Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/321
321 Verbijzondering onrechtmatig verkregen bewijs: persoonlijk onderzoek door verzekeraar
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691855:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Art. 1 Gedragscode Persoonlijk Onderzoek van het Verbond van Verzekeraars. De Gedragscode is in werking getreden op 1 september 1997, per 1 januari 2004 herzien en in december 2011 vervangen door een hernieuwde versie. Zie ook Asser/Wansink, Van Tiggele & Salomons 7-IX 2019/269 en 285.
Pas als het vragen van medewerking van de benadeelde geen zin (meer) heeft, mag worden overgegaan tot het inzetten van een persoonlijk onderzoek (HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:942, NJ 2015/20 met nt. M.M. Mendel & H.B. Krans (Achmea/Rijnberg)).
De Gedragscode (zelfregulering) beoogt invulling te geven aan de belangenafweging, met name door het opnemen van de verplichting voor verzekeraars tot het in acht nemen van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De Gedragscode is geen recht in de zin van art. 79 RO, zodat de uitleg daarvan in cassatie niet op juistheid kan worden onderzocht.
J.L. Smeehuijzen in zijn noot onder 21 onder HR 13 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1176, NJ 2020/7 (Meetinstructie I).
Indien bijv. de verzekeraar alternatieve onderzoeksmethoden voor het doen van een deugdelijk feitenonderzoek onbenut heeft gelaten.
Van Boom zet vraagtekens bij het ‘inpluggen’ van regels van het Verbond van Verzekeraars in de verzekeringsvoorwaarden; deze ‘openbare bronnen’ zijn niet ter hand gesteld (Van Boom 2020).
HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD9609, NJ 2003/589 met nt. J.B.M. Vranken (X/Aegon; geheime foto- en video-opnamen). Zie ook HR 7 oktober 2022: ECLI:NL:HR:2022:1375.
HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:942, NJ 2015/20 met nt. M.M. Mendel & H.B. Krans, JBPr 2014/49 met nt. M.R. Kremer onder nr. 52, JA 2014/65 met nt. M.H.J. Lubbers & P. Oskam en JIN 2014/113 met nt. R.D. Leen (Achmea/Rijnberg). Zie ook HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1632, NJ 2014/535, JBPr 2014/52 met nt. M.R. Kremer.
Bijkomende omstandigheden kunnen zijn gelegen in het feit dat de verzekeraar zich op verschillende gronden niet heeft gehouden aan de door het Verbond van Verzekeraars opgestelde regels van het Persoonlijk Onderzoek. Er bestaat dan aanleiding het onrechtmatig verkregen bewijs niet mee te wegen bij de afwikkeling van de schade.
Indien een verzekerde uitkering onder de polis vordert, kan de verzekeraar weigeren uit te keren omdat hij meent dat de verzekerde onjuiste informatie heeft verschaft over de gebeurtenis of over de schade, indien hij daardoor in een redelijk belang is geschaad (art. 7:941 lid 4 BW; een bevrijdend verweer). De verzekeraar kan zich daarbij beroepen op een door hem gedaan persoonlijk onderzoek. Een persoonlijk onderzoek door een verzekeraar mag eerst worden ingesteld, wanneer het feitenonderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft voor een verantwoorde beslissing over de aanspraak op een uitkering dan wel wanneer er een redelijk vermoeden van fraude bestaat.1 De verzekerde kan aanvoeren dat het overgaan tot en het gebruik maken van de uitkomsten van het persoonlijk onderzoek onrechtmatig is (een contra-bevrijdend verweer).
Gedragscode Persoonlijk Onderzoek van het Verbond van Verzekeraars
Het instellen door een verzekeraar van een persoonlijk onderzoek vormt een inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verzekerde.2 De aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond kan aan een inbreuk het onrechtmatige karakter ontnemen. De beslissing van een verzekeraar om een persoonlijk onderzoek te doen uitvoeren (de rechtvaardigingsgrond), wordt door de rechter aan de in de Gedragscode uitgewerkte beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit getoetst.3 De Gedragscode is bepalend voor het onrechtmatigheidsoordeel;4 tot uitgangspunt kan worden genomen dat indien een verzekeraar in strijd met de code handelt,5 sprake is van een ongerechtvaardigde en derhalve onrechtmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verzekerde.6 Een afweging zal worden gemaakt tussen het belang van de verzekerde bij eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer en het belang van de verzekeraar bij het onderkennen, voorkomen, onderzoeken en bestrijden van oneigenlijk gebruik van het recht op een verzekeringsuitkering.7
Uitgangspunt is ook hier dat wanneer de rechter oordeelt dat bewijs onrechtmatig is verkregen, in een civiele procedure niet als algemene regel geldt dat de rechter op onrechtmatig verkregen bewijs geen acht mag slaan. Alleen indien sprake is van bijkomende omstandigheden, is terzijdelegging van dat bewijs gerechtvaardigd.8 De bijkomende omstandigheden zullen gesteld en bewezen moeten worden door de partij die een beroep doet op uitsluiting van het bewijs (de verzekerde).9