Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
Artikel 288
Geldend
Geldend vanaf 06-04-2022
- Redactionele toelichting
In het Publicatieblad is de eerste alinea, punt 2 i.p.v. lid 1, punt b) gewijzigd.
- Bronpublicatie:
05-04-2022, PbEU 2022, L 107 (uitgifte: 06-04-2022, regelingnummer: 2022/542)
- Inwerkingtreding
06-04-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2022, PbEU 2022, L 107 (uitgifte: 06-04-2022, regelingnummer: 2022/542)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Omzetbelasting / Bijzondere OB-regelingen
Europees belastingrecht (V)
1.
De jaaromzet die als maatstaf dient voor de toepassing van de in artikel 284 bepaalde vrijstelling, wordt gevormd door de volgende bedragen, de btw niet inbegrepen:
- a)
het bedrag van de goederenleveringen en diensten, voor zover die belast zouden zijn als ze door een niet- vrijgestelde belastingplichtige waren verricht;
- b)
het bedrag van de handelingen die krachtens artikel 98, lid 2, of artikel 105 bis zijn vrijgesteld met recht op aftrek van de in het voorgaande stadium betaalde btw;
- c)
het bedrag van de op grond van de artikelen 146 tot en met 149, en de artikelen 151, 152 en 153 vrijgestelde handelingen;
- d)
het bedrag van de op grond van artikel 138 vrijgestelde handelingen indien de in dat artikel bedoelde vrijstelling van toepassing is;
- e)
het bedrag van handelingen ter zake van onroerende goederen en van financiële handelingen als bedoeld in artikel 135, lid 1, punten b) tot en met g), en van verzekerings- en herverzekeringsdiensten, tenzij die handelingen met andere handelingen samenhangende handelingen zijn.
2.
De overdracht van materiële of immateriële investeringsgoederen van de belastingplichtige wordt niet in aanmerking genomen voor het berekenen van de in lid 1 bedoelde omzet.