Met de stellers van de middelen zijn er meer verschillen aan te wijzen, maar die vallen weg tegen hetgeen verzoeker wel op de terechtzitting van het Hof heeft verklaard en hetgeen in de overige gebezigde bewijsmiddelen is opgenomen. Zo heeft verzoeker volgens het zittingsverbaal enkel gezegd dat hij de laatste was die in het speeltuintje aankwam, maar dat neemt niet weg dat uit het geheel van zijn op de terechtzitting afgelegde verklaring (en overigens bezien in samenhang met de overige bewijsmiddelen) kan worden afgeleid dat, zoals bewijsmiddel 1 luidt, [betrokkene 1] met zijn jongere broer [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] daar toen al waren.
HR, 07-04-2015, nr. 14/00993
ECLI:NL:HR:2015:904
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
07-04-2015
- Zaaknummer
14/00993
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:904, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑04‑2015; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:391, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:391, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑02‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:904, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2015-0185
Uitspraak 07‑04‑2015
Inhoudsindicatie
Discrepantie tussen de weergave van een verklaring in de aanvulling bewijsmiddelen en de weergave van diezelfde verklaring in het p-v van de tz. Geen cassatie, nu de bewijsvoering ook zonder het gewraakte bewijsmiddel toereikend is.
Partij(en)
7 april 2015
Strafkamer
nr. 14/00993
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 28 januari 2014, nummer 23/001097-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. B.P. de Boer en mr. D.N. de Jonge, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadslieden van de verdachte hebben daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat de door het Hof voor het bewijs gebezigde verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2014, op wezenlijke onderdelen niet overeenstemt met de verklaring zoals weergegeven in het van die terechtzitting opgemaakte proces-verbaal.
2.2.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 8, 10 en 11 kan het middel niet tot cassatie leiden.
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 april 2015.
Conclusie 10‑02‑2015
Inhoudsindicatie
Discrepantie tussen de weergave van een verklaring in de aanvulling bewijsmiddelen en de weergave van diezelfde verklaring in het p-v van de tz. Geen cassatie, nu de bewijsvoering ook zonder het gewraakte bewijsmiddel toereikend is.
Nr. 14/00993 Zitting: 10 februari 2015 | Mr. Hofstee Conclusie inzake: [verzoeker = verdachte] |
1. Het Gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 28 januari 2014 verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in het door hem ingestelde beroep voor zover dat is gericht tegen de beslissingen ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde, hem vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde en hem voor 1 subsidiair “medeplegen van voorbereiding van het plegen van diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld, tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf [hetzij, AG] de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en medeplegen van voorbereiding van het plegen van afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen”, 2. en 3. “handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd” veroordeeld tot 120 uren werkstraf, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren.
2. Namens verzoeker hebben mr. B.P. de Boer en mr. D.N. de Jonge, beiden advocaat te Amsterdam, twee middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het eerste middel klaagt dat het Hof het onder 1 gebezigde bewijsmiddel heeft gedenatureerd. Het tweede middel behelst de klacht dat met betrekking tot de bewezenverklaarde feiten 1 subsidiair, 2 en 3 het ‘tezamen en in vereniging met een ander of anderen plegen’ c.q. het ‘medeplegen’ niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid, althans dat de bewezenverklaringen op dat onderdeel niet voldoende (begrijpelijk) zijn gemotiveerd, dan wel dat het (kennelijke) oordeel van het Hof omtrent het ‘medeplegen’ van een onjuiste rechtsopvatting getuigt. De middelen lenen zich voor gezamenlijk bespreking.
4. Ten laste van verzoeker is bewezenverklaard dat:
“- ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde -
hij op of omstreeks 24 oktober 2012 te Krommenie en Wormerveer, tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van het te plegen misdrijf diefstal met geweld en/of afpersing, opzettelijk messen, knuppels en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te weten een replica van een Glock pistool bestemd tot het begaan van die misdrijven, voorhanden heeft gehad;
- ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde -
hij op of omstreeks 24 oktober 2012 te Krommenie en Wormerveer, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie I onder 7, te weten een gasdrukwapen, type Glock, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
- ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde -
hij op of omstreeks 24 oktober 2012 te Krommenie en Wormerveer, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie I onder 1, te weten een vlindermes, merk Alboinax, voorhanden heeft gehad.”
5. Deze bewezenverklaringen steunen blijkens de aanvulling op het verkort arrest op de volgende bewijsmiddelen:
“1. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2014, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ben op 23 oktober 2012 naar het speeltuintje in Wormerveer gegaan. Ik had die avond rond 19.00 uur een berichtje via Whats app van [betrokkene 1] ontvangen.
Hij schreef "we gaan iets flikken vanavond". Ik heb geantwoord: Ja, cool.
Ik kwam in het speeltuintje aan rond tien uur 's avonds. [betrokkene 1] was daar al met zijn jongere broer [betrokkene 2], evenals [betrokkene 3] en [betrokkene 4].
Daarna ben ik met [betrokkene 1] en [betrokkene 4] naar het huis van [betrokkene 1] gegaan. [betrokkene 1] is even naar binnen gegaan. Toen zijn we naar het huis van [betrokkene 3] gelopen.
[betrokkene 2] was bij hem. Onderweg daarnaartoe heb ik met [betrokkene 1] gesproken. Vervolgens zijn we met zijn vijven naar een parkje in Krommenie gelopen. Daar zijn we een poosje gebleven. Daarna zijn we teruggegaan. lk ben bij de jongens weggegaan omdat ik de nachtbus moest halen op het station in Krommenie. De andere jongens zijn later die avond aangehouden met in hun bezit een tas met daarin messen, een nepvuurwapen en twee knuppels. U toont mij een foto uit het dossier (bijlage 1 op pagina 102) waarop een wapen staat afgebeeld. U zegt mij dat dit het nep pistool is dat in de tas is aangetroffen. Het ziet eruit als een Glock pistool. Het ziet er wat vorm en afmetingen betreft uit als een echt pistool.
2. Een proces-verbaal van 10 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (pagina 54 tot en met 57). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 10 december 2012 tegenover verbalisant voornoemd, afgelegde verklaring van [betrokkene 2].
Het plan was om iemand te overvallen en om zo geld te verdienen. Dat zouden we doen in het Agathapark in Krommenie. Dit plan is gemaakt door [betrokkene 1], [betrokkene 3], [betrokkene 4] en een voor mij onbekende jongen (het hof begrijpt: de verdachte). Deze jongen was niet bij ons toen we werden aangehouden, omdat hij met de trein terug moest. Hij is naar het station in Krommenie gelopen.
[betrokkene 4] droeg de tas met wapens. Ik heb een Coolcat tas in zijn handen gezien. Die had hij vast tijdens het lopen naar Krommenie. Ik weet van het gaspistool. Die was van [betrokkene 3]. We hadden afgesproken bij het speeltuintje (hof begrijpt: te Wormerveer). We waren daar met zijn vijven. Dan bespreken we het plan. Iedereen kwam eigenlijk wel met iets. Het was geen strak plan, meer algemeen.
3. Een proces-verbaal van 24 oktober 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (pagina 81 tot en met 87). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 24 oktober 2012 tegenover verbalisanten voornoemd, afgelegde verklaring van [betrokkene 4]:
Mijn vrienden zijn [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. Gisteren 23 oktober 2012 kwam [betrokkene 1] met een "masterplan". Hij had het erover dat hij en zijn broertje [betrokkene 2] dit bedacht hadden. In het bericht dat [betrokkene 1] naar mij verstuurde stond dat we een groepje stoners gingen overvallen. Met stoners bedoel ik een groepje jongeren die wiet roken.
We zijn naar het speeltuintje gegaan. Ik zat in dit speeltuintje samen met [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 1]. Omstreeks 22.00 uur kwam [verdachte] (hof begrijpt: [verdachte]) ook naar het speeltuintje. Hij was met de trein gekomen. Er is in het speeltuintje besproken hoe we het gingen aanpakken die avond. Ik heb het luchtdrukwapen in het speeltuintje gezien. [betrokkene 1] had het in zijn bezit en heeft het wapen aan mij getoond. Ik weet dat het wapen van [betrokkene 3] is.
Omstreeks 23.45 uur ging [betrokkene 2] en [betrokkene 3] naar het huis van [betrokkene 2] om zich om te kleden. Voor mij was duidelijk dat zij zich om gingen kleden om niet op te vallen. Vervolgens zijn [betrokkene 1], [verdachte] en ik naar het huis van [betrokkene 1] gegaan zodat [betrokkene 1] zich kon omkleden en om de spullen te pakken. Toen [betrokkene 1] weer naar buiten kwam zag ik dat hij een tas vast had. Ik zag een Coolcat tas met rode letters. Vervolgens zijn [betrokkene 1], [verdachte] en ik richting het huis van [betrokkene 3] gelopen.
Onderweg heb ik [verdachte] en [betrokkene 1] horen praten over de geplande overval. Ik heb ze horen bespreken wie wat moest doen tijdens de overval. Ik heb gehoord dat ik het wapen vast moest houden en moest richten op de personen. Ik heb gehoord dat het idee was dat [verdachte] iemand zou gijzelen uit de groep, zodat iedereen zijn smartphone af zou geven aan ons. [betrokkene 1] kan die verkopen. De overige leden van de groep, [betrokkene 3] en [betrokkene 2], moesten met een mes de groep bedreigen. [betrokkene 1] zou de groep bedreigen met een knuppel. Ik heb gehoord dat [betrokkene 1] zei dat hij diegene die een geluid zou maken, met de knuppel zou slaan.
Vervolgens zijn we naar het park in Krommenie gelopen. Daar was echter niemand aanwezig. We hebben een tijdje in het park gezeten. Na een tijdje zijn we terug gaan lopen richting Wormerveer. Toen we bij de brug tussen Wormerveer en Krommenie liepen hoorde ik [verdachte] zeggen dat hij de laatste nachtbus wilde pakken.
Ik heb de tas gepakt. Op een gegeven moment stond een politieauto op de weg en deze draaide naar ons. Ik hoorde [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zeggen: "rennen". Ik heb de tas met spullen verstopt onder een auto.
U vraagt mij wat er in de tas zat. Ik kan u vertellen dat er sjaals, een muts en handschoenen inzaten, die zijn meegenomen uit [betrokkene 1] zijn huis. Ik weet dat er vier messen in de tas zaten die in beslag genomen is. Ik vermoed dat er ook een luchtdrukpistool in de tas zat. Ik weet dat een mes en het luchtdrukpistool van [betrokkene 3] zijn.
4. Een proces-verbaal van 13 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (pagina 97 tot en met 101).
Dit proces-verbaal houdt in , voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 13 december 2012 tegenover verbalisant voornoemd, afgelegde verklaring van [betrokkene 4]:
Ik had een bericht gekregen van [betrokkene 1], dat [betrokkene 2] en hij een masterplan hadden bedacht. [betrokkene 2] en [betrokkene 1] hebben dit masterplan bekend gemaakt in het speeltuintje. We zijn dan met z'n vijven. Het plan was om een groep stoners te overvallen in een park in Krommenie. Iedereen bleef rustig. Verder is er nog niets gezegd over de details van het plan. [betrokkene 1] heeft alleen een luchtdrukwapen laten zien. U toont mij een foto (bijlage 1). Ja, dat is het wapen dat [betrokkene 1] in het speeltuintje liet zien en dat later in de tas zat.
De wapens kwamen grotendeels bij [betrokkene 1] vandaan. Ik ben met [betrokkene 1] en [verdachte] naar het huis van [betrokkene 1] gelopen. Ik was bij hem binnen. Ik zag dat hij een tas van zijn slaapkamer pakte, een Coolcat tas met rode letters. In het park (hof begrijpt: te Krommenie) haalde [betrokkene 1] wat dingen uit de tas. Ik zag dat dit een knuppel was. Het pistool was er onderweg (hof begrijpt: naar het park in Krommenie) al uitgehaald. Eén mes kwam uit [betrokkene 3] zijn huis. [betrokkene 2] liet dit mes onderweg naar Krommenie aan ons zien. Er waren ook nog kleinere messen.
5. Een proces-verbaal van 24 oktober 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 2] (pagina 128 tot en met 132). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 13 december 2012 tegenover verbalisanten voornoemd, afgelegde verklaring van [betrokkene 3]:
Ik had vannacht 24 oktober 2012 een BB-gun bij me. De BB-gun is gelijkend op een Glock (pistool) met een zilverachtige bovenkant. Er kunnen 15 balletjes in.
6. Een proces-verbaal van 25 oktober 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] (pagina 133 tot en met 137). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 13 december 2012 tegenover verbalisanten voornoemd, afgelegde verklaring van [betrokkene 3]:
Ik wist van de beroving af. Ik heb [betrokkene 1] verteld over mijn vuurwapen. [betrokkene 1] wilde het ding zien en ik heb het wapen dinsdag 23 oktober 2012 bij hem thuis laten zien. [betrokkene 2] heeft gevraagd of ik het pistool wilde meenemen. Ik heb het wapen bij [betrokkene 1] gelaten. Rond 20.30 uur waren we klaar met trainen. [betrokkene 4] kwam ook naar de sportschool. Wij zijn toen met zijn allen naar het speeltuintje gegaan (het hof begrijpt: [betrokkene 3], [betrokkene 2] en [betrokkene 1] en [betrokkene 4]).
[verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte]) heb ik gisteravond ontmoet in het speeltuintje. Hij is een vriend van [betrokkene 1]. Hij was ook mee naar Krommenie. Hij ging ook mee om mensen te beroven. Hij is rond 1.45 uur weggegaan om de trein te pakken. Zijn aandeel was dat hij mensen zou intimideren, want hij is lang.
7. Een proces-verbaal van 4 oktober 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 6] en [verbalisant 7]. Dit procesverbaal (doorgenummerde bladzijde 35 tot en met 37) houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de verbalisanten voornoemd:
Op 24 oktober 2012 omstreeks 02.15 uur reden wij over de Kerkstraat te Wormerveer in de richting van Krommenie. Wij zagen dat aan de linkerzijde van de weg een viertal personen ons tegemoet kwam. Wij zagen dat dit vier jongemannen waren. Wij zagen dat een van deze personen een zwarte tas bij zich had. Wij, verbalisanten, zijn de jongens gepasseerd en hebben ons dienstvoertuig gedraaid. Ik, verbalisant, zag dat de jongens begonnen te rennen.
Wij verbalisanten hebben alle vier de personen staande gehouden. De jongens gaven op te zijn genaamd:
[betrokkene 3]
[betrokkene 2]
[betrokkene 4] en
[betrokkene 1].
Ik, verbalisant [verbalisant 7], vroeg aan de jongens waar de tas was die zij bij zich hadden. Wij hoorden dat ene jongen die later genaamd bleek [betrokkene 4] zei dat ze geen tas bij zich hadden. Vervolgens hoorde ik via de portofoon dat collega's [verbalisant 8] en [verbalisant 9] een tas hadden aangetroffen. Ik verbalisant [verbalisant 7] ben naar de collega's gelopen. Ik zag dat zij mij een plek wezen tussen de geparkeerde auto's. Ik zag dat dit op ongeveer 20 meter afstand was van de plaats waar wij de jongens hadden staande gehouden. Ik zag dat het een zwarte tas was. Ik zag dat collega [verbalisant 8] de tas openmaakte. Ik zag twee op Samoerai lijkende stokken, en een zilver met zwart voorwerp dat ik herkende als een op echt gelijkend vuurwapen.
8. Een proces-verbaal van 7 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 10]. Dit proces-verbaal (doorgenummerde bladzijde 64) houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de verbalisant voornoemd:
Op 31 oktober 2012 onderzocht ik een inbeslaggenomen wapen.
Beschrijving van het wapen, voor zover hier van belang:
Object: vuurwapen
Type pistool, gasdrukwapen
Bijzonderheden: imitatiewapen, zilverkleurige slede, zwart handvat
Het wapen vertoont een sterke gelijkenis met een echt vuurwapen te weten een Glock 17.
9. Een proces-verbaal van 13 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 11]. Dit proces-verbaal (doorgenummerde bladzijde 68) houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de verbalisant voornoemd:
Op 25 oktober 2012 heb ik onderzoek ingesteld naar het vlindermes, zwart van kleur, merk Albainox. Een vlindermes is een mes waarvan het heft in de lengterichting in tweeën is gedeeld en waarvan het lemmet naar buiten wordt gebracht door elk van de delen van het heft in tegenovergestelde richting zijdelings open te vouwen.”
6. Voorts heeft het Hof naar aanleiding van de gevoerde bewijsverweren nog het volgende overwogen, voor zover voor de beoordeling van de middelen van belang:
“Bespreking van bewijsverweren
(…)
Medeplegen voorbereidingshandelingen
Uit de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, in het bijzonder de verklaringen van [betrokkene 4] en [betrokkene 2], volgt dat de verdachte bij de beraming van de beroving in het speeltuintje en daarna bij de uitvoering ervan aanwezig en betrokken is geweest. De verdachte is door [betrokkene 1] op de bewuste avond rond 19.00 uur telefonisch op de hoogte gebracht (via whats app) van diens voornemen om die avond "iets te gaan flikken". Ook indien de verdachte op dat moment (nog) niet zou hebben begrepen wat daarmee door [betrokkene 1] werd bedoeld, zoals de verdachte ter zitting in hoger beroep heeft verklaard, dan is hem dit kort daarna, in het speeltuintje in Wormerveer, in ieder geval duidelijk geworden. Uit de verklaringen van [betrokkene 4] en [betrokkene 2] blijkt immers dat daar het plan van de overval en wat de bedoeling was, met zijn vijven, onder wie de verdachte, is besproken. Ook zijn daarbij volgens die verklaringen wapens ter sprake gekomen. Na deze ontmoeting zijn de verdachte en zijn mededaders naar huis gelopen, volgens de verklaringen van [betrokkene 4] en [betrokkene 2] om zich te verkleden in meer voor een overval geschikte kleding en om de wapens te halen. De verdachte is met [betrokkene 1] meegelopen naar diens woning. Hoewel hij buiten is blijven staan en dus niet heeft kunnen zien welke wapens [betrokkene 1] in de tas heeft gestopt, wist hij wel dat er wapens werden opgehaald en daarmee heeft hij de aanmerkelijke kans aanvaard dat er wapens, in dit geval messen, knuppels en een nep pistool, in de tas zijn gestopt. Uit de verklaring van [betrokkene 4] blijkt daarenboven dat onderweg de verdachte met [betrokkene 1] heeft gesproken over de taakverdeling bij de beroving te weten wie, welke wapens zou gebruiken. Besproken is dat [betrokkene 4] het pistool, [betrokkene 1] de knuppel en [betrokkene 3] en [betrokkene 2] de messen zouden vasthouden.
Daarna is de verdachte, samen met de anderen, met de tas met wapens, meegelopen naar het park in Krommenie. Hier hebben zij enige tijd gewacht om ten slotte onverrichter zake terug te keren omdat er niemand bleek te zijn om te beroven.
Voormeld handelen van de verdachte geeft naar het oordeel van het hof blijk van samenwerking en nauw en bewust overleg tussen de verdachte en zijn mededaders met betrekking tot de voorgenomen (gewapende) beroving en de wijze van uitvoering ervan, zodat sprake is van medeplegen. Vanaf het moment dat de tas met wapens is opgehaald en de verdachte hiermee met de anderen naar Krommenie is gelopen, heeft de verdachte feitelijk over deze wapens kunnen beschikken. Dat hij de wapens mogelijk in het geheel niet in handen heeft gehad, doet daaraan niet af.
De verklaring van de verdachte dat hij er de hele avond bij is geweest maar op geen enkel moment heeft meegekregen wat de anderen aan het beramen waren, en wat zij van plan waren, omdat zij hem wel hebben meegenomen, maar hem daarover niets hebben gezegd of iets hebben laten zien, acht het hof op zichzelf en in het licht van hun verklaringen, volstrekt niet geloofwaardig.”
7. Het eerste middel richt zich zoals gezegd tegen het eerste bewijsmiddel. De verklaring van verzoeker ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 14 januari 2014 houdt volgens het daarvan opgemaakte proces-verbaal het volgende in:
“Het was herfstvakantie. Op 23 oktober 2012 ging ik voor de gezelligheid 's avonds met de trein naar het speeltuintje in Wormerveer. We zouden daar een jointje gaan roken. Ik had eerder die avond een berichtje van [betrokkene 1] ontvangen, maar ik begreep niet wat [betrokkene 1] daarmee bedoelde. Ik was in die tijd fanatiek bezig met fitness.
Ik wilde mezelf promoten als body builder. Ik dacht dat [betrokkene 1] dat bedoelde met "we gaan iets flikken vanavond".
U houdt mij voor dat in een eerder bericht van [betrokkene 1] aan mij is gesproken over het aftuigen van mensen voor geld. Dat was een grapje. Een vriendin van mij had onder druk seks gehad. Daar praatten wij over. Dat zeiden wij tegen elkaar als grapje. Van mij uit was het niet serieus bedoeld. Ik weet niet of het voor [betrokkene 1] ook een grapje was.
Die avond ging ik dus voor de gezelligheid naar het speeltuintje in Wormerveer. Ik was de laatste die daar aankwam. In het speeltuintje is niets besproken over een voorgenomen overval. Er is geen plan gemaakt om mensen te beroven met een wapen en niemand heeft daar aan mij een nepvuurwapen getoond. We hadden het over trainen en dat roken slecht voor je gezondheid is. We zijn niet heel erg lang in dat speeltuintje gebleven.
Ik weet dat de verklaringen van [betrokkene 4] en [betrokkene 2] inhouden dat in het speeltuintje wel door ons vijven het plan van de overval is besproken. Ook zou het nepvuurwapen zijn getoond.
Nee, dat klopt niet. Misschien hebben zij er met elkaar over gesproken toen ik er nog niet was. Zij waren daar al een hele tijd samen. Ik ben er pas heel laat bijgekomen. Ik heb niet echt deelgenomen aan hun gesprek. Ik zat niet apart van hun maar we zaten ook niet constant bij elkaar in het speeltuintje. We liepen met elkaar heen en weer. Op een gegeven moment zat ik alleen op het bankje een jointje te roken.
Misschien hebben zij toen over een overval gesproken en heb ik er daarom niets van meegekregen. Ik heb niets gehoord over een overval. Er is daarover niet in mijn bijzijn gesproken.
Ik weet niet waarom we naar de woning van [betrokkene 1] liepen. Zomaar. We hadden dorst en we wilden wat drinken. Bij de woning aangekomen ben ik buiten in de tuin blijven staan. Wij hebben wat gedronken in de tuin. Ik weet niet waar [betrokkene 2] en [betrokkene 3] op dat moment waren. Toen we hoorden dat zij bij [betrokkene 2] thuis waren, zijn we daarheen gelopen.
Vervolgens zijn wij naar een parkje in Krommenie gelopen. Dat hadden wij niet van te voren afgesproken. Dat doen we wel vaker als we chillen. Dan lopen we naar een rustige plek.
U houdt mij voor dat [betrokkene 4] heeft verklaard dat ik onderweg naar Krommenie met [betrokkene 1] heb gesproken over de taakverdeling bij de beroving. Dat is niet juist. Ik weet niet waarom hij zoiets heeft verklaard. Ik heb met [betrokkene 1] over van alles gesproken, maar niet over een beroving in het parkje in Krommenie.
Omdat ik de laatste bus naar huis wilde ben ik eerder weggegaan. Jammer genoeg heb ik die bus toch gemist en moest ik uren naar huis lopen. Ik heb later gehoord dat de andere jongens die avond zijn aangehouden met in hun bezit een tas met messen, een nepvuurwapen en knuppels. Ik ben ook aangehouden, maar nog weer later. Ik schrok ervan toen ik het hoorde. Ik dacht dat het niet kon kloppen.
U toont mij een foto uit het dossier waarop een knuppel staat. U zegt mij dat deze ook in de tas is aangetroffen evenals de messen, de mutsen en de sjaals.
Ik wist dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] kleine knuppeltjes met touwtjes eraan in huis hadden. Ik dacht dat het softbal 1 knuppels waren. Het kan zijn dat dit de knuppeltjes zijn die ik weleens bij [betrokkene 1] thuis heb gezien. Ik heb ze beslist die avond van de geplande overval niet gezien.
Ik heb ook niet gezien dat [betrokkene 1] die avond met een tas de woning uitkwam.
Ik ken [betrokkene 1] en [betrokkene 2] sinds de zomervakantie van de sportschool. We deden samen aan fitness. [betrokkene 1] kwam daarna ook bij mij op school. We hadden regelmatig via whats app contact met elkaar. Ik heb hem zeven of acht keer ontmoet. Zijn broertje was daar ook een paar keer bij. Het was eigenlijk vooral [betrokkene 1] met wie ik omging. Na deze gebeurtenis heb ik nooit meer contact gehad met die jongens. Ook niet via de telefoon. Ik wilde dat niet meer. Dit zijn behoorlijk ingrijpende dingen. Ik wil niet met zulke personen omgaan. Ik heb het dan vooral over [betrokkene 1] en [betrokkene 4].(…)”
8. De stellers van de middelen hebben het gelijk aan hun zijde nu in de door het Hof voor het bewijs gebezigde verklaring van verzoeker voor hem belastende passages staan die niet voorkomen in het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2014 inzake de door verzoeker toen en aldaar afgelegde verklaring. Ik noem de volgende twee meest in het oog springende.1.Weliswaar kan nog uit het zittingsverbaal worden opgemaakt dat verzoeker een bericht van [betrokkene 1] had ontvangen met als tekst “we gaan iets flikken vanavond”, maar in ieder geval blijkt daaruit niet dat verzoeker zou hebben geantwoord: “Ja, cool.” Voorts is in het zittingsverbaal niet terug te vinden dat aan verzoeker een foto van een neppistool is voorgehouden en dat hij daarop zou hebben gezegd dat dit wapen wat vorm en afmetingen betreft eruit ziet als een echt Glock pistool. Aangezien het proces-verbaal ter terechtzitting hier de kenbron is, dient in cassatie ervan te worden uitgegaan dat verzoeker niet aldus op de terechtzitting van 14 januari 2014 heeft verklaard.
9. De vraag is evenwel of zulks tot cassatie moet leiden. Het is gissen waar het Hof die delen van verzoekers verklaring vandaan heeft gehaald. Mogelijk heeft het Hof het oog gehad op ander materiaal dan de op de terechtzitting afgelegde verklaring van verzoeker. Op basis van dat andere materiaal kunnen namelijk de bedoelde delen in de als bewijsmiddel 1 gebruikte verklaring worden ‘geconstrueerd’, zodat ook weer niet gezegd kan worden dat die delen geheel uit de lucht zijn komen vallen of in het geheel niet aan verzoeker kunnen worden toegeschreven. De aan de Hoge Raad toegezonden stukken laten zien dat verzoeker bij de politie is geconfronteerd met een whats app bericht waarin verzoeker heeft gereageerd met: “Ja, cool”.2.Dat is hem ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 19 februari 2013 ook voorgehouden. Maar toen (iets meer dan drie maanden na de pleegdatum) wist verzoeker zich niet meer te herinneren wat dat betekende. Ook is verzoeker tijdens het verhoor bij de politie een foto van het vuurwapen voorgehouden.3.Deze punten zijn van belang nu de Hoge Raad in cassatie de redengevendheid, de consistentie en de volledigheid van de gehele bewijsconstructie toetst en daarbij ook de overige gebezigde bewijsmiddelen in ogenschouw neemt.4.Uit de andere in deze zaak gebruikte bewijsmiddelen blijkt dat verzoeker voor het onderhavige feit te porren was en dat in zijn aanwezigheid het nep-wapen door één van de medeverdachten is getoond.
10. Daarbij komt dat voor bewezenverklaring van ‘feit 1 subsidiair’ de op de terechtzitting van het Hof afgelegde verklaring van verzoeker niet nodig is. Want meer in het bijzonder kan uit de overige door het Hof gebezigde bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverweging reeds worden afgeleid dat:
- verzoeker zich in een speeltuintje heeft aangesloten bij vier medeverdachten om het ‘masterplan’ van [betrokkene 1] te bespreken (bewijsmiddelen 2, 3, 4 en 6);
- daarna het plan nader is besproken, waarbij eigenlijk een ieder wel met iets kwam (bewijsmiddelen 2, 3 en4);
- het plan was om een groepje ‘stoners’ te overvallen en te bespreken hoe dit aan te pakken (bewijsmiddelen 2, 3, 4 en 6);
- ook verzoeker meeging om mensen te beroven (bewijsmiddel 6);
- zijn aandeel was om mensen te intimideren, omdat hij lang is (bewijsmiddel 6);
- onder meer verzoeker ter uitvoering van de voorbereidingshandelingen is meegegaan naar de woning van [betrokkene 1] zodat deze zich daar kon omkleden en de voor de overval geschikte wapens kon pakken en in een Coolcat tas kon doen (bewijsmiddelen 3 en 4);
- [betrokkene 4], nadat [betrokkene 1] met een Coolcat tas weer buiten was gekomen, onderweg (richting het huis van [betrokkene 3]) verzoeker en [betrokkene 1] over de geplande overval heeft horen praten en over “wie wat moest doen” (bewijsmiddel 3);
- [betrokkene 4] een wapen moest richten op de personen, verzoeker iemand uit de groep moest gijzelen en twee anderen de groep met een mes moesten bedreigen (bewijsmiddel 3);
- in het speeltuintje in bijzijn van verzoeker – ze waren daar met hun vijven - het vuurwapen door een medeverdachte is getoond, dit vuurwapen evenals een mes tijdens het lopen naar het park uit de tas is gehaald (bewijsmiddel 4);
- in het park, waar de overval gepleegd had moeten worden, een knuppel uit de tas is gepakt (bewijsmiddel 4).
11. Uit de bewijsconstructie kan dus, ook zonder het gewraakte bewijsmiddel 1, het bewezenverklaarde worden afgeleid. Verzoeker heeft actief en volop meegedacht in het plan om een overval te plegen en is meegegaan om wapens te halen. In zijn bijzijn zijn ook de wapens getoond. Tegenover zijn slappe verhaal op ’s Hofs terechtzitting kan uit ’s Hofs bewijsvoering worden afgeleid dat verzoeker wel degelijk wist dat er volgens het plan wapens bij de voorgenomen overval zouden worden gebruikt. Dat die wapens feitelijk door anderen dan verzoeker werden gedragen, laat onverlet dat de ‘groep van vijf’, waarvan verzoeker deel uitmaakte, wapens voorhanden had.
12. Naar mijn inzicht is de bewijsvoering van het Hof ook zonder bewijsmiddel 1 niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Voorts getuigt het oordeel van het Hof dat telkens van ‘medeplegen’ sprake is, niet van een onjuiste rechtsopvatting.
13. Beide middelen falen lijkt mij.
14. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
15. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 10‑02‑2015
Verhoor verzoeker, p. 158.
Verhoor verzoeker, p. 159. Dat verzoeker het pistool heeft beschreven, heb ik echter niet kunnen herleiden naar enig door verzoeker afgelegde verklaring. Wel heeft medeverdachte [betrokkene 3] bij de politie het pistool beschreven als op een Glock gelijkend.
Vgl. de onderscheidene conclusies van mijn ambtgenoot Machielse van 22 mei 2001, ECLI:NL:PHR:2001:AD4347, van mijn vroegere ambtgenoot Jörg van 1 april 2003, ECLI:NL:PHR:2003:AF6993, van mijn ambtgenoot Vellinga van 6 april 2010, ECLI:NL:PHR:2010:BM0921 en van mijn ambtgenoot Aben van 20 april 2010, ECLI:NL:PHR:2010:BM3636. Zie omtrent misslagen in de bewijsconstructie en onderdelen van de bewijsvoering die van ondergeschikte betekenis zijn bijvoorbeeld: HR 16 november 2010, ECLI:HR:2010:BN8211, HR 23 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD3902, NJ 2008/525 en HR 9 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK9254.