NJ 2006, 333
HR houdt vast aan NJ 1994, 427. Ambtshalve oproepen van getuige.
HR 06-06-2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4834 (Ambtshalve oproeping)
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
6 juni 2006
- Magistraten
Mrs. W.J.M. Davids, G.J.M. Corstens, J.P. Balkema, J.W. Ilsink, J. de Hullu
- Zaaknummer
01395/05
- Conclusie
A-G Knigge
- LJN
AV4834
- Roepnaam
Ambtshalve oproeping
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AV4834, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑06‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AV4834, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑06‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 02‑08‑2005
- Wetingang
EVRM art. 6 lid 1; EVRM art. 6 lid 3 onder d; Sv art. 288
Essentie
HR ziet geen aanleiding om op NJ 1994, 427 terug te komen. Hoewel zich hier niet het geval voordoet dat de tegenover de politie afgelegde van X het enige bewijsmiddel is waaruit verdachtes betrokkenheid bij het tenlastegelegde feit kan vol-gen, moet dit geval niettemin met zodanig geval op een lijn worden gesteld. De verklaring van Y omtrent de betrokkenheid van verdachte bij het feit is immers uitsluitend gebaseerd op hetgeen X haar heeft meegedeeld, terwijl X kort daarop bij de politie haar — nadien ingetrokken — verklaring omtrent die betrokkenheid heeft afgelegd. Dat brengt mee dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.