Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2018/1805 inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen
Artikel 21 Uitstel van de tenuitvoerlegging van confiscatiebevelen
Geldend
Geldend vanaf 16-01-2024
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-05-2025.
- Bronpublicatie:
13-12-2023, PbEU L 2023, 2023/2844 (uitgifte: 27-12-2023, regelingnummer: 2023/2844)
- Inwerkingtreding
16-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2023, PbEU L 2023, 2023/2844 (uitgifte: 27-12-2023, regelingnummer: 2023/2844)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
De uitvoerende autoriteit kan de erkenning of de tenuitvoerlegging van een overeenkomstig artikel 14 toegezonden confiscatiebevel uitstellen, indien:
- a)
de tenuitvoerlegging een lopend strafrechtelijk onderzoek kan schaden, in welk geval de tenuitvoerlegging van het confiscatiebevel kan worden uitgesteld zolang de uitvoerende autoriteit dat redelijkerwijs noodzakelijk acht;
- b)
in het geval van een confiscatiebevel dat betrekking heeft op een geldsom, de uitvoerende autoriteit van mening is dat het risico bestaat dat het totale bedrag van de opbrengst van de tenuitvoerlegging van dat confiscatiebevel aanzienlijk hoger zal zijn dan het in het confiscatiebevel bepaalde bedrag, wegens gelijktijdige tenuitvoerlegging van het confiscatiebevel in meer dan één lidstaat;
- c)
het voorwerp reeds het voorwerp is van een lopende confiscatieprocedure in de uitvoerende staat; of
- d)
een in artikel 33 bedoeld rechtsmiddel wordt ingeroepen.
2.
Niettegenstaande artikel 18, lid 5, neemt de bevoegde autoriteit van de uitvoerende staat voor de duur van het uitstel van het confiscatiebevel alle maatregelen die zij in een vergelijkbaar binnenlands geval zou nemen om te voorkomen dat de voorwerpen niet langer beschikbaar zijn voor de tenuitvoerlegging van het confiscatiebevel.
3.
De uitvoerende autoriteit stelt de uitvaardigende autoriteit onverwijld in kennis van het uitstel van de tenuitvoerlegging van het confiscatiebevel, met nadere bepaling van de gronden voor het uitstel en indien mogelijk van de verwachte duur van het uitstel.
4.
Zodra er geen gronden voor uitstel meer zijn, neemt de uitvoerende autoriteit de nodige maatregelen voor de tenuitvoerlegging van het confiscatiebevel en stelt zij de uitvaardigende autoriteit daarvan in kennis.