945; HR 22 december 2009, ECLI BK3356, NJ 2010, 193 m. nt. P.A.M.Mevis.
HR 23 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA5858, m. nt. M.J. Borgers.
Vgl. HR 19 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2880.