Einde inhoudsopgave
Landsverordening op de winstbelasting 1940 [Curaçao]
Artikel 1C
Geldend
Geldend vanaf 16-05-2024
- Bronpublicatie:
14-05-2024, Publicatieblad van Curaçao 2024, 40 (uitgifte: 15-05-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
16-05-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-05-2024, Publicatieblad van Curaçao 2024, 40 (uitgifte: 15-05-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao
1.
Voor de toepassing van deze landsverordening wordt onder reële aanwezigheid verstaan een belastingplichtige die, dan wel, voor zover deze belastingplichtige een concern vormt met één of meer in Curaçao gevestigde lichamen en of buitenlandse lichamen die een deel van hun bedrijf uitoefenen middels een vaste inrichting in Curaçao, een concern dat de inkomstengenererende activiteiten in Curaçao verricht en in Curaçao:
- a.
een bij de aard en omvang van de activiteiten van de belastingplichtige, dan wel het concern passend aantal gekwalificeerde lokale voltijd werknemers, al dan niet in dienstbetrekking heeft; en
- b.
een bij de aard en omvang van de activiteiten van de belastingplichtige, dan wel het concern passend bedrag aan jaarlijks terugkerende lokale operationele kosten heeft.
2.
Een belastingplichtige die voordelen verkrijgt anders dan voordelen uit binnenlandse onderneming als bedoeld in artikel 4, vierde lid, dient te beschikken over een reële aanwezigheid als bedoeld in dit artikel en dienen de activiteiten van deze belastingplichtige, indien deze belastingplichtige een buitenlands belastingplichtige zou zijn, te kunnen worden aangemerkt als vaste inrichting op grond van artikel 1, vijfde tot en met veertiende lid.
3.
Dit artikel is niet van toepassing op beleggingsinstellingen die vermeld staan in Afdeling I van het register voor beleggingstellingen en administrateurs als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Landsverordening toezicht beleggingsinstellingen en administrateurs waarvan het beheer en de administratieve diensten niet door de beleggingsinstelling zelf worden verricht.
4.
Bij ministeriële regeling met algemene werking kunnen ter uitvoering van dit artikel nadere regels worden gesteld.