Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik
Artikel 27 Sancties en maatregelen
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2010
- Bronpublicatie:
25-10-2007, Trb. 2008, 58 (uitgifte: 02-04-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-11-2009, Trb. 2010, 2010/156 (uitgifte: 17-05-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Preventie
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
1.
Elke Partij neemt de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn om te waarborgen dat op de overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten doeltreffende, evenredige en afschrikkende straffen worden gesteld, rekening houdend met de ernst van de feiten. Deze sancties omvatten straffen die vrijheidsbeneming met zich mee kunnen brengen en tot uitlevering kunnen leiden.
2.
Elke Partij neemt de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn om te waarborgen dat rechtspersonen die aansprakelijk worden gesteld overeenkomstig artikel 26 onderworpen worden aan doeltreffende, evenredige en afschrikkende straffen, met inbegrip van strafrechtelijke of niet-strafrechtelijke boetes, en kunnen andere maatregelen omvatten, met name:
- a.
uitsluiting van het recht op overheidsvoorzieningen of -steun;
- b.
een tijdelijk of permanent verbod op het uitoefenen van commerciële activiteiten;
- c.
plaatsing onder gerechtelijk toezicht;
- d.
gerechtelijke maatregel tot liquidatie.
3.
Elke Partij neemt de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn om:
- a.
te voorzien in de inbeslagneming en confiscatie van:
- —
goederen, documenten en andere hulpmiddelen die zijn gebruikt bij het plegen van de overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten of bij het vergemakkelijken van het plegen daarvan;
- —
de opbrengsten afkomstig van dergelijke strafbare feiten of bezittingen waarvan de waarde overeenkomt met dergelijke opbrengsten;
- b.
de tijdelijke of permanente sluiting mogelijk te maken van vestigingen die zijn gebruikt voor het plegen van de overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten, onverminderd de rechten van derden die te goeder trouw zijn, of om de dader tijdelijk of permanent te verbieden de activiteit uit te oefenen, hetzij beroepsmatig, hetzij vrijwillig, waarbij hij of zij met kinderen in aanraking komt en tijdens welke het strafbaar feit is gepleegd.
4.
Elke Partij kan andere maatregelen nemen met betrekking tot daders, zoals het ontnemen van de ouderlijke macht of het controleren van of toezicht houden op veroordeelde personen.
5.
Elke Partij mag vaststellen dat de opbrengsten van strafbare feiten of de in overeenstemming met dit artikel geconfisqueerde bezittingen worden toegewezen aan een speciaal fonds ter financiering van preventie- en hulpprogramma's voor slachtoffers van de overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten.