Einde inhoudsopgave
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 wat betreft regels voor de binnenkomst in de Unie en het na binnenkomst verplaatsen van en werken met zendingen van bepaalde dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong
Bijlage XI Specifieke voorschriften voor paardachtigen zoals bedoeld in artikel 24, lid 6
Geldend
Geldend vanaf 07-02-2023
- Bronpublicatie:
09-11-2022, PbEU 2023, L 16 (uitgifte: 18-01-2023, regelingnummer: 2023/119)
- Inwerkingtreding
07-02-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-11-2022, PbEU 2023, L 16 (uitgifte: 18-01-2023, regelingnummer: 2023/119)
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Bijzondere onderwerpen
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Dierenrecht / Veehouderij
Dierenrecht / Dierenwelzijn
1. Gezondheidscategorieën waarin derde landen of gebieden of zones daarvan worden ingedeeld
Gezondheidscategorie | Ziekten waarvoor specifieke voorschriften vereist zijn |
---|---|
A | infectieuze anemie bij paarden |
B | infectieuze anemie bij paarden, kwade droes, dourine |
C | infectieuze anemie bij paarden, Venezolaanse paardenencefalomyelitis |
D | infectieuze anemie bij paarden, kwade droes, dourine, Venezolaanse paardenencefalomyelitis, surra |
E | infectieuze anemie bij paarden, kwade droes, dourine, Afrikaanse paardenpest, surra |
F | infectieuze anemie bij paarden, dourine, Afrikaanse paardenpest |
G | infectieuze anemie bij paarden, kwade droes, dourine, surra |
2. Specifieke voorschriften
2.1. Specifieke voorschriften voor Afrikaanse paardenpest
Paardachtigen moeten voldoen aan de reeks voorschriften die is vastgesteld in een van de volgende punten:
- a)
de dieren zijn gedurende een periode van ten minste 30 dagen vóór de datum van verzending naar de Unie geïsoleerd gehouden in tegen vectoren beschermde inrichtingen, en een serologische test op Afrikaanse paardenpest alsook een test voor de opsporing van de verwekker van Afrikaanse paardenpest zijn met negatief resultaat uitgevoerd op een bloedmonster dat niet minder dan 28 dagen na de datum van het binnenbrengen in de tegen vectoren beschermde inrichtingen en binnen een periode van tien dagen vóór de datum van verzending naar de Unie is genomen;
- b)
de dieren zijn gedurende een periode van ten minste 40 dagen vóór de datum van verzending naar de Unie geïsoleerd gehouden in tegen vectoren beschermde inrichtingen, en zij zijn onderworpen aan serologische tests voor de opsporing van antilichamen tegen het virus van Afrikaanse paardenpest, zonder noemenswaardige verhoging van de antilichaamtiters, die zijn uitgevoerd op twee bloedmonsters die met een tussenpoos van ten minste 21 dagen zijn genomen en waarvan het eerste monster ten minste zeven dagen na de datum van binnenbrengen in de tegen vectoren beschermde inrichtingen is genomen;
- c)
de dieren zijn gedurende een periode van ten minste 14 dagen vóór de datum van verzending naar de Unie geïsoleerd gehouden in tegen vectoren beschermde inrichtingen, en een test voor de opsporing van de verwekker van Afrikaanse paardenpest is met negatief resultaat uitgevoerd op een bloedmonster dat niet minder dan 14 dagen na de datum van het binnenbrengen in de tegen vectoren beschermde inrichtingen en niet meer dan 72 uur vóór het tijdstip van verzending naar de Unie is genomen, en uit de voortdurende monitoring van de bescherming tegen vectoren is gebleken dat er in de tegen vectoren beschermde inrichtingen geen vectorinsecten aanwezig zijn;
- d)
er is bewijsmateriaal dat de dieren ten minste 40 dagen vóór het binnenbrengen in de tegen vectoren beschermde inrichtingen door middel van een volledige primaire vaccinatie tegen Afrikaanse paardenpest zijn gevaccineerd, en overeenkomstig de aanbevelingen van de producent zijn gehervaccineerd, met een goedgekeurd vaccin tegen alle in de bronpopulatie aanwezige serotypen van Afrikaanse paardenpest, en de dieren zijn gedurende een periode van ten minste 40 dagen vóór de datum van verzending naar de Unie geïsoleerd gehouden in tegen vectoren beschermde inrichtingen;
- e)
de dieren zijn gedurende een periode van ten minste 30 dagen vóór de datum van verzending naar de Unie geïsoleerd gehouden in tegen vectoren beschermde inrichtingen en zijn onderworpen aan een serologische test voor de opsporing van antilichamen tegen het virus van Afrikaanse paardenpest die door hetzelfde laboratorium en op dezelfde dag is uitgevoerd op bloedmonsters die tijdens de isolatieperiode in de tegen vectoren beschermde inrichtingen zijn genomen op twee tijdstippen met een tussenpoos van 21 tot 30 dagen. Het tweede monster moet in een periode van tien dagen vóór de datum van verzending naar de Unie zijn genomen, met negatief resultaat in beide gevallen of met negatief resultaat bij een test voor de opsporing van de ziekteverwekker van Afrikaanse paardenpest die op het tweede monster is uitgevoerd.
2.2. Specifieke voorschriften voor Venezolaanse paardenencefalomyelitis
Paardachtigen moeten voldoen aan ten minste één van de volgende voorschriften:
- a)
de dieren zijn door middel van een volledige primaire vaccinatie tegen Venezolaanse paardenencefalomyelitis gevaccineerd en overeenkomstig de aanbevelingen van de fabrikant gedurende een periode van niet minder dan 60 dagen en niet meer dan twaalf maanden vóór de datum van verzending naar de Unie gehervaccineerd en zijn gedurende een periode van ten minste 21 dagen vóór de datum van verzending naar de Unie geïsoleerd gehouden in tegen vectoren beschermde inrichtingen en gedurende die periode zijn zij klinisch gezond gebleven en is hun lichaamstemperatuur, die dagelijks is gemeten, binnen de normale fysiologische waarden gebleven. Elke andere in diezelfde inrichting gehouden paardachtige met een verhoging van de dagelijks gemeten lichaamstemperatuur is met negatief resultaat onderworpen aan een virusisolatietest van het bloed op Venezolaanse paardenencefalomyelitis;
- b)
de dieren zijn niet gevaccineerd tegen Venezolaanse paardenencefalomyelitis en zijn gedurende een periode van ten minste 21 dagen vóór de datum van verzending naar de Unie geïsoleerd gehouden in tegen vectoren beschermde inrichtingen en gedurende die periode zijn zij klinisch gezond gebleven en is hun lichaamstemperatuur, die dagelijks is gemeten, binnen de normale fysiologische waarden gebleven. Tijdens de isolatieperiode zijn de dieren met negatief resultaat onderworpen aan een diagnostische test op Venezolaanse paardenencefalomyelitis die is uitgevoerd op een monster dat niet minder dan 14 dagen na de datum waarop de dieren in de tegen vectoren beschermde inrichtingen in isolatie zijn geplaatst, is genomen; en de dieren zijn tot de verzending naar de Unie tegen vectorinsecten beschermd. Elke andere in diezelfde inrichting gehouden paardachtige met een verhoging van de dagelijks gemeten lichaamstemperatuur is met negatief resultaat onderworpen aan een virusisolatietest van het bloed op Venezolaanse paardenencefalomyelitis;
- c)
de dieren zijn onderworpen aan een hemagglutinatie-inhibitietest voor Venezolaanse paardenencefalomyelitis die op dezelfde dag door hetzelfde laboratorium is uitgevoerd op monsters die op twee tijdstippen met een tussenpoos van 21 dagen zijn genomen en waarvan het tweede monster tijdens een periode van tien dagen vóór de datum van verzending naar de Unie is genomen, en waarbij geen toename van de antilichaamtiter is vastgesteld, en aan een RT-PCR-test (omgekeerde transcriptase-polymerasekettingreactie) voor de opsporing van het genoom van het virus van Venezolaanse paardenencefalomyelitis die met negatief resultaat is uitgevoerd op een monster dat binnen 48 uur vóór de datum van verzending naar de Unie is genomen, en de dieren zijn vanaf het moment van afname van het monster voor de RT-PCR-test tot het laden voor verzending tegen aanvallen van vectoren beschermd door het gecombineerde gebruik van erkende insectenwerende en insectendodende middelen op de dieren en insectenverdelging in de stal en het vervoermiddel.
2.3. Specifieke voorschriften voor infectie met Burkholderia mallei (kwade droes)
Paardachtigen moeten zijn onderworpen aan een complementbindingsreactie voor kwade droes zoals beschreven in hoofdstuk 2.5.11, punt 3.1, van het handboek inzake landdieren (Terrestrial Manual) van de OIE (in 2015 aangenomen versie). De test moet bij een serumverdunning van 1 op 5 met negatief resultaat zijn uitgevoerd op een bloedmonster dat in een periode van 30 dagen vóór de datum van verzending naar de Unie is genomen.
2.4. Specifieke voorschriften voor dourine
Paardachtigen moeten zijn onderworpen aan een complementbindingsreactie voor dourine zoals beschreven in hoofdstuk 2.5.3, punt 3.1, van het handboek inzake landdieren (Terrestrial Manual) van de OIE (in 2013 aangenomen versie). De test moet bij een serumverdunning van 1 op 5 met negatief resultaat zijn uitgevoerd op een bloedmonster dat in een periode van 30 dagen vóór de datum van verzending naar de Unie is genomen. Bovendien mogen de geteste dieren gedurende de periode van ten minste 30 dagen vóór en na de datum van de monstername niet voor fokdoeleinden zijn gebruikt.
2.5. Specifieke voorwaarden voor surra (Trypanosoma evansi)
Paardachtigen moeten zijn onderworpen aan een agglutinatietest voor trypanosomiasis (card agglutination test, CATT) zoals beschreven in hoofdstuk 2.1.21, punt 2.3, van het handboek inzake landdieren (Terrestrial Manual) van de OIE (in 2012 aangenomen versie). De test moet bij een serumverdunning van 1 op 4 met negatief resultaat zijn uitgevoerd op een bloedmonster dat in een periode van 30 dagen vóór de datum van verzending naar de Unie is genomen.
2.6. Specifieke voorwaarden voor infectieuze anemie bij paarden
Paardachtigen moeten zijn onderworpen aan een agargel-immunodiffusietest (AGID-test) of een enzym-immuno-assay (Elisa) voor infectieuze anemie bij paarden zoals beschreven in hoofdstuk 2.5.6, punten 2.1 en 2.2, van het handboek inzake landdieren (Terrestrial Manual) van de OIE (in 2013 aangenomen versie). De test moet met negatief resultaat zijn uitgevoerd op een bloedmonster dat in een periode van niet meer dan 90 dagen vóór de datum van verzending naar de Unie is genomen.
3. Tegen vectoren beschermde inrichting
Minimumcriteria voor het verlenen van de status van tegen vectoren beschermde inrichting:
- a)
de inrichting beschikt over passende fysieke barrières aan de in- en uitgangen, bijvoorbeeld een systeem met een dubbele deur aan de in- en uitgang;
- b)
de openingen van de tegen vectoren beschermde inrichting worden tegen vectoren beschermd met een hor met passende maaswijdte, die overeenkomstig de instructies van de producent regelmatig met een goedgekeurd insecticide wordt geïmpregneerd;
- c)
binnen en rond de tegen vectoren beschermde inrichting wordt vectorbewaking en -bestrijding uitgevoerd;
- d)
er worden maatregelen genomen om de voortplantingsplaatsen voor vectoren in de nabijheid van de tegen vectoren beschermde inrichting te beperken of te vernietigen;
- e)
er zijn standaardbedrijfsprocedures opgesteld, waaronder beschrijvingen van back-up- en alarmsystemen, voor het functioneren van de tegen vectoren beschermde inrichting en het vervoer van de dieren van die inrichting naar de plaats van lading voor verzending naar de Unie.