Einde inhoudsopgave
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 wat betreft regels voor de binnenkomst in de Unie en het na binnenkomst verplaatsen van en werken met zendingen van bepaalde dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong
Bijlage VII Aanvullende voorschriften voor de binnenkomst in de Unie van hoefdieren wat betreft bepaalde ziekten van categorie c
Geldend
Geldend vanaf 04-06-2020
- Bronpublicatie:
30-01-2020, PbEU 2020, L 174 (uitgifte: 03-06-2020, regelingnummer: 2020/692)
- Inwerkingtreding
04-06-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-01-2020, PbEU 2020, L 174 (uitgifte: 03-06-2020, regelingnummer: 2020/692)
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Bijzondere onderwerpen
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Dierenrecht / Veehouderij
Dierenrecht / Dierenwelzijn
(Zoals bedoeld in artikel 22, lid 9)
1. Infectieuze boviene rinotracheïtis/infectieuze pustuleuze vulvovaginitis
1.1. Runderen
De dieren mogen niet gevaccineerd zijn en zij moeten gedurende ten minste 30 dagen vóór de datum van verzending naar de Unie in quarantaine zijn gehouden en moeten zijn onderworpen aan een serologische test voor de opsporing van antilichamen tegen volledig BoHV-1. De test moet met negatief resultaat zijn uitgevoerd met gebruikmaking van één van de in bijlage I, deel 5, bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 vermelde diagnostische methoden. Bovendien moet de test zijn uitgevoerd op een monster dat in de inrichting van oorsprong is verzameld in de periode van 15 dagen vóór de datum van verzending naar de Unie.
1.2. Kameelachtigen en hertachtigen
Kameelachtigen en hertachtigen die bestemd zijn voor binnenkomst in een lidstaat of een zone daarvan met ziektevrije status of een goedgekeurd uitroeiingsprogramma met betrekking tot infectieuze boviene rhinotracheïtis/infectieuze pustuleuze vulvovaginitis bij runderen, moeten afkomstig zijn van een inrichting waar in de laatste 30 dagen vóór de verzending naar de Unie geen melding is gemaakt van infectieuze boviene rhinotracheïtis/infectieuze pustuleuze vulvovaginitis bij dieren van dezelfde soort als de dieren in de zending.
2. Boviene virusdiarree
De dieren zijn niet gevaccineerd tegen boviene virusdiarree en moeten met negatief resultaat op antigeen of genoom van het virus van boviene virusdiarree zijn getest met gebruikmaking van een van de in bijlage I, deel 6, bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 vermelde diagnostische methoden, en hetzij:
- a)
de dieren zijn gedurende een periode van ten minste 21 dagen vóór hun vertrek in een erkende quarantaine-inrichting gehouden en, in het geval van zwangere moederdieren, met gebruikmaking van een van de in bijlage I, deel 6, bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 vermelde diagnostische methoden met negatief resultaat onderworpen aan een serologische test voor de opsporing van antilichamen tegen het virus van boviene virusdiarree die is uitgevoerd op monsters die niet minder dan 21 dagen na het begin van de quarantaine zijn genomen, of
- b)
de dieren zijn met gebruikmaking van een van de in bijlage I, deel 6, bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 vermelde diagnostische methoden met positief resultaat onderworpen aan een serologische test voor de opsporing van antilichamen tegen het virus van boviene virusdiarree die is uitgevoerd op monsters die zijn genomen vóór het vertrek of, in het geval van zwangere moederdieren, vóór de inseminatie die aan de lopende dracht voorafging.
3. Infectie met het virus van de ziekte van Aujeszky
De dieren zijn niet gevaccineerd tegen infectie met het virus van de ziekte van Aujeszky en moeten:
- a)
gedurende een periode van ten minste 30 dagen in een erkende quarantaine-inrichting zijn gehouden, en
- b)
met gebruikmaking van de in bijlage I, deel 7, bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 vermelde diagnostische methode met negatief resultaat zijn onderworpen aan een serologische test voor de opsporing van antilichamen tegen het volledige virus van de ziekte van Aujeszky die is uitgevoerd op twee monsters die met een tussenpoos van niet minder dan 30 dagen zijn genomen en waarvan het laatste monsters in de periode van 15 dagen vóór de datum van verzending naar de Unie is genomen.