Rb. Amsterdam, 16-09-2014, nr. AMS 13-5432
ECLI:NL:RBAMS:2014:6054, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
16-09-2014
- Zaaknummer
AMS 13-5432
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2014:6054, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 16‑09‑2014; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2015:1754, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 16‑09‑2014
Inhoudsindicatie
Afwijzing 8:75a Awb. Niet tegemoetgekomen. Geen Wob verzoek in lopende rechtszaak gedaan (verkeerszaak). Wet Dwangsom is dus niet van toepassing zodat van tegemoetkomen ook geen sprake kan zijn. Verweerder heeft aangekondigd eerdere dwangsombesluit te herzien. Verwijzing naar jp ABRS.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 13/5432
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiseres], te[woonplaats], eiseres,
(gemachtigde: mr. J.J. Hofland).
en
de Minister van Veiligheid en Justitie, verweerder,
(gemachtigde: mr. P.A. Luschen).
Procesverloop
De rechtbank heeft op 22 september 2013 een beroepschrift ontvangen, gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Bij brief van 1 oktober 2013 heeft mr. J.J. Hofland, werkzaam bij[bedrijf] te [vestigingsplaats], het beroep ingetrokken en aanspraak gemaakt op vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 augustus 2014. Eiseres en haar gemachtigde zijn – met kennisgeving – niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1.
Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld.
1.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb wordt het door de indiener betaalde griffierecht aan hem vergoed door het bestuursorgaan indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
1.3.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge het tweede lid vermeldt de verzoeker bij zijn verzoek de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbend document, waarover hij informatie wenst te ontvangen.
Ingevolge het derde lid behoeft de verzoeker bij zijn verzoek geen belang te stellen.
2.
Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de rechtbank niet bevoegd was om van het beroep kennis te nemen, noch bevoegd is uitspraak te doen op het verzoek om vergoeding van de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb. Verweerder heeft dit gewijzigde standpunt toegelicht met een verwijzing naar drie uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS), gepubliceerd onder ECLI:NL:RVS:2014:465, ECLI:NL:RVS:2014:1199 en ECLI:NL:RVS:2014:1311. Het door eiseres in een lopende zaak ingediende verzoek om toezending van het dossier is niet aan te merken als een verzoek om informatie op grond van de Wob, zodat dit niet kan leiden tot een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb.
3.
De rechtbank overweegt het volgende.
3.1.1. De rechtbank stelt het volgende vast.
Eiseres is op 12 september 2012 vanwege een verkeersovertreding een administratieve sanctie opgelegd. Bij brief van 23 oktober 2012 heeft mr. Hofland namens eiseres een administratief beroepschrift bij verweerder ingediend. Bij brief van 19 oktober 2012, door verweerder ontvangen op 26 oktober 2013 heeft eiseres verzocht om alle stukken die ten grondslag liggen aan de beschikking van 12 september 2012. Bij brief van 28 november 2012 heeft mr. Hofland verweerder herinnerd aan het verzoek van eiseres van 19 oktober 2012 en verzocht om alsnog tot openbaarmaking over te gaan.
De rechtbank stelt verder vast dat verweerder ter zitting heeft verklaard dat het besluit van
26 september 2013, waarbij de hoogte van de dwangsom is vastgesteld, bij nader inzien niet juist is en zal worden ingetrokken. Verder heeft verweerder ter zitting aangegeven dat de reeds uitbetaalde dwangsom van eiseres terug zal worden gevorderd.
3.1.2. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat (namens) eiseres in een lopende procedure tegen de oplegging van een boete op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet Mulder) om de op de zaak betrekking hebbende stukken is verzocht en dat een dergelijk verzoek onderdeel uitmaakt van die procedure. Noch in de brief van 19 oktober 2012, noch in de brief van 28 november 2012 is op grond van de Wob om toezending van stukken verzocht, noch is anderszins gebleken dat eiseres heeft beoogd de documenten te verkrijgen op grond van de Wob. De vraag of de betreffende stukken feitelijk deel uitmaakten van het Mulder-dossier is daarbij niet bepalend. Derhalve moet het ervoor worden gehouden dat het verzoek is gedaan in het kader van de toepassing van artikel 7:18, vierde lid, van de Awb in de procedure over de oplegging van de boete. Hieruit volgt dat verweerder op 26 september 2013 ten onrechte de Wob van toepassing heeft geacht en dat het beroep, als het niet was ingetrokken, niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden.
3.1.3. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet aan het beroep is tegemoetgekomen en wordt het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen.
3.2.
Nu verweerder niet aan het beroep is tegemoetgekomen is verweerder niet gehouden het griffierecht te vergoeden.
3.3.
Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.A. Knol, rechter, in aanwezigheid van
M.P. Osinga-Sanders, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
16 september 2014.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te 's-Gravenhage.
Coll: M.P.O.
D: B