Einde inhoudsopgave
Uitvoeringswet Rechtsvorderingsverdrag 1905
Artikel 25
Geldend
Geldend vanaf 14-07-1909
- Bronpublicatie:
12-06-1909, Stb. 1909, 141 (uitgifte: 25-06-1909, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
14-07-1909
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-07-1909, Stb. 1909, 260 (uitgifte: 01-01-1909, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Internationaal privaatrecht / Algemeen
1.
De partij, die de uitvoerbaarverklaring in een der Staten, waar het verdrag van kracht is, verlangt, zendt aan Onzen Minister van Justitie:
- 1°
een request, houdende verzoek, als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van het verdrag, gericht tot de bevoegde autoriteit van den Staat, waar de uitvoerbaarverklaring verlangd wordt;
- 2°
eene expeditie van de uitspraak;
- 3°
eene verklaring, ingevolge artikel dezer wet afgegeven, dat de uitspraak ten aanzien der veroordeeling in de kosten kracht van gewijsde zaak heeft verkregen.
2.
De stukken in het voorgaande lid, sub 1°. en 3°. genoemd, zijn ieder vergezeld van eene vertaling in eene der talen, bedoeld in artikel 19, tweede lid, sub 3°. van het verdrag; van de uitspraak wordt eene zoodanige vertaling nopens het gedeelte, dat de beslissing bevat, overgelegd. De vertalingen moeten voor overeenstemmend verklaard zijn door een beëedigd vertaler in het land, waar de uitvoerbaarverklaring verlangd wordt, of door een beëedigd vertaler in Nederland.