Einde inhoudsopgave
Verdrag van Genève betreffende de behandeling van krijgsgevangenen, van 12 Augustus 1949
Artikel 95
Geldend
Geldend vanaf 21-10-1950
- Bronpublicatie:
12-08-1949, Trb. 1951, 74 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-10-1950
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-08-1949, Trb. 1951, 74 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
1.
Krijgsgevangenen, verdacht van een vergrijp tegen de krijgstucht, zullen tijdens het onderzoek niet in voorlopig arrest worden gehouden, tenzij een lid van de gewapende macht van de gevangenhoudende Mogendheid, indien verdacht van een soortgelijk vergrijp, evenzo in voorlopig arrest zou worden gehouden of indien de orde en krijgstucht in het kamp zulks vereisen.
2.
De tijd welke een krijgsgevangene in afwachting van de afdoening van een krijgstuchtelijk vergrijp in voorlopig arrest doorbrengt, zal tot het uiterste minimum worden beperkt en de duur van veertien dagen niet overschrijden.
3.
De bepalingen van de artikelen 97 en 98 van dit hoofdstuk zullen van toepassing zijn op krijgsgevangenen die zich in voorlopig arrest bevinden in afwachting van de afdoening van krijgstuchtelijke vergrijpen.