De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/10.1.7:10.1.7 Op vordering van een der partijen
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/10.1.7
10.1.7 Op vordering van een der partijen
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS379162:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Als laatste prealabele kwestie behandelde ik het vereiste uit art. 611a Rv, dat de dwangsomveroordeling door de belanghebbende partij in de procedure moet zijn gevorderd. De voorafgaande vordering heeft in de gedachtegang van de Beneluxwetgever blijkens de Gemeenschappelijke Memorie van Toelichting de functie de rechter ervan te weerhouden het uitspreken van een dwangsomveroordeling als een automatisme te beschouwen en als een standaardformule aan zijn veroordelingen toe te voegen.
Gezien de uitdrukkelijke bepaling in art. 611a Rv is opmerkelijk dat ons nationaal recht in art. 162 lid 3 Rv wel in een ambtshalve op te leggen dwangsom voorziet, in een geding betreffende de jaarrekening. Deze dwangsom moet als een dwangsom sui generis worden beschouwd en vormt een ongeoorloofde afwijking van de Beneluxregeling.
Ten aanzien van de toepassing van art. 162 lid 3 Rv bestaan vele onduidelijkheden. Omdat geen verwijzing naar de art. 611a t/m 611i Rv is opgenomen, kan niet zonder meer worden aangenomen dat deze artikelen op de dwangsom ex art. 162 lid 3 Rv van toepassing zijn. Als gevolg daarvan staat niet eens vast aan wie de dwangsom op grond van art. 162 lid 3 Rv zal worden verbeurd; evenmin is helder wat te gelden heeft in de overige gevallen waarvoor de dwangsomregeling in de art. 611a t/m 611i Rv een specifieke regeling geeft.
Aan de ongeoorloofdheid en onduidelijkheid in dit verband kan op twee manieren een einde worden gemaakt. Van de twee oplossingen (schrapping van de mogelijkheid van een met dwangsom versterkt ambtshalve bevel in het geval waarop art. 162 lid 3 Rv ziet of een handhaving van die mogelijkheid door middel van wijziging van de Beneluxregeling) koos ik de laatste. Deze optie heeft weliswaar meer voeten in de aarde, maar het is de enige manier om de kennelijk in de nationale praktijk gewenste mogelijkheid in stand te laten en tegelijkertijd de ongeoorloofde doorkruising van de Beneluxregeling op te heffen. Met name gezien het in de Toelichting opgemerkte gevaar dat de rechter de dwangsomveroordeling als een 'clause de style' zal hanteren, is een verdergaande wijziging van art. 611a Rv niet wenselijk.