Vgl. HR 1 februari 1994, LJN AB7528, NJ 1994/427 en HR 23 oktober 2007, LJN BB2958, NJ 2007/580. De steller van het middel leidt kennelijk uit HR NJ 2006/333 af dat een getuige die zijn verklaring bij de rechter-commissaris heeft ingetrokken ook ambtshalve moet worden opgeroepen indien de desbetreffende verklaring niet het enige bewijsmiddel is waaruit de betrokkenheid van de verdachte rechtstreeks kan volgen. Dat lees ik echter niet in die uitspraak; daarin was weliswaar sprake van een tweede bewijsmiddel waaruit de betrokkenheid van de verdachte rechtstreeks kon volgen, maar dat betrof een verklaring die uitsluitend was gebaseerd op de verklaring van de getuige die nadien zijn verklaring had ingetrokken. De verklaringen kwamen dus uit dezelfde bron.
HR, 19-03-2013, nr. 11/05613
ECLI:NL:HR:2013:BZ4482
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-03-2013
- Zaaknummer
11/05613
- Conclusie
Mr. Aben
- LJN
BZ4482
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:BZ4482, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑03‑2013; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHLEE:2011:BU3963, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ4482
ECLI:NL:PHR:2013:BZ4482, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 22‑01‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BZ4482
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHLEE:2011:BU3963
- Vindplaatsen
Uitspraak 19‑03‑2013
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO
19 maart 2013
Strafkamer
nr. S 11/05613
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 10 november 2011, nummer 24/002230-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 19 maart 2013.
Conclusie 22‑01‑2013
Mr. Aben
Partij(en)
Nr. 11/05613
Mr. Aben
Zitting 22 januari 2013
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het gerechtshof te Leeuwarden heeft bij arrest van 10 november 2011, de verdachte ter zake van een achttal feiten, veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren. Het hof heeft voorts gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en bevolen dat hij van overheidswege zal worden verpleegd. Het arrest bevat tenslotte beslissingen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partij, een en ander zoals in het arrest vermeld.
2.
Namens de verdachte heeft mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam, cassatie ingesteld. Mr. M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftuur ingezonden houdende één middel van cassatie.
3.1.
Het middel klaagt over het gebruik tot bewijs van een bij de politie afgelegde verklaring van getuige [getuige] en over de verwerping van een in dat verband gevoerd verweer, nu [getuige] die belastende verklaring nadien bij de rechter-commissaris heeft ingetrokken, deze verklaring het enige bewijsmiddel is waaruit de betrokkenheid van de verdachte aan de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten rechtstreeks volgt, en [getuige] niet ambtshalve door het hof als getuige ter terechtzitting is opgeroepen.
3.2.
Het hof heeft onder 1 en 2 bewezenverklaard dat de verdachte in Leeuwarden samen met anderen een gewelddadige overval heeft gepleegd op een coffeeshop, en een Ford Escort heeft gestolen. Het hof heeft met betrekking tot het bewijs van die feiten, en mede naar aanleiding van het in het middel bedoelde verweer, gemotiveerd overwogen dat de door getuige [getuige] op 22 maart 2009 bij de politie afgelegde verklaring als betrouwbaar kan worden aangemerkt, nu die verklaring steun vindt in ander bewijsmateriaal, gedetailleerd is en de getuige zichzelf in die verklaring ook belast. In die overwegingen ligt als 's hofs oordeel besloten dat de omstandigheid dat de getuige bij de rechter-commissaris zijn belastende verklaring heeft ingetrokken die verklaring niet onbetrouwbaar maakt en niet noopt tot het (ambtshalve) oproepen van [getuige] als getuige ter terechtzitting, nu die verklaring niet het enige bewijsmiddel is waaruit verdachtes betrokkenheid bij de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten rechtstreeks kan volgen.
Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting.1. Het is voort niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat het hof blijkens de gebezigde bewijsmiddelen en zijn bewijsoverwegingen onder meer heeft vastgesteld:
- (i)
dat de verdachte evenals [getuige] heeft verklaard dat hij op de dag dat de delicten zijn gepleegd samen met [getuige] (bijnaam '[bijnaam]') en [betrokkene] (bijnaam '[bijnaam]') naar de woning van zijn vader in Leeuwaren is gegaan en dat zijn vader niet wilde dat hij daar bleef slapen,
- (ii)
dat de verklaring van [getuige] voor zover inhoudend dat van de drie daders alleen de verdachte een blanke huidskleur had, wordt bevestigd door verklaringen van getuigen dat zij hebben gezien dat één van de overvallers een blanke huidskleur had, en
- (iii)
dat de gestolen Ford Escort ongeveer twee weken later in Zwolle is aangetroffen door de politie, hetgeen een ondersteuning vormt voor de verklaring van [getuige] dat hij en zijn mededaders voorafgaand aan de overval op de coffeeshop een Ford Escort hebben gestolen, die zij uiteindelijk in Zwolle hebben achtergelaten.
Anders dan het middel meent, was het hof voorts niet gehouden te responderen op de stelling van de raadsman dat het andere bewijsmateriaal niet strijdig is met de ontkennende verklaring van de verdachte. In 's hofs overwegingen en bewijsvoering ligt als zijn niet-onbegrijpelijke oordeel besloten dat het geen geloof hecht aan die ontkennende verklaring. Mede gelet op de aan de feitenrechter voorbehouden waardering van het bewijsmateriaal, was het hof tot een nadere motivering niet gehouden.
- 3.4.
Het middel faalt en kan met de aan art. 81 RO ontleende motivering worden afgedaan.
4.
Gronden die tot ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak zouden behoren te leiden, heb ik niet aangetroffen.
5.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 22‑01‑2013