Einde inhoudsopgave
Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2022–2027
5.2.1.2 Aan te melden individuele investeringssteun
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
29-04-2021, PbEU 2021, C 153 (uitgifte: 29-04-2021, regelingnummer: 2021/C 153/01)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-04-2021, PbEU 2021, C 153 (uitgifte: 29-04-2021, regelingnummer: 2021/C 153/01)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
Staatssteun (V)
67
Lidstaten moeten niet alleen de voorwaarden van de punten 62 tot en met 66 in acht nemen, maar moeten voor aan te melden individuele steun ook duidelijk bewijsmateriaal overleggen dat de steun de keuze voor de investering of de locatie beïnvloedt (1). Zij moeten aangeven welke van de in punt 59 beschreven scenario's van toepassing is. Om een omvattende beoordeling mogelijk te maken, moeten lidstaten niet alleen informatie over het project verstrekken, maar ook een uitgebreide beschrijving van het nulscenario waarin de begunstigde geen steun krijgt van een overheidsinstantie binnen de EER.
68
In scenario 1 zouden lidstaten kunnen aantonen dat de steun een stimulerend effect heeft door documenten van de onderneming over te leggen waaruit blijkt dat de investering zonder de steun onvoldoende winstgevend zou zijn.
69
In scenario 2 zouden lidstaten kunnen aantonen dat de steun een stimulerend effect heeft door documenten van de onderneming over te leggen waaruit blijkt dat er een vergelijking is gemaakt tussen de kosten en baten van vestiging in het betrokken gebied en die van vestiging in een ander gebied of in andere gebieden. De Commissie gaat na of deze vergelijkingen realistisch zijn.
70
De lidstaten wordt gevraagd om zich te baseren op echte en officiële documenten van de raad van bestuur, risicobeoordelingen (onder meer een beoordeling van de locatiegebonden risico's), financiële rapporten, interne businessplannen, adviezen van deskundigen en andere studies met betrekking tot het investeringsproject dat ter beoordeling voorligt. Deze documenten moeten stammen uit dezelfde periode als de besluitvorming over de investering of de locatie ervan. Documenten die informatie bevatten over vraagprognoses, kostenprognoses en financiële prognoses, documenten die aan een investeringscomité zijn overgelegd en waarin verschillende investeringsscenario's zijn uitgewerkt, of documenten die aan de financiële instellingen zijn verstrekt, kunnen de lidstaten helpen om het stimulerende effect aan te tonen.
71
In dat verband, en met name in scenario 1, kan de rentabiliteit worden beoordeeld aan de hand van methoden die in de betrokken sector gebruikelijk zijn, zoals methoden om de netto contante waarde (NPV) van het project (2), de interne opbrengstvoet (IRR) (3) of de gemiddelde Return on Capital Employed (ROCE) vast te stellen. De winstgevendheid van het project moet worden vergeleken met normale rendementspercentages die de begunstigde hanteert bij andere vergelijkbare investeringsprojecten. Wanneer die percentages niet beschikbaar zijn, moet de winstgevendheid van het project worden vergeleken met de kapitaalkosten van de begunstigde als geheel of met de rendementspercentages die doorgaans in de betrokken sector zijn waar te nemen.
72
Indien de steun het gedrag van de begunstigde van de steun niet verandert door aan te zetten tot (aanvullende) investeringen in het gebied, is er geen sprake van een positief effect voor dat gebied. Bijgevolg zal steun niet als verenigbaar met de interne markt worden beschouwd als blijkt dat dezelfde investering in het gebied zou hebben plaatsgevonden zelfs zonder dat de steun was verleend.
Voetnoten
De nulscenario's worden beschreven in punt64.
De netto contante waarde van een project is het verschil tussen de positieve en negatieve kasstromen gedurende de levensduur van de investering, contant gemaakt (doorgaans op basis van de kapitaalkosten).
De interne opbrengstvoet is niet gebaseerd op het boekhoudkundige rendement in een bepaald jaar, maar houdt rekening met de toekomstige kasstromen die de investeerder verwacht te ontvangen over de hele levensduur van de investering. Deze wordt omschreven als de disconteringsvoet waarbij de netto contante waarde van de kasstromen nul is.