Besluit beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen 2021; bijzonder overheidstoezicht
2 Juridisch kader
Geldend
Geldend vanaf 03-11-2021. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 04-12-2020
- Bronpublicatie:
20-10-2021, Stcrt. 2021, 44815 (uitgifte: 02-11-2021, regelingnummer: 2021-4121)
- Inwerkingtreding
03-11-2021, terugwerkend tot: 04-12-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-10-2021, Stcrt. 2021, 44815 (uitgifte: 02-11-2021, regelingnummer: 2021-4121)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Vrijstelling
In artikel 11, eerste lid, onderdeel i, 3°, van de wet is een vrijstelling opgenomen voor het beheer van door beleggingsfondsen en beleggingsmaatschappijen ter collectieve belegging bijeengebrachte vermogens. Deze vrijstellingsbepaling is gebaseerd op de vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen van artikel 135, lid 1, punt g, van de btw-richtlijn. In dit besluit wordt in het licht van de vrijstellingen gesproken over ‘gemeenschappelijk beleggingsfonds’, welke term ‘door beleggingsfondsen en beleggingsmaatschappijen ter collectieve belegging bijeengebrachte vermogens’ omvat.
De vrijstelling geldt alleen voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen. Het HvJ heeft geoordeeld dat icbe’s kwalificeren als gemeenschappelijke beleggingsfondsen. Volgens het HvJ ziet deze vrijstelling ook op andere beleggingsfondsen die dezelfde kenmerken vertonen en dus dezelfde handelingen verrichten of die op zijn minst zodanig vergelijkbaar zijn met deze icbe’s dat zij ermee concurreren.1. Daarbij heeft het HvJ geoordeeld dat het een vereiste is dat het beleggingsfonds aan bijzonder overheidstoezicht is onderworpen. In het arrest Fiscale Eenheid X heeft de HR het oordeel van het HvJ overgenomen en daarmee ook het vereiste van bijzonder overheidstoezicht.2.
Op grond van de jurisprudentie van het HvJ en de HR gelden, verkort weergegeven, de volgende voorwaarden om te toetsen of een fonds kwalificeert als gemeenschappelijk beleggingsfonds waarvan het beheer is vrijgesteld:
- 1.
Het fonds moet worden gefinancierd door meer dan één deelnemer;
- 2.
De inleg moet worden samengevoegd ter gezamenlijke belegging volgens het beginsel van risicospreiding;
- 3.
Het beleggingsrisico wordt gedragen door de deelnemers;
- 4.
Iedere belegger heeft een evenredig belang bij de beleggingen via zijn deelname in het fonds, maar bezit niet de beleggingen zelf3.; en
- 5.
Het fonds moet zijn onderworpen aan bijzonder overheidstoezicht.
In de praktijk is de vraag opgekomen welk toezicht voor de heffing van btw als bijzonder overheidstoezicht kan worden aangemerkt. Het HvJ heeft beslist dat in ieder geval sprake is van bijzonder overheidstoezicht in de zin van de vrijstelling bij gemeenschappelijke beleggingsfondsen die onder de icbe-richtlijn4. vallen, en binnen dat kader aan bijzonder overheidstoezicht zijn onderworpen. In 2013 is naast de icbe-richtlijn de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (AIFM-richtlijn)5. in werking getreden. De AIFM-richtlijn bevat geharmoniseerde toezichtregels voor beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen, dat wil zeggen gemeenschappelijke beleggingsfondsen die geen icbe zijn. Daarnaast gelden op grond van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 (MiFID II) regels voor beleggingsondernemingen die onder meer beleggingsdiensten kunnen verlenen.6. De in het kader van dit besluit relevante bepalingen uit de icbe-richtlijn, de AIFM-richtlijn en MIFID II-richtlijn zijn in Nederland geïmplementeerd in de Wft.
Voetnoten
De zaak Wheels Common Investment Fund (HvJ 7 maart 2013, nr. C-424/11, ECLI:EU:C:2013:144), de zaak ATP (HvJ 13 maart 2014, nr. C-464/12, ECLI:EU:C:2014:139) en de zaak Fiscale Eenheid X (HvJ 9 december 2015, nr. C-595/13, ECLI:EU:C:2015:801).
HR 25 november 2016, Fiscale Eenheid X, nr. 11/04540, ECLI:NL:HR:2016:2684.
HR 4 december 2020, nr. 18/03680, ECLI:NL:HR:2020:1914, r.o. 3.2.2.
Richtlijn nr. 2009/65/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PbEU 2009, L 302).
Richtlijn nr. 2011/61/EU van het Europees parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) Nr. 1060/2009 en (EU) Nr. 1095/2010 (PbEU 2011, L 174).
Richtlijn 2014/65/EU van het Europees parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PbEU, 2014, L 173).