Einde inhoudsopgave
Landsverordening op de winstbelasting 1940 [Curaçao]
Artikel 8A
Geldend
Geldend vanaf 16-05-2024
- Bronpublicatie:
14-05-2024, Publicatieblad van Curaçao 2024, 40 (uitgifte: 15-05-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
16-05-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-05-2024, Publicatieblad van Curaçao 2024, 40 (uitgifte: 15-05-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao
1.
Voor de toepassing van deze landsverordening wordt onder een kwalificerend immaterieel activum verstaan:
- a.
een immaterieel activum dat is voortgevloeid uit speur- en ontwikkelingswerk waarvoor aan de belastingplichtige bij voor bezwaar vatbare beschikking een verklaring inzake speur- en ontwikkelingsonderzoek is afgegeven door de Directeur van het Bureau Telecommunicatie en Post:
- 1°
ter zake waarvan aan de belastingplichtige een octrooi of kwekersrecht is verleend dan wel waarvoor een octrooi of kwekersrecht is aangevraagd;
- 2°
dat de vorm heeft van auteursrechtelijk beschermde programmatuur;
- 3°
ter zake waarvan een vergunning voor het in de handel brengen van een geneesmiddel is verleend;
- 4°
ter zake waarvan aan de belastingplichtige door een octrooibureau of daarmee vergelijkbare instantie een aanvullend beschermingscertificaat is verleend; ;
- 5°
ter zake waarvan aan de belastingplichtige een geregistreerd gebruiksmodel ter bescherming van innovatie is toegekend; of
- 6°
dat samenhangt met een immaterieel activum als bedoeld onder 1 tot en met 5;
- b.
voor kleine belastingplichtigen: een immaterieel activum met overeenkomstige kenmerken als bedoeld in onderdeel a, dat is voortgevloeid uit speur- en ontwikkelingswerk waarvoor aan de belastingplichtige bij voor bezwaar vatbare beschikking een verklaring inzake speur- en ontwikkelingsonderzoek is afgegeven door de Directeur van het Bureau Telecommunicatie en Post.
2.
Een belastingplichtige wordt voor de toepassing van het eerste lid aangemerkt als een kleine belastingplichtige indien:
- a.
het bedrag van de voordelen die de belastingplichtige in het boekjaar en de vier voorafgaande jaren geniet uit hoofde van immateriële activa die zijn voortgevloeid uit speur- en ontwikkelingswerk waarvoor aan de belastingplichtige een verklaring als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b is afgegeven, vermeerderd met de kosten ter verwerving van de voordelen uit deze immateriële activa in die jaren, tezamen lager is dan NAf 75.000.000; en
- b.
de netto-omzet in het boekjaar en de vier voorafgaande jaren, van de belastingplichtige of, indien de belastingplichtige deel uitmaakt van een concern als bedoeld in artikel 1A, eerste lid, onderdeel a, of een soortgelijke buitenlandse regeling, van de groep waar de belastingplichtige in die jaren deel van uitmaakt, volgens de jaarrekeningen, onderscheidenlijk de geconsolideerde jaarrekeningen, van die jaren, tezamen lager is dan NAf 500.000.000. Onder de netto-omzet wordt voor toepassing van dit artikel verstaan de opbrengst uit levering van goederen en diensten uit het bedrijf van de belastingplichtige dan wel het concern, onder aftrek van kortingen en van over de omzet geheven belastingen.
3.
Onder een immaterieel activum als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt mede verstaan een exclusieve licentie om een dergelijk immaterieel activum te gebruiken op een bepaalde wijze, voor een bepaalde termijn of in een bepaald geografisch gebied.
4.
Indien het speur- en ontwikkelingswerk, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op het door ontwikkelen van een immaterieel activum dat niet door de belastingplichtige zelf is voortgebracht, is slechts sprake van een immaterieel activum dat door de belastingplichtige zelf is voortgebracht voor zover dat speur- en ontwikkelingswerk heeft geleid tot een nieuw immaterieel activum en het nieuw immaterieel activum is voortgevloeid uit dat speur- en ontwikkelingswerk.
5.
Als kwalificerende immateriële activa worden niet aangemerkt merken, logo’s en daarmee vergelijkbare vermogensbestanddelen.
6.
Intrekking van de verklaring, genoemd in het eerste lid, geschiedt door de Directeur van het Bureau Telecommunicatie en Post bij voor bezwaar vatbare beschikking.
7.
Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden nadere regels gesteld omtrent de verklaring, genoemd in het eerste lid en de intrekking van deze verklaring, bedoeld in het zesde lid.