Einde inhoudsopgave
Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
Artikel 4.3.3 Realisatietermijn en afwijzingsgronden
Geldend
Geldend van 25-04-2023 tot 01-07-2027
- Bronpublicatie:
20-04-2023, Stcrt. 2023, 10298 (uitgifte: 24-04-2023, regelingnummer: WJZ/ 22291436)
- Inwerkingtreding
25-04-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-04-2023, Stcrt. 2023, 10298 (uitgifte: 24-04-2023, regelingnummer: WJZ/ 22291436)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
De termijn, bedoeld in artikel 23, onderdeel b, van het besluit is twee jaar.
2.
De Minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:
- a.
uit het geologisch onderzoek blijkt dat de geschatte kans op het realiseren van het verwachte vermogen kleiner is dan 90 procent;
- b.
op het moment van indiening van de aanvraag om subsidie geen vergunning als bedoeld in artikel 6 van de Mijnbouwwet is afgegeven voor het betreffende gebied;
- c.
in het projectplan niet aannemelijk is gemaakt dat het aardwarmteproject of diep aardwarmteproject binnen twee jaar na voltooiing van de boringen zal leiden tot de start van toepassing van aardwarmte in Nederland;
- d.
het verwacht vermogen lager is dan 0,5 MW zonder putstimulatie bij aardwarmteprojecten met een diepte van de top van de aquifer van ten minste 500 meter tot ten hoogste 1.500 meter;
- e.
het verwacht vermogen lager is dan 2 MW zonder putstimulatie voor de andere aardwarmteprojecten;
- f.
bij een half doublet, als de gegarandeerde put de tweede put van een doublet of een vervolgput betreft, de resultaten van de eerste put aardwarmtewinning niet aannemelijk maken;
- g.
bij een half doublet, als de gegarandeerde put de tweede put van een doublet betreft, de eerste put van een doublet geen droge exploratieput of geen bestaande aardwarmteput is.
3.
Bij de beoordeling van de aanvragen wint de Minister advies in van TNO.