Einde inhoudsopgave
Landsverordening op de winstbelasting 1940 [Curaçao]
Artikel 5A [Investeringsaftrek]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2017
- Bronpublicatie:
20-12-2016, Publicatieblad van Curaçao 2016, 78 (uitgifte: 27-12-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
15-07-2016, Publicatieblad van Curaçao 2016, 37 (uitgifte: 22-07-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2016, Publicatieblad van Curaçao 2016, 82 (uitgifte: 30-12-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
03-08-2016, Publicatieblad van Curaçao 2016, 57 (uitgifte: 02-09-2016, regelingnummer: 16/2178)
- Vakgebied(en)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao
1.
Ingeval in een kalenderjaar een bedrag van meer dan NAf 5.000,‒ wordt geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen wordt 10 procent van het investeringsbedrag ten laste gebracht van de winst van dat jaar. Onder investeren wordt verstaan het aangaan van verplichtingen terzake van de aanschaffing of de verbetering van bedrijfsmiddelen, die voor de uitoefening van een onderneming binnen de Nederlandse Antillen worden gebezigd, zomede het maken van voortbrengingskosten daarvoor. Indien niet alle verplichtingen terzake op de belastingplichtige drukken, wordt slechts het bedrag dat wel op de belastingplichtige drukt in aanmerking genomen. Voor zover in een jaar geïnvesteerd wordt in het onderhoud en de verbetering van een beschermd monument, bedoeld in artikel 2, onderdeel m, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen, wordt het percentage genoemd in het eerste volzin verhoogd tot 30 procent van het investeringsbedrag.
2.
Ingeval in een jaar bedrijfsmiddelen, waarop het vorige lid toepassing heeft gevonden, worden vervreemd, wordt van de overdrachtsprijzen een gelijk percentage als ter zake van de investering in die bedrijfsmiddelen op de voet van het eerste lid ten laste van de opbrengst van onderneming over het aldaar genoemde jaar in aftrek is gebracht ten bate van de winst van dat jaar gebracht.
Bijtelling heeft slechts plaats voorzover de vervreemding plaats vindt binnen 6 jaar na de aanvang van het jaar waarin de investering heeft plaatsgevonden, met dien verstande dat voor gebouwen de termijn wordt vastgesteld op 15 jaar.
Bijtelling heeft plaats tot ten hoogste het bedrag waarvoor destijds aftrek is verleend.
3.
Tot de bedrijfsmiddelen worden niet gerekend:
- a.
gronden, daaronder begrepen de ondergrond van gebouwen;
- b.
woonhuizen, daaronder begrepen tot bewoning dienende gedeelten van bedrijfspanden, tenzij verhuur van deze woonhuizen ligt in de lijn van de normale bedrijfsuitoefening of tenzij het betreft een beschermd monument, bedoeld in artikel 2, onderdeel m, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen. Indien de winst behaald is met werkzaamheden uit een werkruimte gelegen in een beschermd monument, bedoeld in artikel 2, onderdeel m, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen, komen de kosten ten laste van de winst van dat jaar, voor ten hoogste 20 procent van het investeringsbedrag;
- c.
personenauto's, tenzij deze personenauto's bestemd zijn voor het bedrijfsmatig personenvervoer;
- d.
pleziervaartuigen;
- e.
effecten, vorderingen en goodwill;
- f.
flessen, kisten en andere verpakkingsmiddelen;
- g.
voorwerpen van geringe waarde, voorzover die uitgaven gewoonlijk tot de dagelijkse onkosten van het bedrijf of beroep worden gerekend;
- h.
door de belastingplichtige aan te wijzen andere bedrijfsmiddelen.
4.
Tenzij bij ministeriële regeling met algemene werking anders wordt bepaald, blijven buiten aanmerking:
- a.
verplichtingen aangegaan terzake van de verwerving van een onderneming of een gedeelte van de onderneming tegen uitreiking van aandelen;
- b.
verplichtingen aangegaan tussen degene die middellijk of onmiddellijk voor meer dan een vierde gedeelte gerechtigd is tot het nominaal gestorte kapitaal van een vennootschap en deze vennootschap;
- c.
verplichtingen aangegaan tussen vennootschappen op aandelen waarvan tenminste een aandeelhouder middellijk of onmiddellijk een aanmerkelijk belang bezit in de zin van artikel 11, derde lid, van de Landsverordening op de Inkomstenbelasting 1943.
5.
Bij het onttrekken van een zaak aan de onderneming wordt de verkoopwaarde of, indien deze niet is te bepalen, de geldswaarde als de overdrachtsprijs in aanmerking genomen.
6.
In geval een investering ongedaan wordt gemaakt, dan wel met betrekking tot een investering, een vermindering, teruggaaf of vergoeding wordt genoten, geldt zulks als vervreemding van een zaak en het bedrag van die investering, vermindering, teruggaaf of vergoeding als overdrachtsprijs.
Ingeval een vervreemding ongedaan wordt gemaakt, dan wel met betrekking tot een vervreemding, een vermindering, teruggaaf of vergoeding wordt verleend, geldt zulks als een investering en het bedrag van die vervreemding, vermindering, teruggaaf of vergoeding als investeringsbedrag.
7.
De Minister kan in overeenstemming met de Minister van Economische Ontwikkeling:
- a.
de verminderingen in het algemeen of voor bepaalde groepen van bedrijfsmiddelen beperken;
- b.
de verminderingen in het algemeen of voor bepaalde groepen van bedrijfsmiddelen buiten toepassing stellen.