Einde inhoudsopgave
Verdrag van Genève betreffende de behandeling van krijgsgevangenen, van 12 Augustus 1949
Artikel 98
Geldend
Geldend vanaf 21-10-1950
- Bronpublicatie:
12-08-1949, Trb. 1951, 74 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-10-1950
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-08-1949, Trb. 1951, 74 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
1.
Een krijgsgevangene die een vrijheidsstraf ondergaat als krijgstuchtelijke straf, zal de voordelen van de bepalingen van dit Verdrag blijven genieten, behoudens voor zover deze door het feit van zijn opsluiting noodzakelijkerwijze niet toegepast kunnen worden. In geen geval mogen hem de rechten, voortvloeiend uit de artikelen 78 en 126, worden onthouden.
2.
Aan krijgstuchtelijk gestrafte krijgsgevangenen mogen de bijzondere rechten, verbonden aan hun rang, niet worden ontnomen.
3.
Aan krijgstuchtelijk gestrafte krijgsgevangenen zal worden toegestaan dagelijks lichaamsbeweging te nemen en in de open lucht te vertoeven gedurende ten minste twee uur.
4.
Op hun verzoek zal hun worden toegestaan zich op het dagelijks ziekenrapport te melden; zij zullen de verzorging ontvangen, welke hun gezondheidstoestand noodzakelijk maakt, en, zo nodig, worden opgenomen in het ziekenverblijf van het kamp of in een hospitaal.
5.
Hun zal worden toegestaan te lezen en te schrijven, alsook brieven te verzenden en te ontvangen. Pakketten en geldzendingen kunnen hun echter worden onthouden tot na het einde van de straf; deze zullen intussen aan de vertrouwensman worden toevertrouwd, die aan het ziekenverblijf de aan bederf onderhevige levensmiddelen welke zich in die pakketten bevinden, zal onderhandigen.