Einde inhoudsopgave
Wet inkomstenbelasting 2001
Artikel 3.124 Uitgaven voor inkomensvoorzieningen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Redactionele toelichting
Vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 01-01-2023.
- Bronpublicatie:
21-12-2022, Stb. 2022, 532 (uitgifte: 27-12-2022, kamerstukken: 36202)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2022, Stb. 2022, 532 (uitgifte: 27-12-2022, kamerstukken: 36202)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Uitgaven voor inkomensvoorzieningen
1
Uitgaven voor inkomensvoorzieningen zijn de op de belastingplichtige drukkende:
- a.
premies voor lijfrenten als bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onderdeel a, die dienen ter compensatie van een pensioentekort tot de in de artikelen 3.127 en 3.129 genoemde bedragen;
- b.
premies voor lijfrenten als bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onderdeel a, waarvan de termijnen toekomen aan een meerderjarig invalide kind of kleinkind en uitsluitend eindigen bij het overlijden van de gerechtigde;
- c.
premies voor aanspraken op periodieke uitkeringen en verstrekkingen ter zake van invaliditeit, ziekte of ongeval, waarvan de uitkeringen toekomen aan de belastingplichtige en
- d.
bijdragen ingevolge artikel 66a, derde lid, Algemene nabestaandenwet.
2
Waar in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verwezen naar een lijfrente als bedoeld in artikel 3.124 wordt daaronder tevens verstaan een tegoed van een lijfrenterekening als bedoeld in artikel 3.126a of de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a.