De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/16.5.9:16.5.9 Tot slot
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/16.5.9
16.5.9 Tot slot
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS374324:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Wijziging van de Beneluxregeling is naar mijn mening de enige weg om te komen tot een uniforme oplossing. Uit het voorgaande bleek dat door codificatie van bestaande jurisprudentie een norm kan worden vastgesteld die naar huidig recht al door zowel de executierechter als de 611d-rechter wordt toegepast: de bedoelde norm waarborgt dat de dwangsom zijn functie als dwangmiddel vervult. Het verdient mijns inziens de voorkeur om daarbij in het bijzonder te bepalen dat de dwangsom zijn functie als dwangmiddel niet vervult (en voor verschuldigdheid van dwangsommen dus geen plaats is) als de hoofdveroordeling zich niet voor gedwongen tenuitvoerlegging leent of wanneer van de veroordeelde redelijkerwijs niet meer inspanning en zorgvuldigheid kan worden gevergd dan deze ter zake van naleving van de veroordeling heeft betracht. Wanneer de uitleg van de veroordeling en de onmogelijkheidsvraag in één procedure worden behandeld, kan laatstbedoeld criterium zonder probleem zowel op de omvang van de verplichting als op de mate van door de veroordeelde te betrachten inspanning en zorgvuldigheid betrekking hebben.
Het huidige systeem met de kunstmatige tweedeling moet in ieder geval niet worden gehandhaafd. Weliswaar zal het zich in veel gevallen voordoen dat de executierechter en de 611d-rechter dezelfde rechter zijn, maar waar dit niet zo is, is dit onwenselijk uit een oogpunt van proceseconomie, levert dit het gevaar op van tegenstrijdige beslissingen en leidt dit in de praktijk tot begripsvervaging, waarmee de rechtszekerheid niet wordt gediend.