Einde inhoudsopgave
Wet inkomstenbelasting 2001
Artikel 3.127 In aanmerking te nemen premies voor lijfrenten
Geldend
Geldend van 01-01-2024 tot 01-01-2037
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stcrt. 2023, 32714 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: 2023-0000270123)
15-12-2023, Stcrt. 2023, 34571 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: 2023-0000275008)
03-06-2023, Stb. 2023, 216 (uitgifte: 30-06-2023, kamerstukken: 36067)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stcrt. 2023, 32714 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: 2023-0000270123)
15-12-2023, Stcrt. 2023, 34571 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: 2023-0000275008)
22-06-2023, Stb. 2023, 218 (uitgifte: 30-06-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Uitgaven voor inkomensvoorzieningen
1.
Indien de belastingplichtige bij de aanvang van het kalenderjaar nog niet de leeftijd heeft bereikt die vijf jaar hoger is dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, kan hij, vanwege een pensioentekort in het voorafgaande kalenderjaar, premies voor lijfrenten als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, in aanmerking nemen tot een gezamenlijk bedrag van ten hoogste 30% van de premiegrondslag, waarbij op de uitkomst van deze berekening nog in aftrek komt de volgens het vierde lid bepaalde vermindering in verband met de opbouw van pensioenaanspraken.
2.
Indien de belastingplichtige in de aan het kalenderjaar voorafgaande periode van tien jaar minder premies voor lijfrenten in aanmerking heeft genomen dan mogelijk was op grond van het eerste lid kan hij, op bij zijn aangifte gedaan verzoek, het niet aangewende bedrag, voor zover dit niet in een eerder jaar op grond van dit lid in aanmerking is genomen, te beginnen met het in het oudste jaar niet aangewende bedrag, in het kalenderjaar alsnog in aanmerking nemen. Het alsnog in aanmerking te nemen bedrag bedraagt ten hoogste € 41.608.
3.
De premiegrondslag bestaat uit het gezamenlijke bedrag in het voorafgaande kalenderjaar van:
- a.
de winst uit onderneming vóór de ondernemersaftrek;
- b.
het belastbare loon;
- c.
het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden;
- d.
de belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen;
van de belastingplichtige waarvan ten hoogste € 137.800 in aanmerking wordt genomen, verminderd met een bedrag van € 17.545.
4.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt de vermindering in verband met de opbouw van pensioenaanspraken gesteld op: het gezamenlijke bedrag van de in het voorafgaande kalenderjaar in pensioenregelingen van de belastingplichtige ingelegde premies voor ouderdomspensioen en partnerpensioen op of na pensioendatum, exclusief de premie voor een compensatie als bedoeld in artikel 38s van de Wet op de loonbelasting 1964, vermeerderd met het gezamenlijke bedrag van de door de belastingplichtige in het voorafgaande kalenderjaar voor een nettopensioen als bedoeld in artikel 5.17 betaalde of verrekende premies, gedeeld door de nettofactor, bedoeld in artikel 5.16, vierde lid.
5.
Indien de belastingplichtige in het kalenderjaar een onderneming — of een gedeelte daarvan — waaruit hij als ondernemer winst geniet staakt, wordt op zijn verzoek in afwijking van de voorgaande leden voor de berekening van hetgeen in het kalenderjaar aan lijfrentepremies in aanmerking kan worden genomen, niet uitgegaan van de voor die berekening relevante gegevens van het voorafgaande kalenderjaar, maar van die van het kalenderjaar zelf. Alsdan wordt voor de toepassing van het eerste en tweede lid in het volgende kalenderjaar de premiegrondslag verminderd met de daarin begrepen stakingswinst.
6.
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de bepaling van de in het vierde lid, bedoelde waardeaangroei van pensioenaanspraken en de verstrekking van informatie daaromtrent.