Besluit beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen 2021; bijzonder overheidstoezicht
5 Grensoverschrijdende situaties
Geldend
Geldend vanaf 03-11-2021. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 04-12-2020
- Bronpublicatie:
20-10-2021, Stcrt. 2021, 44815 (uitgifte: 02-11-2021, regelingnummer: 2021-4121)
- Inwerkingtreding
03-11-2021, terugwerkend tot: 04-12-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-10-2021, Stcrt. 2021, 44815 (uitgifte: 02-11-2021, regelingnummer: 2021-4121)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Vrijstelling
Er kan bij het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen sprake zijn van grensoverschrijdende situaties. Uitgangspunt is dat beheer ten behoeve van een fonds dat als ondernemer kwalificeert, belastbaar is in het land waar het fonds is gevestigd. Ingeval van een in Nederland gevestigd fonds, gelden dan de Nederlandse regels en zal moeten worden getoetst of de beheerder voor het fonds vergunningplichtig is op grond van de Wft (zie onderdeel 3.).
Beheerders met een zetel in een andere lidstaat die beschikken over een vergunning in die lidstaat, kunnen door middel van het verrichten van diensten of door middel van een bijkantoor beleggingsinstellingen in Nederland beheren of rechten van deelneming in Nederland aanbieden als wordt voldaan aan de artikelen 2:70, 2:71 en 2:72 Wft. Er is dan sprake van bijzonder overheidstoezicht. Beleggingsondernemingen met een zetel in een andere lidstaat of met een in Nederland gelegen bijkantoor mogen hier beleggingsdiensten aanbieden als voldaan is aan de artikelen 2:101 en 2:102 Wft. Ook dan is sprake van bijzonder overheidstoezicht.
Beheerders met een zetel buiten de EU dienen een vergunning aan te vragen als zij een Nederlandse beleggingsinstelling willen beheren of rechten van deelneming in een beleggingsinstelling in Nederland willen aanbieden. Dit geldt ook voor beleggingsondernemingen met een zetel buiten de EU die hier beleggingsdiensten willen aanbieden. Er is sprake van bijzonder overheidstoezicht als de beheerder van buiten de EU beschikt over een vergunning op grond van artikel 2:651., 2:69b of 2:962. Wft.
Voetnoten
Waaronder begrepen een beheerder van een beleggingsinstelling met een zetel in een door de Minister van Financiën op grond van artikel 2:66, lid 1, Wft aangewezen staat (artikel 2 Besluit aangewezen staten Wft, Stcrt. 2006, nr. 228), die geen vergunning op grond van artikel 2:65 Wft hoeft aan te vragen als is voldaan aan artikel 2:73 Wft.
Waaronder begrepen beleggingsondernemingen die vallen onder artikel 10 van de Vrijstellingsregeling Wft (Stcrt. 2006, nr. 229).