Einde inhoudsopgave
Uitvoeringswet Rechtsvorderingsverdrag 1905
Artikel 26
Geldend
Geldend vanaf 14-07-1909
- Bronpublicatie:
12-06-1909, Stb. 1909, 141 (uitgifte: 25-06-1909, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
14-07-1909
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-07-1909, Stb. 1909, 260 (uitgifte: 01-01-1909, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Internationaal privaatrecht / Algemeen
1.
Onze voornoemde Minister zendt de stukken, in artikel 25 dezer wet genoemd, langs den weg, in artikel 18 van het verdrag vermeld, aan de bevoegde autoriteit van den Staat, waar de uitvoerbaarverklaring verlangd wordt, onder bijvoeging van eene bevestiging, overeenkomstig artikel 19, derde lid, van het verdrag, en eene vertaling daarvan in eene der talen, bedoeld in artikel 19, tweede lid, sub 3°. van het verdrag. Deze vertaling is voor overeenstemmend verklaard door een beëedigd vertaler in het land, waar de uitvoerbaarverklaring verlangd wordt, of door een beëedigd vertaler in Nederland.
2.
Indien niet voldaan is aan artikel 25 dezer wet, weigert hij de doorzending der stukken, echter niet, dan na getracht te hebben, de naleving van dat artikel zooveel mogelijk te bevorderen.