NJ 2016/319
Klimop-zaak; term ‘ongebruikelijke transactie’ als bedoeld in art. 1 en 9 Wet MOT (oud) heeft mede feitelijke betekenis; art. 44 Sr ten onrechte toegepast, toch geen cassatie wegens gebrek aan belang.
HR 05-07-2016, ECLI:NL:HR:2016:1392, m.nt. Redactionele aantekening
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
5 juli 2016
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, V. van den Brink, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers
- Zaaknummer
15/01218
- Conclusie
A-G mr. P.C. Vegter
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS154071:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:1392, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑07‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:568, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑03‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 29‑10‑2015
- Wetingang
Essentie
Klimop-zaak.
1. De term ‘ongebruikelijke transactie’ als bedoeld in art. 1 en 9 Wet MOT (oud) heeft mede feitelijke betekenis.
2. De in art. 44 Sr genoemde omstandigheden kunnen alleen tot verhoging van het strafmaximum leiden indien zij aan de verdachte zijn tenlastegelegd en door middel van wettige bewijsmiddelen zijn bewezen. Onvoldoende belang bij cassatie gelet op hoogte opgelegde gevangenisstraf.
Vervolg op Hof Amsterdam 27 februari 2015, NJFS 2015/109.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.