RvdW 2012/1035:Op 2 april 2004 publiceert het dagblad Le Midi Libre een interview met Philippe de Gaulle naar aanleiding van diens boek ‘De Gaulle, mon père’. In dat interview merkt Philippe de Gaulle met betrekking tot het Algerijns drama op: “niet iedereen wilde Algerije verlaten, zoals de 100.000 Harkis [Algerijnse soldaten in Franse dienst] die zich bij het Algerijnse leger hadden aangesloten.” Boumaraf en nog vier andere voormalige Harkis voelen zich door deze uitlatingen gegriefd. Zij dagen het dagblad, diens directeur en Philippe de Gaulle voor het Tribunal correctionnel op grond van (medeplichtigheid aan) belediging van publieke functionarissen. Nadat het dagblad c.s. in eerste aanleg waren vrijgesproken, worden zij in appel veroordeeld tot onder meer betaling van één euro schadevergoeding en EUR 1.500 kostenvergoeding. Op het daartegen gerichte cassatieberoep overweegt de Cour de Cassation dat de litigieuze uitlatingen niet gericht waren tegen een zodanig afgebakende groep dat bij belediging ook de individuele leden vermoed kunnen worden te zijn beledigd en op die grond zelfstandig schadevergoeding kunnen vorderen. De Cour de Cassation vernietigt de uitspraak van het hof, zonder de zaak verder terug te verwijzen. Boumaraf klaagt in Straatsburg dat de Cour de Cassation in strijd met art. 6 lid 1 EVRM op een ongerechtvaardigde en arbitraire wijze is afgeweken van gevestigde jurisprudentie.