Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2018/1805 inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 18-12-2018
- Bronpublicatie:
14-11-2018, PbEU 2018, L 303 (uitgifte: 28-11-2018, regelingnummer: 2018/1805)
- Inwerkingtreding
18-12-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-11-2018, PbEU 2018, L 303 (uitgifte: 28-11-2018, regelingnummer: 2018/1805)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 82, lid 1, onder a),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
De Unie heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te handhaven en te ontwikkelen.
- (2)
De justitiële samenwerking in strafzaken in de Unie berust op het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken en beslissingen, dat sinds de Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999 algemeen beschouwd wordt als een hoeksteen van de justitiële samenwerking in strafzaken in de Unie.
- (3)
De bevriezing en de confiscatie van hulpmiddelen en opbrengsten van misdrijven behoren tot de meest doeltreffende methoden om criminaliteit te bestrijden. De Unie streeft naar een meer doeltreffende opsporing, confiscatie en herbesteding van criminele vermogensbestanddelen, in overeenstemming met het ‘Programma van Stockholm — Een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de burger’ (2).
- (4)
Aangezien criminaliteit vaak grensoverschrijdend van aard is, is een effectieve grensoverschrijdende samenwerking essentieel voor het bevriezen en confisqueren van de hulpmiddelen en opbrengsten van misdrijven.
- (5)
Het huidige rechtskader van de Unie inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen bestaat uit de Kaderbesluiten 2003/577/JBZ(3) en 2006/783/JBZ(4) van de Raad.
- (6)
De verslagen van de Commissie over de tenuitvoerlegging van de Kaderbesluiten 2003/577/JBZ en 2006/783/JBZ tonen aan dat de bestaande regelingen voor de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen niet geheel effectief zijn. Die kaderbesluiten worden niet uniform uitgevoerd en toegepast in de lidstaten, waardoor de wederzijdse erkenning onvoldoende is en de grensoverschrijdende samenwerking niet optimaal is geweest.
- (7)
Het juridisch kader van de Unie inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen loopt achter op de recente wetgevingsontwikkelingen op Unie- en nationaal niveau. Met name in Richtlijn 2014/42/EU van het Europees Parlement en de Raad (5) zijn gemeenschappelijke minimumregels vastgesteld voor de bevriezing en de confiscatie van voorwerpen. Die minimumregels betreffen de confiscatie van hulpmiddelen en opbrengsten van misdrijven, ook in geval van ziekte of vlucht van de verdachte of beklaagde, wanneer reeds een strafprocedure met betrekking tot een strafbaar feit is ingesteld, ruimere confiscatie, en confiscatie bij een derde. Die minimumregels hebben tevens betrekking op de bevriezing van voorwerpen met het oog op eventuele latere confiscatie. De soorten bevriezing- en confiscatiebevelen die vallen onder die richtlijn, dienen ook onder het juridisch kader inzake wederzijdse erkenning te vallen.
- (8)
Toen zij Richtlijn 2014/42/EU aannamen, maakten het Europees Parlement en de Raad in een verklaring duidelijk dat een doeltreffend systeem voor bevriezing en confiscatie in de Unie intrinsiek samenhangt met een goed functionerende wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen. Gezien de behoefte aan een alomvattend systeem voor de bevriezing en de confiscatie van de hulpmiddelen en opbrengsten van misdrijven in de Unie, verzochten het Europees Parlement en de Raad de Commissie een wetgevingsvoorstel in te dienen betreffende de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen.
- (9)
In haar mededeling van 28 april 2015 over de ‘Europese veiligheidsagenda’ stelde de Commissie dat justitiële samenwerking in strafzaken afhangt van doeltreffende grensoverschrijdende instrumenten en dat wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken en beslissingen een kernelement van het veiligheidskader is. De Commissie herinnerde ook aan de noodzaak om de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen te verbeteren.
- (10)
In haar mededeling van 2 februari 2016 over een ‘actieplan ter versterking van de strijd tegen terrorismefinanciering’ wees de Commissie erop dat het van belang is om de vermogensbestanddelen af te nemen van criminelen die terrorisme financieren. Om de georganiseerde criminaliteit waarmee terrorisme wordt gefinancierd te fnuiken, is het volgens de Commissie in haar mededeling van wezenlijk belang om de betrokken criminelen de opbrengsten van hun criminele activiteiten te ontnemen. Daarom dient er volgens de Commissie in haar mededeling in de hele Unie voor te worden gezorgd dat alle soorten bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen optimaal ten uitvoer worden gelegd door toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning.
- (11)
Voor een doeltreffende wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen moeten de regels inzake erkenning en tenuitvoerlegging van dergelijke bevelen worden vastgesteld in een juridisch bindende en rechtstreeks toepasselijke handeling van de Unie.
- (12)
De wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen moet worden vergemakkelijkt door de lidstaten te verplichten een door een andere lidstaat in het kader van een procedure in strafzaken uitgevaardigd bevriezingsbevel of confiscatiebevel zonder verdere formaliteiten op hun grondgebied te erkennen en ten uitvoer te leggen.
- (13)
Deze verordening dient van toepassing te zijn op alle bevriezingsbevelen en alle confiscatiebevelen die in het kader van procedures in strafzaken worden uitgevaardigd. ‘Procedures in strafzaken’ is een autonoom Unierechtelijk begrip zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Unie, niettegenstaande de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Die term dient derhalve betrekking te hebben op alle soorten bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen die zijn uitgevaardigd naar aanleiding van procedures in verband met een strafbaar feit, dus niet alleen bevelen die vallen onder Richtlijn 2014/42/EU, maar ook andere soorten bevelen zonder definitieve veroordeling. Hoewel dergelijke bevelen in het rechtsstelsel van een lidstaat misschien niet voorkomen, moet de betrokken lidstaat in staat zijn een dergelijk door een andere lidstaat uitgevaardigd bevel te erkennen en ten uitvoer te leggen. Procedures in strafzaken zouden ook betrekking kunnen hebben op strafrechtelijke onderzoeken door de politie en andere rechtshandhavingsinstanties. Bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen die worden uitgevaardigd in civielrechtelijke en administratieve procedures, moeten buiten het toepassingsgebied van deze verordening worden gelaten.
- (14)
Deze verordening dient betrekking te hebben op bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen in verband met strafbare feiten die vallen onder Richtlijn 2014/42/EU, alsook op bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen in verband met andere strafbare feiten. De strafbare feiten gedekt door deze verordening dienen dus niet te worden beperkt tot bijzonder zware criminaliteit met een grensoverschrijdende dimensie, aangezien artikel 82 van het Verdrag betreffende de werking van de Unie (VWEU) geen dergelijke beperking stelt voor maatregelen tot vaststelling van regels en procedures inzake de wederzijdse erkenning van uitspraken in strafzaken.
- (15)
Samenwerking tussen de lidstaten, die is gebaseerd op het beginsel van wederzijdse erkenning en de onmiddellijke tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, veronderstelt het vertrouwen dat de te erkennen en ten uitvoer te leggen beslissingen steeds zullen worden gegeven overeenkomstig de beginselen van legaliteit, subsidiariteit en evenredigheid. Dergelijke samenwerking veronderstelt dat de rechten van personen ten aanzien van wie een bevriezingsbevel of een confiscatiebevel is uitgevaardigd, worden gewaarborgd. Die getroffen personen, die natuurlijke of rechtspersonen kunnen zijn, dienen de persoon tegen wie een bevriezingsbevel of een confiscatiebevel is uitgevaardigd, de persoon die eigenaar is van de voorwerpen waarop het bevel betrekking heeft, en eventuele derden wier rechten met betrekking tot die voorwerpen rechtstreeks worden geschaad door het bevel, met inbegrip van derden te goeder trouw, te omvatten. Of die derden rechtstreeks worden geschaad door een bevriezingsbevel of een confiscatiebevel, dient overeenkomstig het recht van de uitvoerende staat te worden bepaald.
- (16)
Deze verordening doet geen afbreuk aan de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen die zijn neergelegd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU).
- (17)
Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en de beginselen die zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het ‘Handvest’) en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (het ‘EVRM’). Dit houdt ook het principe in dat elke vorm van discriminatie op grond van bijvoorbeeld geslacht, raciale of etnische afkomst, godsdienst, seksuele gerichtheid, nationaliteit, taal of politieke overtuiging, of beperking, moet worden verboden. Deze verordening moet worden toegepast overeenkomstig die rechten en beginselen.
- (18)
De procedurele rechten als vastgelegd in de Richtlijnen 2010/64/EU(6), 2012/13/EU(7), 2013/48/EU(8), (EU) 2016/343(9), (EU) 2016/800(10) en (EU) 2016/1919(11) van het Europees Parlement en de Raad, dienen, binnen het toepassingsgebied van die richtlijnen, van toepassing te zijn op strafprocedures die onder deze verordening vallen, wat de door die richtlijnen gebonden lidstaten betreft. In ieder geval dienen de waarborgen van het Handvest te gelden voor alle procedures die onder deze verordening vallen. Met name dienen de in het Handvest neergelegde essentiële waarborgen voor strafprocedures van toepassing te zijn op procedures in strafzaken die geen strafprocedure zijn maar die onder deze verordening vallen.
- (19)
De regels voor de toezending, erkenning en tenuitvoerlegging van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen dienen te waarborgen dat de ontneming van criminele vermogensbestanddelen efficiënt verloopt, en dit met inachtneming van de grondrechten.
- (20)
Bij het beoordelen van de dubbele strafbaarheid dient de bevoegde autoriteit van de uitvoerende staat na te gaan of de feitelijke elementen die ten grondslag liggen aan het betrokken strafbaar feit, zoals die zijn weergegeven in het door de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende staat overgelegde bevriezings- of confiscatiecertificaat, indien zij zouden hebben plaatsgevonden op het grondgebied van de uitvoerende staat op het tijdstip van de beslissing over de erkenning van het bevriezings- of confiscatiebevel, als zodanig ook in de uitvoerende staat op dat grondgebied strafrechtelijk hadden kunnen worden bestraft.
- (21)
De uitvaardigende autoriteit dient er bij het uitvaardigen van een bevriezingsbevel of een confiscatiebevel op toe te zien dat de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid worden geëerbiedigd. Krachtens deze verordening mag een bevriezingsbevel of confiscatiebevel uitsluitend worden uitgevaardigd en aan een uitvoerende autoriteit van een andere lidstaat worden toegezonden indien een dergelijk bevel tevens in een binnenlandse zaak had kunnen worden afgegeven en gebruikt. De uitvaardigende autoriteit moet in elk afzonderlijk geval met de beoordeling van de noodzaak en evenredigheid van dergelijke bevelen worden belast, aangezien de erkenning en tenuitvoerlegging van bevriezings- en confiscatiebevelen niet op andere dan de in deze verordening genoemde gronden mogen worden geweigerd.
- (22)
In sommige gevallen mag een bevriezingsbevel worden uitgevaardigd door een autoriteit aangesteld door de uitvaardigende staat, die overeenkomstig het nationaal recht in strafzaken bevoegd is om het bevriezingsbevel uit te vaardigen of ten uitvoer te leggen, en die geen rechter, rechtbank of openbare aanklager is. In dergelijke gevallen, moet het bevriezingsbevel worden gevalideerd door een rechter, rechtbank of openbare aanklager alvorens het aan de uitvoerende autoriteit wordt toegezonden.
- (23)
De lidstaten moeten een verklaring kunnen afleggen waarin staat dat, wanneer hun een bevriezings- of confiscatiecertificaat wordt toegezonden met het oog op de erkenning en tenuitvoerlegging van een bevriezingsbevel of een confiscatiebevel, de uitvaardigende autoriteit, tezamen met het bevriezings- of confiscatiecertificaat, het originele exemplaar van het bevriezings- of confiscatiebevel of een gewaarmerkte kopie daarvan moet toezenden. Wanneer de lidstaten een dergelijke verklaring afleggen of intrekken, dienen zij de Commissie daarvan in kennis te stellen. De Commissie moet dergelijke informatie ter beschikking stellen van alle lidstaten en van het Europees justitieel netwerk (EJN) dat is opgezet bij Besluit 2008/976/JBZ van de Raad (12). Het EJN moet die gegevens beschikbaar maken op de website bedoeld in dat Besluit.
- (24)
Derhalve dient de uitvaardigende autoriteit een bevriezings- of confiscatiecertificaat in voorkomend geval samen met het bevriezings- of confiscatiebevel rechtstreeks toe te zenden aan de uitvoerende autoriteit of, indien van toepassing, de centrale autoriteit van de uitvoerende staat, op zodanige wijze dat dit schriftelijk kan worden vastgelegd en de uitvoerende autoriteit de echtheid van het certificaat of het bevel kan vaststellen, zoals per aangetekende post en beveiligde e-mail. De uitvaardigende autoriteit moet gebruik kunnen maken van de relevante communicatiekanalen of -middelen, waaronder het beveiligde telecommunicatiesysteem van het EJN, Eurojust, of andere kanalen die door gerechtelijke autoriteiten worden gebruikt.
- (25)
Indien de uitvaardigende autoriteit op redelijke gronden vermoedt dat de persoon tegen wie een bevriezings- of confiscatiebevel dat betrekking heeft op een geldsom is uitgevaardigd, voorwerpen of inkomen heeft in een lidstaat, moet het bevriezings- of confiscatiecertificaat in verband met het bevel worden toegezonden aan die lidstaat. Op basis hiervan kan het certificaat bijvoorbeeld worden toegezonden aan de lidstaat waar de natuurlijke persoon tegen wie het bevel is uitgevaardigd, gevestigd is of, indien die persoon geen vast adres heeft, gewoonlijk verblijft. Indien het bevel is uitgevaardigd tegen een rechtspersoon, kan het certificaat worden toegezonden aan de lidstaat waar de rechtspersoon is gevestigd.
- (26)
Voor het administratief toezenden en in ontvangst nemen van de certificaten betreffende bevriezings- en confiscatiebevelen moeten de lidstaten een of meer centrale autoriteiten kunnen aanwijzen indien dit vanwege de structuur van hun interne rechtsorde noodzakelijk is. Die centrale autoriteiten kunnen tevens administratieve ondersteuning bieden, een coördinerende rol spelen, en meehelpen bij het verzamelen van statistische gegevens; zo wordt de wederzijdse erkenning van bevriezings- en confiscatiebevelen vergemakkelijkt en gestimuleerd.
- (27)
Wanneer een confiscatiecertificaat voor een confiscatiebevel met betrekking tot een geldsom wordt toegezonden aan meer dan een uitvoerende staat, dient de uitvaardigende staat te proberen te voorkomen dat méér voorwerpen worden geconfisqueerd dan nodig en het totale bedrag dat wordt verkregen uit de tenuitvoerlegging van het bevel méér zou bedragen dan het daarin vermelde maximumbedrag. Te dien einde moet de uitvaardigende autoriteit onder meer in het confiscatiecertificaat de waarde van de vermogensbestanddelen, indien bekend, in elke uitvoerende staat aangeven, zodat de uitvoerende autoriteiten daar rekening mee kunnen houden, met de uitvoerende autoriteiten de nodige contacten en dialoog kunnen onderhouden over de voorwerpen die dienen te worden geconfisqueerd, en de betrokken uitvoerende autoriteit of autoriteiten onmiddellijk in kennis kunnen stellen indien zij van mening is dat er een risico bestaat dat het maximumbedrag bij de confiscatie wordt overschreden. In voorkomend geval zou Eurojust binnen zijn mandaat een coördinerende rol kunnen uitoefenen om buitensporige confiscatie te voorkomen.
- (28)
De lidstaten moeten worden aangespoord om een verklaring voor te leggen waarin zij bevestigen dat zij, in hun hoedanigheid als uitvoerende staat, in één of meer andere officiële Unietalen opgestelde bevriezings- en/of confiscatiecertificaten aanvaarden.
- (29)
De uitvoerende autoriteit moeten bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen erkennen en de nodige maatregelen nemen voor de tenuitvoerlegging ervan. De beslissing betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van het bevriezingsbevel of het confiscatiebevel moet worden genomen en de bevriezing of de confiscatie moet worden ten uitvoer gelegd met dezelfde snelheid en prioriteit als in vergelijkbare binnenlandse zaken. De termijnen, die overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad (13) moeten worden berekend, moeten worden vastgelegd teneinde te zorgen voor een snelle en efficiënte beslissing over de erkenning van het bevriezingsbevel of confiscatiebevel en een snelle en efficiënte tenuitvoerlegging ervan. Wat betreft bevriezingsbevelen moet de uitvoerende autoriteit beginnen met het nemen van de concrete maatregelen die nodig zijn om die bevelen ten uitvoer te leggen uiterlijk 48 uur nadat de beslissing tot erkenning en tenuitvoerlegging daarvan is genomen.
- (30)
Bij de tenuitvoerlegging van een bevriezingsbevel moeten de uitvaardigende autoriteit en de uitvoerende autoriteit de vertrouwelijkheid van het onderzoek terdege in acht nemen. In het bijzonder moet de uitvoerende autoriteit de vertrouwelijkheid van de feiten en van de inhoud van het bevriezingsbevel waarborgen. Dit doet geen afbreuk aan de verplichting om de getroffen personen overeenkomstig deze verordening in kennis te stellen van de tenuitvoerlegging van een bevriezingsbevel.
- (31)
De erkenning en tenuitvoerlegging van een bevriezingsbevel of een confiscatiebevel mag niet op andere dan de in deze verordening genoemde gronden worden geweigerd. Deze verordening moet uitvoerende autoriteiten de mogelijkheid bieden om confiscatiebevelen niet te erkennen of ten uitvoer te leggen op grond van het ‘ne bis in idem’-beginsel, op grond van de rechten van de getroffen personen, of op grond van het recht om ter terechtzitting aanwezig te zijn.
- (32)
Deze verordening moet uitvoerende autoriteiten toestaan confiscatiebevelen niet te erkennen of ten uitvoer te leggen vanwege het feit dat de persoon tegen wie het confiscatiebevel is uitgevaardigd, niet persoonlijk is verschenen op het proces dat heeft geleid tot een confiscatiebevel dat verband houdt met een definitieve veroordeling. Dit mag alleen een grond voor niet-erkenning of niet-tenuitvoerlegging vormen wanneer processen leiden tot confiscatiebevelen die verband houden met een definitieve veroordeling en niet wanneer procedures leiden tot niet op een veroordeling gebaseerde confiscatiebevelen. Opdat een dergelijke grond zou beschikbaar zijn, dienen echter één of meer hoorzittingen te worden gehouden. De grond mag niet beschikbaar zijn indien de toepasselijke nationale procedureregels niet voorzien in een hoorzitting. Dergelijke nationale procedureregels moeten in overeenstemming zijn met het Handvest en met het EVRM, in het bijzonder met betrekking tot het recht op een eerlijk proces. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de zaak vereenvoudigd wordt afgedaan waarbij, geheel of gedeeltelijk, een schriftelijke procedure of een procedure zonder zitting wordt gevolgd.
- (33)
In uitzonderlijke omstandigheden moet het mogelijk zijn een bevriezingsbevel of een confiscatiebevel niet te erkennen of ten uitvoer te leggen, namelijk wanneer de uitvoerende staat door die erkenning of tenuitvoerlegging zijn grondwettelijke bepalingen betreffende de vrijheid van drukpers of de vrijheid van meningsuiting in andere media niet zou kunnen toepassen.
- (34)
Een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht binnen de Unie is gebaseerd op onderling vertrouwen en de veronderstelling dat alle lidstaten zich aan het recht van de Unie houden, met name de grondrechten. In uitzonderlijke situaties, wanneer er gegronde redenen zijn om op basis van specifieke en objectieve gegevens aan te nemen dat de tenuitvoerlegging van een bevriezingsbevel of confiscatiebevel in de bijzondere omstandigheden van het geval zou leiden tot een manifeste schending van een relevant, in het Handvest vervat grondrecht, moet de uitvoerende autoriteit kunnen besluiten het betreffende bevel niet te erkennen en ten uitvoer te leggen. De in dit verband relevante grondrechten zijn met name het recht op een doeltreffende voorziening in rechte, het recht op een onpartijdig gerecht en de rechten van verdediging. Het recht op eigendom zou in beginsel niet relevant mogen zijn, daar de bevriezing en confiscatie van vermogensbestanddelen per definitie een inmenging in het recht op eigendom van een persoon inhouden en er in dit verband in het Unierecht, onder meer in de onderhavige verordening, reeds in de noodzakelijke waarborgen is voorzien.
- (35)
Voordat zij beslist een bevriezingsbevel of een confiscatiebevel niet te erkennen of ten uitvoer te leggen op basis van een grond voor niet-erkenning of niet-tenuitvoerlegging, moet de uitvoerende autoriteit overleg plegen met de uitvaardigende autoriteit om eventueel noodzakelijke aanvullende informatie te verkrijgen.
- (36)
Bij de behandeling van een verzoek van de uitvoerende autoriteit tot beperking van de periode waarbinnen de voorwerpen dienen te worden bevroren, dient de uitvaardigende autoriteit rekening te houden met de omstandigheden van het geval, en met name te bezien of voortzetting van de bevriezing ongerechtvaardigde schade kan toebrengen in de uitvoerende staat. De uitvoerende autoriteit wordt aangespoord om met de uitvaardigende autoriteit overleg te plegen over deze kwestie alvorens een formeel verzoek in te dienen.
- (37)
Wanneer een autoriteit van de uitvaardigende staat een geldsom ontvangt die betaald werd in verband met het confiscatiebevel, dient deze de uitvoerende autoriteit hiervan in kennis te stellen, met dien verstande dat de uitvoerende staat enkel in kennis dient te worden gesteld indien het bedrag van de betalingen in verband met het bevel gevolgen heeft voor het uitstaand bedrag dat op grond van het bevel moet worden geconfisqueerd.
- (38)
De uitvoerende autoriteit moet de mogelijkheid hebben om de tenuitvoerlegging van een bevriezingsbevel of een confiscatiebevel uit te stellen, met name als een lopend strafrechtelijk onderzoek zou kunnen worden geschaad. Zodra er geen gronden voor uitstel meer zijn, dient de uitvoerende autoriteit de nodige maatregelen te nemen om het bevel ten uitvoer te leggen.
- (39)
Na de tenuitvoerlegging van een bevriezingsbevel, en na de beslissing tot erkenning en tenuitvoerlegging van een confiscatiebevel, dient de uitvoerende autoriteit voor zover mogelijk de haar bekende getroffen personen in kennis te stellen van een dergelijke tenuitvoerlegging of een dergelijke beslissing. Daarom moet de uitvoerende autoriteit alle redelijke inspanningen leveren om vast te stellen wie de getroffen personen zijn, nagaan hoe zij kunnen worden bereikt, en hen in kennis stellen van de tenuitvoerlegging van het bevriezingsbevel of van de beslissing tot erkenning en tenuitvoerlegging van het confiscatiebevel. Bij de uitvoering van die verplichting kan de uitvoerende autoriteit de uitvaardigende autoriteit om bijstand verzoeken, bijvoorbeeld wanneer de getroffen personen in de uitvaardigende staat blijken te verblijven. De uit deze verordening voortvloeiende verplichting van de uitvoerende autoriteit om de getroffen personen in kennis te stellen, doet geen afbreuk aan een verplichting van de uitvaardigende autoriteit om informatie te verstrekken aan personen op wie het recht van de uitvaardigende staat van toepassing is, bijvoorbeeld met betrekking tot de uitvaardiging van een bevriezingsbevel of met betrekking tot de bestaande rechtsmiddelen waarin het recht van de uitvaardigende staat voorziet.
- (40)
De uitvaardigende autoriteit moet onverwijld in kennis worden gesteld van de onmogelijkheid een bevriezingsbevel of een confiscatiebevel ten uitvoer te leggen. Een dergelijke onmogelijkheid kan zich voordoen als de voorwerpen reeds zijn geconfisqueerd, zijn verdwenen, zijn vernietigd, niet worden aangetroffen op de door de uitvaardigende autoriteit aangegeven plaats, of als de plaats waar de voorwerpen zich bevinden, niet nauwkeurig genoeg is aangegeven, ondanks overleg tussen de uitvoerende en de uitvaardigende autoriteit. In dergelijke omstandigheden dient de uitvoerende autoriteit niet langer verplicht te zijn het bevel ten uitvoer te leggen. Indien de uitvoerende autoriteit echter vervolgens informatie verkrijgt waardoor zij de voorwerpen kan localiseren, moet zij het bevel ten uitvoer kunnen leggen zonder een nieuw certificaat toe te zenden, zulks overeenkomstig deze verordening.
- (41)
Indien het recht van de uitvoerende staat de tenuitvoerlegging van een bevriezingsbevel of van een confiscatiebevel juridisch onmogelijk maken, dient de uitvoerende autoriteit contact op te nemen met de uitvaardigende autoriteit om de situatie te bespreken en een oplossing te vinden. Een dergelijke oplossing zou kunnen bestaan in de intrekking van het betrokken bevel door de uitvaardigende autoriteit.
- (42)
Zodra de tenuitvoerlegging van een confiscatiebevel is voltooid, stelt de uitvoerende autoriteit de uitvaardigende autoriteit in kennis van de resultaten ervan. Wanneer dit praktisch mogelijk is, dient de uitvoerende autoriteit de uitvaardigende autoriteit op dat ogenblik ook in kennis te stellen van de voorwerpen of de geldsom die zijn geconfisqueerd, en van andere gegevens die zij relevant acht.
- (43)
Op de tenuitvoerlegging van een bevriezingsbevel of van een confiscatiebevel moet het recht van de uitvoerende staat van toepassing zijn, en enkel de autoriteiten van die staat dienen bevoegd te zijn om te beslissen over de procedures voor de tenuitvoerlegging. In voorkomend geval moeten de uitvaardigende en de uitvoerende autoriteit Eurojust of het EJN kunnen verzoeken om assistentie bij kwesties in verband met de tenuitvoerlegging van bevriezings- en confiscatiebevelen, voor zover die kwesties onder hun bevoegdheid vallen.
- (44)
Een voorwaarde voor de correcte uitvoering van deze verordening is dat er nauwe contacten zijn tussen de bevoegde nationale autoriteiten, met name in het geval van gelijktijdige tenuitvoerlegging van een confiscatiebevel in meer dan één lidstaat. De bevoegde nationale autoriteiten moeten daarom telkens wanneer dat nodig is met elkaar overleggen, hetzij rechtstreeks, hetzij, in voorkomend geval, via Eurojust of het EJN.
- (45)
In grensoverschrijdende zaken mag geen afbreuk worden gedaan aan de rechten van slachtoffers op compensatie en teruggave. In de regels voor het beschikken over bevroren of geconfisqueerde voorwerpen moet prioriteit worden gegeven aan de compensatie van, en de teruggave van voorwerpen aan, slachtoffers. Het begrip ‘slachtoffer’ moet worden uitgelegd overeenkomstig het recht van de uitvaardigende staat, waarin ook bepaald moet kunnen worden dat een rechtspersoon een slachtoffer kan zijn voor de toepassing van deze verordening. Deze verordening mag geen afbreuk doen aan de regels inzake compensatie van, en teruggave van voorwerpen aan, slachtoffers in nationale procedures.
- (46)
Indien de uitvoerende autoriteit in kennis is gesteld van een beslissing van de uitvaardigende autoriteit of een andere bevoegde autoriteit in de uitvaardigende staat tot teruggave van bevroren voorwerpen aan het slachtoffer, dient de uitvoerende autoriteit de nodige maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat de betrokken voorwerpen worden bevroren en zo spoedig mogelijk aan het slachtoffer worden teruggegeven. De uitvoerende autoriteit moet de voorwerpen kunnen overdragen aan de uitvaardigende staat, zodat laatstgenoemde de vermogensbestanddelen aan het slachtoffer kan teruggeven, dan wel rechtstreeks aan het slachtoffer, mits de uitvaardigende staat daar toestemming voor verleent. De verplichting tot teruggave van bevroren voorwerpen aan het slachtoffer moet aan de volgende voorwaarden gebonden zijn: het eigendomsrecht van het slachtoffer op de voorwerpen mag niet betwist zijn, waarmee wordt bedoeld dat aangenomen wordt dat het slachtoffer de rechtmatige eigenaar van de voorwerpen is en er geen aannemelijke argumenten worden aangevoerd die dit in twijfel te trekken; het voorwerp mag niet worden opgeëist als bewijsstuk in strafprocedures in de uitvoerende staat; en de rechten van getroffen personen, met name die van derden te goeder trouw, mogen niet worden geschaad. De uitvoerende autoriteit mag de bevroren voorwerpen enkel aan het slachtoffer teruggeven indien aan die voorwaarden is voldaan. Indien de uitvoerende autoriteit van oordeel is dat niet aan die voorwaarden is voldaan, moet zij de uitvaardigende autoriteit raadplegen, bijvoorbeeld om aanvullende informatie te vragen of om de situatie te bespreken teneinde een oplossing te vinden. Indien geen oplossing kan worden gevonden, moet de uitvoerende autoriteit kunnen beslissen de bevroren voorwerpen niet aan het slachtoffer terug te geven.
- (47)
De lidstaten dienen te overwegen een nationale centrale instantie in het leven te roepen die verantwoordelijk is voor het beheer van bevroren voorwerpen met het oog op een eventuele latere confiscatie, evenals voor het beheer van geconfisqueerde voorwerpen. Bevroren en geconfisqueerde voorwerpen mogen bij voorrang worden ingezet voor projecten op het gebied van rechtshandhaving en preventie van georganiseerde misdaad, en voor andere projecten van publiek belang en maatschappelijk nut.
- (48)
De lidstaten dienen te overwegen een nationaal fonds op te richten dat waarborgt dat passende compensatie wordt verstrekt aan slachtoffers van misdrijven, zoals nabestaanden van politiemensen en overheidsfunctionarissen die bij de uitoefening van hun taak gedood of blijvend invalide worden. De lidstaten kunnen een deel van de geconfisqueerde vermogensbestanddelen aan dat fonds toewijzen.
- (49)
De lidstaten mogen niet de mogelijkheid hebben om van elkaar een compensatie te vragen voor de kosten die voortvloeien uit de toepassing van deze verordening. Als de uitvoerende staat hoge of uitzonderlijke kosten heeft gemaakt, bijvoorbeeld omdat de voorwerpen reeds lange tijd zijn bevroren, moet de uitvaardigende autoriteit evenwel voorstellen van de uitvoerende autoriteit om de kosten te delen, in overweging nemen.
- (50)
Om problemen die worden vastgesteld met betrekking tot de inhoud van de certificaten als bedoeld in de bijlagen bij deze verordening in de toekomst zo spoedig mogelijk te kunnen aanpakken, moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie worden overgedragen wat betreft de wijzigingen van die certificaten. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven(14). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
- (51)
Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te bereiken.
- (52)
Wat betreft veiligstelling van bewijsmateriaal, is Kaderbesluit 2003/577/JBZ al vervangen door Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad (15) voor de lidstaten die gebonden zijn door die richtlijn. Kaderbesluit 2003/577/JBZ moet wat betreft bevriezing van voorwerpen worden vervangen door deze verordening tussen de lidstaten die door deze verordening gebonden zijn. Ook Kaderbesluit 2006/783/JBZ moet worden vervangen door deze verordening tussen de lidstaten die door deze verordening gebonden zijn. De bepalingen van Kaderbesluit 2003/577/JHA[lees: 2003/577/JBZ] wat betreft bevriezing van voorwerpen, evenals die van Kaderbesluit 2006/783/JHA[lees: 2006/783/JBZ], moeten derhalve van toepassing blijven, niet alleen tussen de lidstaten die niet zijn gebonden door deze verordening, maar ook tussen een lidstaat die niet en een lidstaat die wel gebonden is door deze verordening.
- (53)
De rechtsvorm van deze handeling mag geen precedent vormen voor toekomstige rechtshandelingen van de Unie op het gebied van de wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken en beslissingen in strafzaken. De keuze van de rechtsvorm voor toekomstige rechtshandelingen van de Unie moet zorgvuldig per geval worden beoordeeld op basis van onder meer de doeltreffendheid van de rechtshandeling en de beginselen van evenredigheid en subsidiariteit.
- (54)
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat, overeenkomstig Besluit 2007/845/JBZ van de Raad (16), hun bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen onderling samenwerken met het oog op het vergemakkelijken van de opsporing en identificatie van opbrengsten van misdrijven en andere met misdrijven verband houdende voorwerpen die het voorwerp kunnen worden van een bevriezings- of confiscatiebevel.
- (55)
Overeenkomstig artikel 3 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het VEU en het VWEU, heeft het Verenigd Koninkrijk te kennen gegeven dat het aan de vaststelling en toepassing van deze verordening wenst deel te nemen.
- (56)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat.
- (57)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
Standpunt van het Europees Parlement van 4 oktober 2018 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt)] en besluit van de Raad van 6 november 2018.
PB C 115 van 4.5.2010, blz. 1.
Kaderbesluit 2003/577/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of bewijsstukken (PB L 196 van 2.8.2003, blz. 45).
Kaderbesluit 2006/783/JBZ van de Raad van 6 oktober 2006 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie (PB L 328 van 24.11.2006, blz. 59).
Richtlijn 2014/42/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de bevriezing en confiscatie van hulpmiddelen en opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie (PB L 127 van 29.4.2014, blz. 39).
Richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op tolk- en vertaaldiensten in strafprocedures (PB L 280 van 26.10.2010, blz. 1).
Richtlijn 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures (PB L 142 van 1.6.2012, blz. 1).
Richtlijn 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming (PB L 294 van 6.11.2013, blz. 1).
Richtlijn (EU) 2016/343 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn (PB L 65 van 11.3.2016, blz. 1).
Richtlijn (EU) 2016/800 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 1).
Richtlijn (EU) 2016/1919 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende rechtsbijstand voor verdachten en beklaagden in strafprocedures en voor gezochte personen in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel (PB L 297 van 4.11.2016, blz. 1).
Besluit 2008/976/JBZ van de Raad van 16 december 2008 betreffende het Europees justitieel netwerk (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 130).
Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1).
PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken (PB L 130 van 1.5.2014, blz. 1).
Besluit 2007/845/JBZ van de Raad van 6 december 2007 betreffende de samenwerking tussen de nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen op het gebied van de opsporing en de identificatie van opbrengsten van misdrijven of andere vermogensbestanddelen die hun oorsprong vinden in misdrijven (PB L 332 van 18.12.2007, blz. 103).