Rb. Zeeland-West-Brabant, 15-06-2021, nr. C/02/377725 FA RK 20-5342
ECLI:NL:RBZWB:2021:3064
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
15-06-2021
- Zaaknummer
C/02/377725 FA RK 20-5342
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZWB:2021:3064, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15‑06‑2021; (Rekestprocedure)
- Vindplaatsen
PFR-Updates.nl 2021-0157
Uitspraak 15‑06‑2021
Inhoudsindicatie
doorhaling of verbetering geboorteakte, non-binair, genderneutrale identiteit, voornaamswijziging
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/377725 FA RK 20-5342
beschikking betreffende voornaamswijziging
in de zaak van
[verzoeker] ,
hierna te noemen [verzoeker1] dan wel verzoeker,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. R.A. Baltes.
1. Het verloop van het geding
1.1 Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 12 oktober 2020 ontvangen verzoek met bijlagen;
- de akte met nummer [nummer] van het jaar [jaar] van het register van geboorten van de burgerlijke stand van de gemeente [woonplaats] ;
- de brieven van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [woonplaats] van
4 januari 2021 en 7 mei 2021;
- de brief van mr. Baltes van 2 maart 2021;
- het proces-verbaal van de behandeling ter zitting van 28 mei 2021.
1.2 Als belanghebbende in deze zaak is aangemerkt de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [woonplaats] .
1.3 Het verzoek is behandeld tijdens de zitting van 28 mei 2021. Bij die gelegenheid zijn verschenen verzoeker en de ouders, de heer Michael [vader] en mevrouw [moeder] . Namens de gemeente [woonplaats] zijn als ambtenaren van de burgerlijke stand verschenen de heer J.D.R. Dammers en mevrouw J.G.A. Poelman.
2. Het verzoek
Het verzoek strekt tot wijziging van de voornaam van [verzoeker2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , in ‘ [voornaam] ’. Daarnaast wordt op grond van artikel 1:19d jo. artikel 1:24a BW verzocht om toestemming te verlenen tot doorhaling van de geboorteakte van [verzoeker1] en in een nieuw op te maken geboorteakte bij geslacht op te laten nemen: “het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld”.
3. De beoordeling
3.1
In voormelde geboorteakte staat als voornaam vermeld: ‘ [verzoeker1] ’, en het geslacht (M) mannelijk.
3.2
Ten tijde van de indiening van het verzoek was verzoeker nog minderjarig. In rechte staat vast dat de onder 1.3 genoemde ouders toen de wettelijk vertegenwoordigers waren van verzoeker en dat daarmee het verzoek ontvankelijk is. Bij aanvang van de zitting heeft verzoeker, die wenst te worden aangesproken met onzijdige voornaamwoorden, aangegeven dat hen de procedure voortzet met mr. R.A. Baltes als hen advocaat.
3.3
Nu verzoeker in Nederland woont, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank Zeeland-West-Brabant is in de onderhavige zaak bevoegd, nu de woonplaats van verzoeker binnen haar rechtsgebied is gelegen.
3.4
Blijkens de Basisregistratie Personen (BRP) heeft verzoeker de Nederlandse nationaliteit. Dit betekent dat de rechtbank op grond van artikel 10:20 van het Burgerlijk Wetboek (BW) Nederlands recht zal toepassen op het onderhavige verzoek.
3.5
Verzoeker legt aan het hiervoor onder 2. genoemde verzoek het volgende ten grondslag. Verzoeker voelt zich interseksueel, zijnde noch man noch vrouw. Als gevolg hiervan is er langere tijd sprake geweest van psychische en sociale problemen. Begin 2020 is begonnen met het uitspreken van voornoemde gevoelens naar de buitenwereld en is er bewust voor gekozen door verzoeker om non-binair/genderneutraal door het leven te gaan. Zo is de schoolleiding verzocht om als aanspreekvorm “hen” te gebruiken en ook de directe omgeving is verzocht om onzijdige voornaamwoorden te gebruiken. Dit gebeurt nu al een hele tijd en verzoeker voelt zich daar zeer prettig bij. Na het gebruik van diverse voornamen die passen bij de nieuwe identiteit is uiteindelijk de naam ‘ [voornaam] ’ overgebleven. Van belang is nu voor verzoeker dat de juridische werkelijkheid aansluit bij de dagelijkse werkelijkheid waarbij hen zich algeheel presenteert in de gewenste rol van non-binair/genderneutraal. Als bijlage bij het verzoekschrift is een verklaring overgelegd van de huisarts waarin voormelde consistente wens wordt bevestigd. Voor het verzoek tot doorhaling van de geboorteakte en tot opneming bij geslacht in een nieuw op te maken geboorteakte: “het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld” wordt verwezen naar en aansluiting gezocht bij de uitspraak van de Rechtbank Limburg van 28 mei 2018 (ECLI:NL:RBLIM:2018:4931).
3.6
Tijdens de zitting heeft verzoeker nader toegelicht dat hen sinds begin 2019 erachter is gekomen non-binair te zijn. Al vrij lang voelde hen zich niet gemakkelijk en toen hen in aanraking kwam met andere non-binaire personen klikte dat en wist hen dit ben ik. Sinds maart 2020 wordt hen ‘ [voornaam] ’ genoemd.
3.7
De advocaat van verzoeker heeft tijdens de zitting in aanvulling op het verzoek tot doorhaling aangegeven dat het persoonlijk toekomstig belang van ‘ [voornaam] ’ in deze situatie zwaarder zou moeten wegen dan het algemeen belang van de gemeente. Door de ambtenaren is tijdens de zitting ook niet aangegeven in welke situatie het van belang kan zijn om de persoonshistorie van ‘ [voornaam] ’ te kunnen reconstrueren en in dwingend bewijs te voorzien. Terwijl, indien de geboorteakte niet wordt doorgehaald, de onjuiste keuze van het geslacht bij de geboorte altijd kenbaar zal blijven voor derden. ‘ [voornaam] ’ zal dan blijvend worden herinnerd aan hoe het was van de geboorte tot het 18e jaar en daarnaast bestaat de vrees dat dan nog altijd gezegd kan worden dat hen een man is.
3.8
De ambtenaren, namens de ambtenaar van de burgerlijke stand, hebben schriftelijk en tijdens de zitting aangevoerd dat er geen wettelijke basis is voor het verzoek tot doorhaling van de geboorteakte, omdat die akte niet ten onrechte voorkomt in de registers van de burgerlijke stand. De geboorteakte omvat namelijk meer gegevens dan enkel het geslacht. Een mogelijkheid is het verbeteren van de geboorteakte door middel van een latere vermelding op de reeds bestaande akte waarbij aansluiting wordt gezocht bij de transgenderwet (artikelen 1:28 tot en met 1:28c BW). Op deze wijze kan met terugwerkende kracht tot de geboorte het geslacht verbeterd worden en worden de overige gegevens in de geboorteakte niet teniet gedaan. Vergelijkbare verzoeken als die van verzoeker zijn al meermaals toegewezen door een rechtbank middels verbetering van de bestaande geboorteakte. Verwezen wordt naar de uitspraken van de Rechtbank Midden-Nederland van 10 februari 2020 (ECLI:NL:RBMNE:2020:522) en van de Rechtbank Den Haag van 13 april 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:3907).
3.9
De rechtbank overweegt als volgt. Op dit moment biedt de wet (nog) geen mogelijkheid voor het verzoek van verzoeker. Een wettelijke grondslag daartoe ontbreekt. In eerdere uitspraken, waaronder de hiervoor door verzoeker en de abs genoemde, is overwogen dat er inmiddels sprake is van een maatschappelijke erkenning en (een trend naar) juridische erkenning van een neutrale geslachtelijke identiteit. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de inhoud van het verzoekschrift en met name de door verzoeker tijdens de zitting gegeven verklaring, voldoende is komen vast te staan dat bij verzoeker sprake is van een bestaande overtuiging noch tot het mannelijk, noch tot het vrouwelijk geslacht te horen én dat die overtuiging niet in overeenstemming is met de huidige vermelding van het mannelijk geslacht op de geboorteakte. De rechtbank meent ook dat het individuele belang van verzoeker om de geboorteakte ten aanzien van het geslacht te kunnen laten ‘wijzigen’ zwaarder weegt dan het algemene belang van strikte handhaving van de huidige wettelijke regeling die hierin (nog) niet voorziet. Het is in beginsel aan de wetgever om de hiervoor genoemde ontwikkeling vast te leggen in wetgeving. Tijdens de zitting heeft de discussie zich juridisch toegespitst op de vraag of sprake moet kunnen zijn van doorhaling van de geboorteakte dan wel verbetering van de geboorteakte.
3.10
De rechtbank is met de ambtenaar van de burgerlijke stand van oordeel dat doorhaling van de geboorteakte juridisch niet gelast kan worden, nu die akte niet ten onrechte in de registers van de burgerlijke stand is opgenomen. Zoals tijdens de zitting door de ambtenaar van de burgerlijke stand aangegeven omvat de akte meer gegevens dan enkel het geslacht en die gegevens zijn juist. Verder heeft doorhaling van de huidige geboorteakte en het opmaken van een nieuwe akte tot gevolg dat de oude akte niet meer voorhanden is om de persoonshistorie te reconstrueren en in dwingend bewijs te voorzien. De rechtbank wijst het (primaire) verzoek dan ook af.
3.11
Naar de rechtbank begrijpt heeft de advocaat van verzoeker tijdens de zitting subsidiair verzocht tot verbetering van de geboorteakte. Gelet op de recente jurisprudentie en de instemming van de ambtenaar van de burgerlijke stand zal de rechtbank het subsidiaire verzoek van verzoeker toewijzen. De rechtbank zal bepalen dat de geboorteakte dient te worden verbeterd door middel van een latere vermelding overeenkomstig het bepaalde in artikel 1:19d BW, waarbij het geslacht met terugwerkende kracht zal zijn: ‘het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld’.
Verzoeker heeft tijdens de zitting aangegeven dat hij zich bij een verbetering van de akte onveilig zal voelen, omdat er toekomstige situaties denkbaar zijn voor hen waarbij de geboorteakte nodig is. De originele geboorteakte met daarop de vermelding van het mannelijk geslacht blijft bij voornoemde verbetering zichtbaar. De rechtbank is van oordeel dat de momenten in het leven waarop de originele geboorteakte én de verbetering van die akte middels de latere vermelding met terugwerkende kracht getoond moet worden óf een rol speelt zeer beperkt zijn. In het reguliere maatschappelijke verkeer zal voornamelijk gebruik gemaakt worden van een identiteitsbewijs en daarop zal het verleden niet (meer) zichtbaar zijn (maar enkel het inmiddels gewijzigde geslacht). Dit geldt ook voor de inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP).
3.12
Ingevolge artikel 1:4 lid 4 BW kan de rechter wijziging van de voornamen gelasten op verzoek van de betrokken persoon. Voor de wijziging van één voornaam dient een voldoende zwaarwichtig belang te bestaan. De rechtbank is van oordeel dat met de door verzoeker aangevoerde gronden, tegenover het publieke belang bij naamsconsistentie, een voldoende zwaarwichtig belang staat om te komen tot de verzochte wijziging van de voornaam van verzoeker. Daarbij is in aanmerking genomen dat verzoeker heeft aangevoerd dat de voornaam ‘ [voornaam] ’ goed bij de gender neutrale identiteit past en hen deze sinds maart 2020 ook in het dagelijks leven al gebruikt. Nu voorts naar het oordeel van de rechtbank het verzochte niet in strijd is met de in artikel 1:4 lid 2 BW geformuleerde maatstaven, zal het verzoek worden toegewezen. Uit artikel 1:4 lid 4 BW volgt dat wijziging van de voornaam geschiedt door een latere vermelding aan de geboorteakte toe te voegen. Voor het verzoek van verzoeker tot doorhaling van de akte met in een nieuw op te maken geboorteakte de voornaam ‘ [voornaam] ’ ontbreekt iedere wettelijke grondslag, zodat het verzoek op dit punt wordt afgewezen.
4. De beslissing
De rechtbank
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [woonplaats] om de akte met nummer [nummer] van het jaar [jaar] van het onder hem berustende register van geboorten, te verbeteren als volgt:
‘van het mannelijk geslacht’, wordt verbeterd in ‘het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld’;
gelast de wijziging van de voornaam van verzoeker in die zin dat deze voortaan luidt: ‘ [voornaam] ’;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. van de Kraats, rechter, en in tegenwoordigheid van mr. Schröder, griffier, in het openbaar uitgesproken op | ||
Mededeling van de griffier: Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld: - door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak, - door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden. Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. | ||
verzonden op: