Hoge Raad 30 maart 2007 (ECLI:NL:HR:2007:AZ5686)
Rb. Midden-Nederland, 30-08-2021, nr. C/16/519967/FO RK 21-347
ECLI:NL:RBMNE:2021:4163
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
30-08-2021
- Zaaknummer
C/16/519967/FO RK 21-347
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2021:4163, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 30‑08‑2021; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Beschikking)
- Vindplaatsen
Uitspraak 30‑08‑2021
Inhoudsindicatie
Verbetering geboorteakte: het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld. Mede gelet op de stagnerende ontwikkelingen bij de wetgever weegt het individuele belang zwaarder dan het algemene belang van strikte handhaving van de wettelijke regeling.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/519967 / FO RK 21-347
verbetering geboorteakte
Beschikking van 30 augustus 2021
in de zaak van
[A] ,
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [A] ,
advocaat mr. D. Jakobs,
met als belanghebbende
DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND,
gemeente [naam gemeente] ,
hierna te noemen: de ABS.
1. De procedure
1.1.
De rechtbank heeft op 7 april 2021 het verzoekschrift, met bijlagen, ontvangen.
1.2.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 29 juni 2021. Daarbij waren aanwezig:
- -
[A] met mr. Jacobs;
- -
mr. [B] , ambtenaar van de burgerlijke stand, namens de gemeente [naam gemeente] ;
- -
de vader van [A] .
2. Waar gaat het over?
2.1.
[A] is geboren op [1996] in [geboorteplaats] .
Van de geboorte van [A] is op [1996] een geboorteakte opgemaakt met nummer [.] . Deze akte is ingeschreven in het geboorteregister van de gemeente [naam gemeente] van het jaar 1996.
2.2.
Op de geboorteakte staat vermeld dat [A] van het vrouwelijk geslacht is.
2.3.
[A] heeft (primair) verzocht om de geboorteakte te verbeteren, in die zin dat bij ‘geslacht’ wordt vermeld: ‘het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld’.
De ABS staat achter het verzoek van [A] .
3. De beoordeling
3.1.
De rechtbank zal het (primaire) verzoek toewijzen en zal opdracht geven voor de wijziging van de geboorteakte van [A] , in die zin dat waar staat ‘van het vrouwelijk geslacht’ wordt verbeterd in ‘het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld’.
Hierna zal de rechtbank uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de vermelding van het vrouwelijk geslacht van [A] in de geboorteakte niet in overeenstemming is met de bij [A] bestaande overtuiging niet tot het vrouwelijke, maar ook niet tot het mannelijke geslacht te horen. Dit volgt onder andere uit de diagnose genderdysforie van 19 maart 2019 van [bedrijfsnaam] en het eigen relaas van [A] . [A] voelt zich genderneutraal (non-binair) en leeft sinds 2016 onafgebroken in deze genderrol.
De rechtbank ziet dan ook het belang van [A] bij de verbetering van de geslachtsaanduiding in de geboorteakte.
3.3.
De huidige wettelijke bepalingen voorzien in beginsel niet in de mogelijkheid om het verzoek toe te wijzen.
Op grond van artikel 1:19d van het Burgerlijk Wetboek (BW) is het mogelijk om – in het geval dat het geslacht van het kind (om medische redenen) na de geboorte twijfelachtig is – in de geboorteakte de vermelding op te nemen dat het geslacht van het kind niet is kunnen worden vastgesteld. Hiervan is/was bij [A] echter geen sprake.
Op grond van de artikelen 1:28 tot en met 1:28c BW is het voor transgenders mogelijk om de geslachtsaanduiding in hun geboorteakte te verbeteren, maar daarbij kan alleen worden gekozen voor ‘vrouwelijk’ of ‘mannelijk’ en niet voor een genderneutrale optie.
3.4.
Uit artikel 8 EVRM kan de positieve verplichting voor de Nederlandse Staat voortvloeien om de geslachtsaanduiding in de geboorteakte van een individu achterwege te laten. Volgens de Hoge Raad1.moet hierbij rekening worden gehouden met het evenwicht tussen het algemeen belang en de belangen van het individu. In 2007 oordeelde de Hoge Raad dat het algemeen belang prevaleerde, omdat er destijds nog geen sprake was van een (trend naar) juridische erkenning van een neutrale geslachtelijke identiteit.
3.5.
De rechtbank is van oordeel, evenals de rechtbanken Limburg2., Noord-Nederland3., Den Haag4.en Zeeland-West-Brabant5., dat er inmiddels wèl sprake is van een maatschappelijke erkenning en (een trend naar) juridische erkenning van een neutrale geslachtelijke identiteit.
In beginsel is het aan de wetgever om deze ontwikkelingen vast te leggen in wetgeving.
Uit meerdere beleidsstukken blijkt echter dat de wetgever er bewust voor heeft gekozen (nog) niet over te gaan tot wetswijziging, maar de ontwikkelingen (in de jurisprudentie) vooralsnog af te wachten.
Dit volgt onder meer uit de brief van minister Van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 3 juli 2020 (Kamerstukken I, 2019-2020, 34650, nr. 1), waarin zij meldt dat de jurisprudentie op het vlak van genderneutrale registratie van de geboorteakte nog steeds in ontwikkeling is en dat gelet op het feit dat de jurisprudentie nog geen eenvormig beeld laat zien, het wenselijk is de nadere ontwikkelingen af te wachten, alvorens tot eventuele wetswijziging over te gaan.
3.6.
De rechtbank is van oordeel dat, mede gelet op deze (stagnerende) ontwikkelingen bij de wetgever, op dit moment het individuele belang van [A] bij juridische erkenning van de duurzame overtuiging niet tot het ene maar ook niet tot het andere geslacht te horen zwaarder weegt dan het algemene belang van strikte handhaving van de huidige wettelijke regeling.
Daarom zal de rechtbank het (primaire) verzoek van [A] toewijzen, ondanks dat een wettelijke grondslag ontbreekt. De rechtbank zal bepalen dat de geboorteakte moet worden verbeterd, door middel van het opmaken van een latere vermelding.
3.7.
De rechtbank zal het subsidiaire en meer subsidiaire verzoek afwijzen, omdat [A] geen belang meer heeft bij die verzoeken.
4. De beslissing
De rechtbank:
4.1.
geeft opdracht aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [naam gemeente] om de geboorteakte van [A], met nummer [.] van het jaar 1996, te verbeteren op de volgende wijze:
‘van het vrouwelijk geslacht’ wordt verbeterd in ‘het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld’;
4.2.
wijst de verzoeken voor het overige af.
Dit is de beslissing van mr. E.A.A. van Kalveen, rechter, tot stand gekomen in samenwerking met mr. A. Verouden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2021. | ||
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden. | ||
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 30‑08‑2021
Rechtbank Limburg 28 mei 2018 (ECLI:NL:RBLIM:2018:4931)
Rechtbank Noord-Nederland 24 juli 2019 (ECLI:NL:RBNNE:2019:3437)
Rechtbank Den Haag 13 april 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:3907)
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 15 juni 2021 (ECLI:NL:RBZWB:2021:3064)