RvdW 2023/639:Beklag, beslag ex art. 94 Sv op personenauto onder klager t.z.v. verdenking tegen zoon van klager van drugshandel waarbij die auto is gebruikt. Is voldaan aan voorwaarden voor verbeurdverklaring van voorwerpen die aan ander dan veroordeelde toebehoren a.b.i. art. 33a lid 2 sub a Sr? Met overweging dat onvoldoende kan worden vastgesteld dat klager eigenaar van auto is, heeft Rb kennelijk als oordeel tot uitdrukking gebracht dat niet aannemelijk is geworden dat auto aan klager toebehoort. In het licht van wat namens klager over aankoop en gebruik van auto is aangevoerd en in aanmerking genomen dat in overwegingen van Rb als vaststelling besloten ligt dat klager tenaamgestelde van onder hem inbeslaggenomen auto is en dat hij auto gebruikt i.v.m. zijn werk, is dat oordeel niet toereikend gemotiveerd. De enkele overweging dat zoon van klager op meerdere momenten gebruik van auto zou hebben gemaakt, volstaat daartoe niet. Gelet op art. 33a lid 2 Sr is oordeel van Rb dat niet hoogst onwaarschijnlijk is dat later oordelende strafrechter verbeurdverklaring van auto zal bevelen, daarom niet zonder meer begrijpelijk. Volgt vernietiging en terugwijzing.