Einde inhoudsopgave
RvdW 2019/296
Art. 81 lid 1 RO. BOPZ. Machtiging tot voortgezet verblijf. Stoornis door gebruik van middelen? HR 23 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU0372, NJ 2007/230. Had rechtbank voorwaardelijke machtiging moeten verlenen in plaats van machtiging tot voortgezet verblijf?
HR 22-02-2019, ECLI:NL:HR:2019:276
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
22 februari 2019
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, G. Snijders, C.E. du Perron
- Zaaknummer
18/05123
- Conclusie
A-G mr. M.L.C.C. Lückers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:276, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 22‑02‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:47, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑01‑2019
Essentie
Art. 81 lid 1 RO. BOPZ. Machtiging tot voortgezet verblijf. Stoornis door gebruik van middelen? HR 23 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU0372, NJ 2007/230. Had rechtbank voorwaardelijke machtiging moeten verlenen in plaats van machtiging tot voortgezet verblijf?
Partij(en)
22 februari 2019
Eerste Kamer
18/05123
TT/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[betrokkene],verblijvende te [verblijfplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE BIJ HET ARRONDISSEMENTSPARKET DEN HAAG,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.