Einde inhoudsopgave
Wet inkomstenbelasting 2001
Artikel 3.131 Aftrek premies voor lijfrenten na overlijden ondernemer
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Redactionele toelichting
Vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 01-01-2023.
- Bronpublicatie:
21-12-2022, Stb. 2022, 532 (uitgifte: 27-12-2022, kamerstukken: 36202)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2022, Stb. 2022, 532 (uitgifte: 27-12-2022, kamerstukken: 36202)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Uitgaven voor inkomensvoorzieningen
1
Een belastingplichtige kan als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking komende premies voor onmiddellijk ingaande lijfrenten op zijn verzoek, in afwijking in zoverre van artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, artikel 3.125, eerste lid, en artikel 3.126a, eerste lid, niet bij hem zelf in aanmerking nemen, maar, als uitgaven voor inkomensvoorzieningen, bij degene door het overlijden van wie een onderneming is gestaakt, waarbij deze wordt geacht de verzekeringnemer te zijn.
Hierbij geldt als voorwaarde dat de premies zijn betaald of verrekend binnen zes maanden na het overlijden en in de overeenkomst waarbij de lijfrenten zijn bedongen, is opgenomen dat een verzoek zal worden gedaan om toepassing van deze bepaling.
2
In afwijking van artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, kunnen in situaties, bedoeld in het eerste lid, ook in aanmerking komen premies voor lijfrenten die zijn verschuldigd aan degene die de onderneming voortzet, onder voorwaarde dat deze in Nederland woont of is gevestigd en de lijfrenteverplichting tot zijn binnenlandse ondernemingsvermogen rekent.
3.
Het eerste lid is niet van toepassing voorzover de premies meer bedragen dan op grond van artikel 3.129 is toegestaan.
4
De bij de overledene in aanmerking te nemen premies worden in aanmerking genomen op het tijdstip van zijn overlijden.
5
Het verzoek wordt gedaan bij de aangifte van de overledene.